waar ze thuishoren'
`Welzijnsactiviteiten terug naar plek waar ze thuishoren'
Toespraak, 1 september 2008
Welzijnsachtige zaken, zoals sport- en spelactiviteiten in buurten en
wijken of een boodschappenbegeleidingsdienst, zijn in de loop der tijd
onder de AWBZ-paraplu geschoven. Die moeten weer terug naar de plek
waar ze thuishoren, in veel gevallen de gemeente. Dat zei
staatssecretaris Bussemaker tijdens de conferentie `Zeker van zorg, nu
en straks' over de toekomst van de AWBZ. De volledige toespraak is
hieronder afgedrukt.
Goedemiddag dames en heren,
Welkom op deze conferentie. Fijn dat u weer met zovelen naar Woerden
bent gekomen om met elkaar te praten over de toekomst van de
langdurige zorg en meer in het bijzonder de AWBZ. Ruim een jaar
geleden heb ik velen van u gezien en gesproken tijdens de zogeheten
honderd dagen-conferentie, eveneens in deze locatie. We spraken toen
af elkaar regelmatig te ontmoeten en bij te praten. Daarom heb ik u
uitgenodigd hier vandaag te zijn.
Vorig jaar stond ik uitgebreid stil bij mijn, toen nog vrij prille,
ervaringen met de langdurige zorg, vooral opgedaan tijdens
werkbezoeken. Ik heb u toen ook verteld welke conclusies ik daar uit
trok en wat er volgens mij moet gebeuren om de AWBZ-sector
toekomstbestendig te maken. Dat wil zeggen: kwalitatief hoogwaardig,
betaalbaar én toegankelijk. Want het was mij snel duidelijk dat we
niet op dezelfde voet verder kunnen gaan. Ik denk dat we het daar
inmiddels allemaal wel over eens zijn.
De AWBZ is veertig jaar geleden bedacht voor de groep kwetsbare mensen
die langdurige zorg nodig hebben. Maar in de loop der tijd is de AWBZ
uitgegroeid tot een verzekering waar ook groepen onder vallen waarvan
je je kunt afvragen of het hier altijd gaat om langdurige
onverzekerbare zorg. Zo is er bijvoorbeeld een enorme groei geweest in
de ondersteunende begeleiding voor de jeugd, zeker de laatste vijf
jaar. Of huiswerkbegeleiding voor jongeren met problemen.
Zo zijn er de afgelopen jaren wel meer problemen op het terrein van
bijvoorbeeld onderwijs, welzijnswerk en jeugdzorg op het bordje van de
AWBZ geschoven. Zaken waarvan je je kunt afvragen of die wel in de
AWBZ thuishoren. Dat verklaart ook mede de sterke stijging van de
kosten. Er gaat inmiddels jaarlijks ruim 22 miljard euro om in de AWBZ
en dat bedrag stijgt elk jaar weer.
Als we niets zouden doen, wordt de AWBZ als een gebouw waar steeds
nieuwe verdiepingen op worden geplaatst, zonder rekening te houden met
het fundament waarop het gebouw rust. Dat fundament is in dit geval de
solidariteit met de meest kwetsbaren in onze samenleving, in de vorm
van de AWBZ-premie van gemiddeld 320 euro per maand. Als we willen dat
die solidariteit behouden blijft en daarmee het fundament onder de
AWBZ, dan kan de AWBZ niet in z'n huidige vorm blijven bestaan. Want
mensen willen best betalen, maar dan moet hun geld wel goed worden
besteed.
En om de beeldspraak nog even door te trekken: als hoofdaannemer heb
ik intussen een aantal veranderingen in de bouwtekening doorgevoerd
die ertoe moeten leiden dat het AWBZ-gebouw overeind blijft staan. En
als ik u even oneerbiedig als onderaannemers mag bestempelen: u moet
in de praktijk met die doelstellingen aan de slag. Juist omdát u
dagelijkse praktijk als geen ander kent, heb ik uw inbreng en
expertise nodig. Niet alleen vandaag, maar ook morgen.
