abcdefgh
Aan
de voorzitter van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 22
2513 AA DEN HAAG
Contactpersoon Doorkiesnummer
- -
Datum Bijlage(n)
3 september 2008 -
Ons kenmerk Uw kenmerk
VenW/DGLM-2008/310 -
Onderwerp
Behandeling wetsvoorstel RBML
Geachte voorzitter,
Het wetsvoorstel Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens (RBML) is op
18 oktober 2007 aangenomen door de Tweede Kamer. De vaste commissie voor Verkeer
en Waterstaat van de Eerste Kamer heeft op 22 april 2008 het eindverslag uitgebracht en
geconcludeerd dat de plenaire behandeling van het wetsvoorstel voldoende is voorbereid.
De commissie heeft vervolgens op 6 mei 2008 besloten de voor 1 juli 2008 voorziene
plenaire behandeling uit te stellen in afwachting van de Luchtvaartnota, zoals de voorzitter
mij per brief van 20 mei 2008 heeft laten weten. Ik betreur dit uitstel ten zeerste en wil u
nogmaals wijzen op het belang van bespreking van het wetsvoorstel op korte termijn.
Opportuniteit wetsvoorstel RBML
Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel RBML op 27 september en 11 oktober 2007
heb ik de Tweede Kamer een nota toegezegd, waarin een rijksvisie op de ontwikkeling van
de Nederlandse luchthavens wordt geschetst. In deze nota wil ik ook het advies van de
Alderstafel over de ontwikkeling van Schiphol voor de middellange termijn verwerken. De
totstandkoming en planning van de luchtvaartnota is daarom mede afhankelijk van de
planning van het eindadvies van de Alderstafel. Nu dat eindadvies over de zomer is getild,
verwacht ik de luchtvaartnota eind van dit jaar aan te kunnen bieden aan de Kamer.
In de memorie van antwoord, die ik u in april heb toegezonden, heb ik al aangegeven dat
het voorliggende wetsvoorstel in hoge mate kaderwetgeving is, waarbij de invulling
geschiedt bij AMvB's en waarbij ruimte wordt gelaten voor keuzes in de Luchtvaartnota.
Op de invulling van de Luchtvaartnota loopt het wetsvoorstel niet vooruit en daarop
Postadres Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Telefoon 070 351 61 71
Bezoekadres Plesmanweg 1-6, 2597 JG Den Haag Fax 070 351 78 95
bereikbaar met tram 9 (station hs en cs) en bus 22 (station cs)
VenW/DGLM-2008/310
behoeft dus ook niet te worden gewacht. In de memorie van antwoord ben ik nader
ingegaan op de elementen die de opportuniteit van het wetsvoorstel illustreren.
Ik heb al eerder aangegeven dat ik de noodzaak om te wachten op vaststelling van het
nationale luchtvaartbeleid niet zie, gelet op het karakter van kaderwet van het RBML.
Bijvoorbeeld als het gaat om het milieu en de randvoorwaarden voor het geluid moet een
nadere invulling worden vastgelegd in het Besluit Burgerluchthavens. Wat de inhoud van
dit Besluit betreft, wijs ik u erop dat dit na besluitvorming in de ministerraad zal worden
voorgehangen bij de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. Het parlement kan dus eventuele
bezwaren inbrengen voordat het besluit in werking treedt. De uiteindelijke beslissing over
nationale of regionale betekenis van de luchthavens Eelde, Maastricht en Rotterdam kan
worden genomen door afzonderlijke artikelen van de wet al dan niet in werking te laten
treden.
Afhandeling lopende aanwijzingsprocedures
Tot voor kort mocht ik ervan uitgaan dat het RBML vóór het eind van dit jaar in werking
zou kunnen treden. Nu de Eerste Kamer heeft aangegeven het RBML vooralsnog niet te
willen behandelen, ontstaat hier een knelpunt voor de lopende aanwijzingsprocedures
voor regionale luchtvaarttereinen. Dit knelpunt wil ik u graag onder de aandacht brengen
in aanvulling op het eerder door mij aan u geschetste belang van het van kracht worden
van het wetsvoorstel. Hieronder licht ik dat punt nader toe.