Dames en heren,
Er is, sinds wij elkaar vorig jaar spraken, het nodige gebeurd. Dat
zal u niet zijn ontgaan. Zoals ik al zei heb ik inmiddels mijn visie
op de toekomst van de AWBZ gegeven in de vorm van een aantal
doelstellingen. Die visie is mede gebaseerd op een advies van de
Sociaal-Economische Raad. De kern van de visie is ook de titel van
deze conferentie: `Zeker van zorg, nu en straks'.
Ik denk dat het, ook met het oog op de discussie straks, goed is als
ik hier nog even de belangrijkste uitgangspunten van dit kabinet noem
als het gaat om de toekomst van de AWBZ. Die uitgangspunten zijn: 1)
de AWBZ blijft, in aangepaste vorm, gehandhaafd en 2) de AWBZ moet ook
op de lange termijn staan voor kwalitatief goede zorg voor kwetsbare
mensen die langdurig zorg nodig hebben.
Op basis van die twee uitgangspunten wil ik het functioneren van de
AWBZ op vijf onderdelen verbeteren. Ten eerste wil ik de positie van
de cliënt versterken. Een eerste maatregel daarvoor is de
zorgzwaartebekostiging. Dat houdt in dat instellingen niet langer geld
krijgen voor de beschikbare capaciteit, maar voor de hoeveelheid zorg
die een cliënt nodig heeft. Ik wil zorgzwaartebekostiging vanaf 1
januari 2009 stapsgewijs invoeren.
In de tweede plaats wil ik dat de kwaliteit van de zorg verbetert.
Daar heeft de sector de afgelopen jaren al veel aan gedaan en dat doet
ze nog steeds. Bijvoorbeeld door het opstellen en invoeren van
kwaliteitsindicatoren, het werken aan verbeteringen via de Zorg voor
Beter-trajecten en het opstellen van veiligheidsplannen. Mijn
complimenten daarvoor.
Voor de cliënten is er sinds deze zomer goed vergelijkbare
kwaliteitsinformatie beschikbaar op www.kiesbeter.nl. Voor hen moet
het gewone leven zo veel mogelijk door kunnen gaan als zij in een
instelling verblijven. Bijvoorbeeld als het gaat om de maaltijden. Dus
geen eten uit een gaarkeuken op de kamer, maar liefst een maaltijd die
is bereid door een instellingskok en die wordt geserveerd aan een
gedekte tafel.
In de derde plaats wil ik de keuzevrijheid en diversiteit in wonen
bevorderen. Ik vind het heel belangrijk dat mensen in de langdurige
zorg echt kunnen kiezen hoe ze willen wonen. Juist omdat ze dan zo
veel mogelijk hun eigen leven kunnen blijven leiden. Dat kan volgens
mij het beste worden bereikt door wonen en zorg financieel te
scheiden. En om instellingen meer vrijheid te geven om te bouwen,
wordt per 2009 het bouwregime voor de langdurige zorg afgeschaft. Dat
scheelt ook gelijk in de administratieve lasten.
Daarover gesproken en dat is ook gelijk mijn vierde punt: ik ga de
uitvoering van de AWBZ vereenvoudigen en de bureaucratie verminderen.
Onder meer door het vereenvoudigen van de indicatiestelling en het
verbeteren van de uitvoering door zorgkantoren. Er lopen al enkele
experimenten waarbij huisartsen en verpleegkundigen de indicatie doen.
Dan het vijfde en laatste punt. Ik wil dat degenen die AWBZ-premie
betalen solidair blijven met degenen die om welke reden dan ook
langdurig zorg nodig hebben. Die solidariteit is op te brengen zo lang
het gaat om geloofwaardige en onbetwistbare vormen van zorg. Op dit
moment is niet goed geformuleerd wie wanneer waar precies recht op
heeft. We moeten dus zorgen voor heldere definities, zodat iedereen
voortaan weet op welke zorg je onder welke omstandigheden aanspraak
kunt maken.
Dat laatste is de verantwoordelijkheid van de overheid. Die moet
zorgen voor de juiste randvoorwaarden op basis waarvan de instellingen
goede AWBZ-zorg kunnen leveren. Maar mensen hebben ook een eigen
verantwoordelijkheid. Ik bedoel: kijk eerst eens om je heen of je niet
zelf iets kunt regelen voordat je een beroep doet op de overheid. En
als het een publieke verantwoordelijkheid is, is het de vraag of de
AWBZ de eerst aangewezen wet is, dan wel de jeugdzorg of de gemeente.
Om die reden heb ik vorig jaar al een aantal maatregelen genomen om
het beroep op de AWBZ te beperken. Het gaat dan om zaken als hulp bij
de administratie, of hulp bij het doen van boodschappen.
En op 1 januari 2009 gaat een aantal nieuwe maatregelen in. Zoals het
omvormen van ondersteunende en activerende begeleiding en behandeling
tot twee functies: begeleiding en behandeling. Daarnaast verdwijnt de
grondslag `psychosociaal' uit de AWBZ. Verder wordt het gebruik van de
AWBZ door jongeren met een licht verstandelijke handicap beperkt.
Belangrijkste doelstelling van al deze maatregelen is: het bieden van
duidelijkheid en zekerheid over de beschikbaarheid van de zorg, nu én
in de toekomst. Maar er is naar mijn idee meer aan de hand. Ik neem
een maatschappelijke tendens waar die mij zorgen baart. De AWBZ is in
de loop der jaren in zijn aard en omvang veranderd. Steeds meer mensen
krijgen ondersteuning vanuit de AWBZ, in natura of via een
persoonsgebonden budget.
Die ondersteuning is bijna altijd individueel gericht. De vraag is:
moeten we toe naar een samenleving waarin elke vorm van hulp en
ondersteuning vanaf al soms jonge leeftijd daadwerkelijk op
individuele basis wordt verstrekt? Een maatschappij waarin ieder kind
individuele begeleiding kan krijgen naar bijvoorbeeld school of de
sportclub? Een samenleving waarin mensen en vaak ook jongeren al vanaf
jonge leeftijd een medisch etiket opgeplakt krijgen?
Ik bedoel: als iemand vroeger niet goed kon meekomen op school, kreeg
hij of zij een plekje op bijvoorbeeld de postkamer, Maar nu belandt
die persoon op de wachtlijst voor de sociale werkplaats of voor de
geestelijke gezondheidszorg. Daarom zijn die wachtlijsten nu ook zo
lang.
Ik wil graag toe naar een andere visie op de maatschappij. Een
maatschappij waarin ieder kind in een veilige omgeving kan opgroeien.
Dat is natuurlijk voor een belangrijk deel de verantwoordelijkheid van
de ouders, maar ook de school, de naschoolse opvang, de sportclub, de
buurt spelen daarin een belangrijke rol.
En in sommige gevallen ook de gemeenten. Want die kunnen bepaalde
zaken heel goed collectief aanpakken. Neem Almere. Het adagium van
Almere is: van beperkingen naar potenties, naar eigen regie. In de
praktijk houdt dat in dat als een inwoner van die gemeente
ondersteuning nodig heeft, eerst wordt gekeken waaraan hij of zij
precies behoefte heeft. Vervolgens gaat die man of vrouw daarmee naar
een voorzieningenwarenhuis, waar alle vormen van professionele en
vrijwillige ondersteuning zijn ondergebracht. De persoon in kwestie
kan dan zelf afwegen of hij gebruik wil maken van professionele of van
vrijwillige ondersteuning. Dat spreekt mij zeer aan, want op die
manier wordt gezocht naar oplossingen die aansluiten bij wat iemand
nog wél kan.