Op grond van de Luchtvaartwet kan een luchtvaartterrein worden aangewezen, mits dat
aan te wijzen terrein in overeenstemming is met een structuurvisie. Het Structuurschema
Burgerluchthavens (SBL) is zo'n structuurvisie voor alle luchtvaartterreinen, behalve voor
Maastricht en Lelystad. Voor die twee terreinen is de Structuurvisie Luchtvaartterreinen
Maastricht en Lelystad vastgesteld. Beide documenten waren tot 1 juli 2008 planologische
kernbeslissingen in de zin van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening. Per die datum
zijn deze pkb's van rechtswege `omgezet' in (rijks)structuurvisies als bedoeld in de nieuwe
Wet ruimtelijke ordening (Wro). Beide structuurvisies zijn nodig om lopende
aanwijzingsprocedures op grond van de Luchtvaartwet te kunnen afronden, zoals die daar
thans zijn voor de luchthavens Lelystad, Rotterdam, Maastricht, Eelde en Teuge. Het SBL
vervalt op 25 december 2008 en de Structuurvisie Maastricht en Lelystad op 20 mei 2009.
Het wetsvoorstel RBML heeft hierin voorzien met de overgangsbepalingen (artikel XVIA
en XVII). Daarin is bepaald dat het SBL en de Structuurvisie Luchtvaartterreinen Maastricht
en Lelystad nog van toepassing blijven op nog lopende aanwijzingsprocedures. Daarvoor
is wel nodig dat beide structuurvisies op de dag vóór inwerkingtreding van RBML nog
gelden. Nu uw Kamer heeft besloten de behandeling van het wetsvoorstel RBML uit te
stellen, mag ik er niet langer van uitgaan dat RBML tijdig in werking zal treden waardoor
de voortgang van lopende aanwijzingsprocedures in de knel komt.
Inmiddels heb ik de Tweede Kamer bericht dat ik ten gevolge hiervan mij genoodzaakt zie
om de looptijd van beide structuurvisies te verlengen tot het tijdstip van inwerkingtreding
van RBML. Met deze verlenging span ik mij tot het uiterste in om de voortgang van de
lopende aanwijzingsprocedures te borgen. Snelle inwerkingtreding van RBML blijft echter
---
VenW/DGLM-2008/310
de meest elegante en robuuste oplossing. Juist nu een rijksvisie op de ontwikkeling van de
Nederlandse luchthavens zal worden geschetst in de aangekondigde Luchtvaartnota, is het
wat mij betreft verwarrend, zo niet onwenselijk, om dergelijke oude structuurvisies nog
formeel te moeten verlengen.
Ik doe dan ook een nadrukkelijk beroep op uw Kamer om de plenaire behandeling van het
wetsvoorstel RBML spoedig na het reces alsnog doorgang te laten vinden, mede omdat ik
wil inzetten op het minimaliseren van de juridische risico's bij de aanwijzingsprocedures
voor regionale luchthavens. U zult zich realiseren dat verlenging van de looptijd van de
structuurvisies onder de nieuwe Wro een novum is, dat, zeker gezien het ontbreken van
een eenduidig in de wet vastgelegde verlengingsprocedure, in laatste instantie door de
rechter zal worden beoordeeld op de houdbaarheid.
Ik ga ervan uit dat ik u hiermee aanvullend op de memorie van antwoord en in reactie op
uw besluit tot uitstel van plenaire behandeling voldoende heb geïnformeerd over het
belang van spoedige plenaire behandeling van het wetsvoorstel RBML.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Camiel Eurlings
---
Ministerie van Verkeer en Waterstaat