Een ander mooi voorbeeld in dit verband is het project `Sociaal
vangnet in de buurt' in Hoorn. Dat project is erop gericht ouderen zo
lang mogelijk zelfstandig in hun eigen buurt te laten wonen. Dat
gebeurt met de inzet van vrijwilligers, jongeren en andere betrokkenen
uit de buurt. Op die manier wordt de vereenzaming van ouderen
tegengegaan en leren jongeren iets over waarden. Een mooie combinatie
van zorg voor kwetsbaren en het bieden van een perspectief aan
anderen, oftewel een combinatie van de Wet maatschappelijke
ondersteuning en de Wet werk en bijstand.
Er zijn meer van dergelijke initiatieven, zoals de inzet van langdurig
werklozen bij boodschappenbegeleidingsdiensten of klussendiensten,
maatjesprojecten waarin leerlingen van een klas optreden als mentor
voor een kind met problemen en allerlei sport- en spelactiviteiten in
de buurt met ondersteuning van buurtbewoners en vrijwilligers. Ik wil
er maar mee zeggen dat er genoeg mogelijkheden zijn om zowel jongeren
als ouderen het steuntje in de rug te geven dat ze nodig hebben.
Zonder dat je het direct in de medische oplossingen zoekt.
Als iemand aangeeft eenzaam te zijn en niet meer zo goed ter been, dan
is de simpelste oplossing zo iemand een scootmobiel te geven. Maar
daarmee los je lang niet altijd het eigenlijke probleem op. Je kunt er
dan als gemeente beter voor zorgen dat er ergens een ontmoetingsplek
komt in bijvoorbeeld een buurthuis. Gemeenten hebben soms wat al te
rigoreus op dit soort welzijnsachtige activiteiten bezuinigd. Met als
gevolg dat sommige van die activiteiten langzamerhand onder de
AWBZ-paraplu zijn geschoven.
Ik vind dat ze weer terugmoeten naar de plek waar ze van oudsher
thuishoren. Dat geldt bijvoorbeeld ook als iemand door omstandigheden
niet meer zelfstandig boodschappen kan doen. Dan hoeft echt niet
altijd direct Tafeltje Dekje of een andere maaltijdservice te worden
ingeschakeld. Het kan ook de buurman of buurvrouw zijn die de
boodschappen haalt, of je laat je boodschappen thuisbezorgen. En
desnoods regelt de gemeente dat er een vrijwilliger is die met die
mijnheer of mevrouw naar de winkel gaat. Ik wil maar zeggen: er zijn
vaak genoeg alternatieven voordat je terugvalt op de zorg.
Dames en heren,
Ik heb genoeg gepraat. Ik wil nu ook graag van u horen hoe u over de
toekomst van de langdurige zorg denkt. Daarom gaan we zo meteen met
elkaar discussiëren aan de hand van vijf thema's. Ik noem ze even
kort:
1. Solidariteit en houdbaarheid. Kunnen we volgens u met de
voorgestelde maatregelen de kwaliteit van de zorg verhogen, de kosten
beheersen en de solidariteit van de premiebetalers garanderen?
2. Versterken van de positie van de cliënt. Met de
zorgzwaartepakketten volgt het geld de cliënt naar de instelling van
zijn keuze. Ziet u nog meer mogelijkheden om de positie van de cliënt
te versterken?
3. De kwaliteit van de zorg. Alle randvoorwaarden om kwalitatief goede
zorg te leveren zijn volgens mij nu aanwezig. Als een instelling het
nu niet goed doet, ligt dat aan de instelling zelf. Of ziet u dat
anders?
4. Keuzevrijheid en diversiteit van wonen. Hoe ziet volgens u de
ideale woonsituatie voor mensen die langdurig zorg nodig hebben er
over, pakweg, 40 jaar uit?
5. Bureaucratie en vermindering van administratieve lasten. Hoe kan de
uitvoering van de zorg verder worden vereenvoudigd?
Ik ben erg benieuwd naar uw opvattingen. Dank u wel.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport