01-09-2008 | Hooglandse Kerk, Leiden | Toespraak: Verhagen - Minister van Buitenlandse Zaken
Samenvatting:
Veranderende wereld, vaste waarden: buitenlands beleid in de 21e eeuw
Geachte professor Van der Heijden, dames en heren,
Allereerst mijn oprechte excuses dat ik vanmiddag niet fysiek aanwezig kan
zijn om u te woord te staan. Dat zou mijn grote voorkeur hebben gehad. Maar het
leven van ministers, en zeker die van Buitenlandse Zaken, wordt door de
actualiteit beheerst, en zo komt het dat ik vanmiddag aanwezig moet zijn bij een
ingelaste Europese Raad over de crisis in Georgië. Zoals Secretaris-generaal Ed
Kronenburg zojuist al zei, vind ik dat bijzonder spijtig. Ik ben u wel heel
erkentelijk dat ik nu via dit scherm tot u kan spreken.
Toen ik deze zomer nadacht over het thema van deze rede, gingen mijn
gedachten als vanzelfsprekend terug naar de tijd waarin ik zelf in Leiden
studeerde: mijn introductieperiode, de spanning van een nieuw begin, de
verhuizing vanuit Maastricht, de nieuwe wereld die me wachtte. Ik stortte me er
vol overgave in.
Vorig jaar heb ik mijn dochter verhuisd, toen zij in Leiden ging studeren. Ik
moet zeggen, heel even betrapte ik mezelf op de gedachte dat alles hetzelfde is
gebleven. Maar dat is beslist niet waar. Niet alleen het decor waartegen het
universitaire leven zich afspeelt, is ingrijpend veranderd de afgelopen dertig
jaar, ook de universiteit en haar studenten zijn veranderd. In het tijdsbestek
van één generatie is de Universiteit Leiden, net als de rest van Nederland,
stevig geïnternationaliseerd. Toen ik hier begon, leidde de universiteit zijn
studenten op voor de Nederlandse arbeidsmarkt. Mijn generatie werd klaargestoomd
voor een carrière die zich binnen Nederland zou afspelen, een enkele
uitzondering daargelaten. Buitenlandse studenten, promovendi of hoogleraren
waren er toen bijna niet. Ook een loket voor internationale zaken bestond niet
daar was helemaal geen behoefte aan. Er vonden nauwelijks internationale
uitwisselingen plaats. Dat is vandaag wel anders. In het academisch jaar
2006/2007 brachten ruim 650 Leidse studenten een periode in het buitenland door.
En ook de instroom van buitenlandse studenten is sterk toegenomen: in 2007 waren
het er ongeveer 1750, op een totaal aantal studenten van ruim 17.000, ruwweg
zo'n 10% van de studentenpopulatie.1 (#ftn1) En hun
aantal stijgt.
Studenten hebben nu een ander toekomstperspectief. Het is niet ondenkbeeldig
dat jullie een deel van je arbeidzame leven in het buitenland zullen
doorbrengen. De kans dat jullie voor een buitenlands of internationaal bedrijf
komen te werken, is groot, óók als je in Nederland blijft. Jullie groeien op
zonder grenzen en jullie mogelijkheden zijn ook letterlijk - grennzeloos. Maar
tegelijkertijd is de concurrentie groter geworden. Als jullie dadelijk
solliciteren, neem je het niet alleen tegen elkaar op, maar ook tegen
buitenlandse studenten: uit Europa, de Verenigde Staten, India,
China...Globalisering heeft de wereld een stuk dichterbij huis gebraccht.
1. Globalisering
Zeker, Nederland was als handelsnatie altijd al op het buitenland gericht. En
zeker, ook in voorgaande eeuwen bereikten grote groepen migranten ons land, en
zochten grote groepen Nederlanders elders een thuis. In die zin is er altijd wel
een soort van globalisering geweest. Wat echter nieuw is, is de snelheid, de
onontkoombaarheid en de compleetheid waarmee het proces zich voltrekt. Nog nooit
eerder was het handelsverkeer zo intensief en werkelijk mondiaal. Nooit eerder
bewogen zoveel mensen en zoveel geld zich kriskras en flitsend snel over de hele
wereld. En nog nooit eerder werd het productieproces zo gemakkelijk verlegd naar
plaatsen waar arbeid goedkoper is - aangewakkerd door aandeelhouders die de
uiterste marges van kostenbesparing en winstgevendheid opzoeken. En daarbij
hebben ze natuurlijk de wind van de IT-revolutie in de rug.
Globalisering heeft de wereld een ongekende stijging van de materiële
welvaart opgeleverd. In vijftig jaar is het inkomen in West-Europa en
Noord-Amerika vier keer zo groot geworden. Als handelsnatie heeft Nederland
daarvan buitenproportioneel geprofiteerd: het aandeel van de externe handel in
ons Bruto Binnenlands Product bedroeg in 2007 bijna 82%. In Azië kwam de
welvaartsstijging later op gang, maar daar stijgt het inkomen per hoofd nu met
meer dan vijf procent per jaar in dat tempo verdubbelt het inkomeen iedere
veertien jaar! China is verreweg de grootste groeier, India volgt. Bij elkaar
betekent dat, dat het materiële welzijn van meer dan twee miljard mensen sinds
zo'n twintig jaar in een gigantisch tempo toeneemt. Alleen Afrika blijft
dramatisch achter: het continent heeft zich nog onvoldoende kunnen aansluiten
bij de internationale economische dynamiek.
De toegenomen welvaart heeft ons in het Westen echter niet per definitie
gelukkiger gemaakt. De Leuvense econoom Paul de Grauwe beschrijft in zijn boek
'De Onvoltooide Globalisering', hoe dat komt. Er treedt al snel een
gewenningseffect op bij mensen, en we passen ons verwachtingspatroon vrijwel
meteen aan de gestegen welvaart aan. Maar daarnaast constateert De Grauwe dat
een toename van de materiële welvaart slechts mogelijk is na afbraak
van vertrouwde activiteiten en bestaande banen. Globalisering dwingt mensen
flexibel te zijn, veranderingen te omarmen, ook in sociaal opzicht.
'Globalisering zadelt ons op met een pakket van goede en minder goede dingen',
aldus De Grauwe. 'Er ontstaat een spanning tussen de materiële welvaart die de
globalisering aanbiedt en de sociale verstoringen die ze
veroorzaakt.'2 (#ftn2)
2. Onze samenleving
De Grauwe bouwt hier voort op wat Schumpeter 'creatieve destructie' noemde.
Uit het creatieve proces komt de welvaart voort, die we natuurlijk dankbaar
omarmen. De opmerking van journalist Syp Wynia dat geen Nederlander klaagt over
lage prijzen van steeds betere spullen uit Azië, is dan ook volkomen terecht.
3 (#ftn3)
Maar die welvaart gaat wel ten koste van vertrouwde patronen en generaties
lang gekoesterde zekerheden. En dat deel van de theorie, die zogenaamde
'destructie', dat is nu precies waar mensen door de bank genomen een gloeiende
hekel aan hebben. De wereld verandert, we verliezen onze greep op wat ons
vertrouwd en dierbaar is, en dat maakt ons onzeker en angstig.
Wynia zegt dat hij nooit iemand zorgen hoort uiten over mondialisering, en
dat het een abstract thema is voor dure congressen waar nooit iets uitkomt. De
vermeende angst voor mondialisering zou vooral een vage uitvlucht zijn voor
politici. Ik zou haast willen zeggen: was het maar waar. De risico's van
banenverlies, milieudegradatie, klimaatverandering, terrorisme, flitskapitaal en
het verlies van de eigen identiteit zijn in onze samenleving anno 2008 tastbaar
aanwezig. Allemaal keerzijden van de globalisering die ons begrijpelijkerwijs
een unheimisch gevoel geven. Onze ouders wisten zeker dat hun kinderen
het beter zouden krijgen dan zij het zelf hadden. Maar voor ouders van nu is dat
geen gegeven meer: zij twijfelen aan de toekomst die hun kinderen tegemoet gaan:
wordt het allemaal nog wel beter?
Aan politici de taak een antwoord te formuleren op de negatieve effecten van
globalisering. We moeten inspringen op de kansen die globalisering biedt, daar
ons voordeel mee doen, en tegelijkertijd moeten we de uitdagingen het hoofd
bieden. Dat is onze opdracht! Daarbij heeft het geen zin te doen alsof we de
tijd kunnen terugdraaien: de intensiteit van de globalisering is een gegeven,
dat wij niet zomaar even kunnen beïnvloeden. Sommige politici lijken te
suggereren dat we ons kunnen onttrekken aan de wereld om ons heen en ons
leventje in splendid isolation kunnen voortzetten. Deze politici hebben
de theorie van Schumpeter niet begrepen zij denken de vruchten vaan het
creatieve proces te kunnen plukken zonder de last van de verandering te hoeven
dragen. Dat is een schijnwerkelijkheid! Het behoud van onze welvaart zal gepaard
gaan met veranderingen, aanpassingen. De wereld is veranderd: hoe het
was, wordt het niet meer. Dat wil zeker niet zeggen dat we het goede niet moeten
behouden ik kom daar zo dadelijk op terug. Het wil wèl zeggeen, dat we ons op
een andere toekomst moeten voorbereiden, dat we slim met veranderingen moeten
omgaan, om onze positie en onze welvaart veilig te stellen. Nieuwe tijden
stellen nieuwe eisen. Dat is het enige eerlijke antwoord dat een politicus kan
geven, en naar dat adagium moet hij handelen, zodat Nederland ook aan die nieuwe
eisen kan voldoen. Het idee dat we ons met z'n allen kunnen
terugtrekken achter de dijken en dat alles dan vanzelf bij het oude blijft,
berust op wensdenken.
Dames en heren,
Ik wil u laten zien hoe ik denk dat het Nederlands belang in de wereld het
best is gediend. Ik zal allereerst iets dieper ingaan op de nieuwe tijden die ik
zojuist noemde, om zo de context te schetsen waarin ons buitenlands beleid vorm
krijgt. Vervolgens zal ik uiteenzetten hoe dat beleid is ingericht, en waarom.
3. Buitenlands beleid
Het einde van de geschiedenis, dat Francis Fukuyama in 1992 na de Val van de
Muur zo hoopvol voorspelde4 (#ftn4), is allang weer
achterhaald. Even heerste er een ongebreideld optimisme: de verwachting was dat
de voormalige Sovjetrepublieken, evenals hun voormalige satellietstaten, zich
zouden transformeren tot volwaardige democratieën, met open economieën, op
Westerse leest geschoeid. Dat project is deels bewaarheid: we hebben er de
eenwording van Duitsland aan te danken en de grootste uitbreiding van de
Europese Unie sinds haar oprichting een uitbreiding die veel histtorisch
onrecht heeft rechtgezet, laten we dat niet vergeten.
Maar de conclusie dat het tijdperk van autocratie voorgoed ten einde was en
alle Menschen Brüder zouden worden is voorbarig gebleken.
Ondanks de toegenomen economische verwevenheid die de globalisering teweeg heeft
gebracht, ondanks de toegenomen interdependentie, is die democratische
transformatie niet voltooid. Zoals Amerikaans politiek commentator Robert Kagan
zegt: 'Ideologically, it is a time not of convergence but of
divergence'.5 (#ftn5) Dat is de paradox van deze tijd:
hoewel we economisch dichter bij elkaar staan dan ooit, hebben we in
ideologisch opzicht nog een lange weg te gaan.
Ik vind zelfs, dat er sprake is van een toenemende morele schaarste
in de wereld. Ik zeg het expres zó, omdat het woord 'schaarste' nogal eens valt
de laatste tijd: we spreken over energieschaarste, voedselschaarste,
waterschaarste, kredietschaarste. De legitimiteit van universele waarden, zoals
gerechtigheid, gelijkwaardigheid, solidariteit, humaniteit en vrijheid, wordt in
veel landen in twijfel getrokken. Niet voor alle regeringen is het
vanzelfsprekend dat mensenrechten voor iedereen, altijd en overal gelden, ook al
hebben alle 192 leden van de Verenigde Naties de Universele Verklaring van de
Rechten van de Mens aanvaard.
Steeds vaker en steeds luider klinkt het verweer dat mensenrechten een
Westerse uitvinding zijn. 'Ideologisch triomfalisme', noemt de invloedrijke
Singaporese opiniemaker Kishore Mahbubani het hameren op de
mensenrechten.6 (#ftn6) Daar ben ik het pertinent mee
oneens: er kleeft niets triomfantelijks aan het bevorderen van mensenrechten
wereldwijd; het is niets meer en niets minder dan een morele plicht tegenover
mensen die het door hun overheid onmogelijk gemaakt wordt een menswaardig
bestaan te leiden. En overigens hoor je die mensen zelf nooit de bemoeienis van
het Westen van de hand wijzen. Het zijn vooral hun leiders, types à la Robert
Mugabe voorop, die het Westen inmenging in interne aangelegenheden verwijten.
Ik ben minister van Buitenlandse Zaken geworden, juist om dit soort onrecht
te helpen bestrijden: mensenrechten maken voor mij een essentieel deel uit van
het buitenlands beleid. Mahbubani zegt: we moeten de aandacht verleggen van een
discussie over waarden naar een discussie over belangen. Maar voor mij gaan
waarden en belangen echt hand in hand! Het is onmogelijk ons voor te stellen dat
Nederland dezelfde ontwikkeling doorgemaakt zou hebben hoge welvaaart,
stabiliteit zonder die waarden hoog in het vaandel te dragen. Ik vind
dat we moeten opkomen voor onze verworvenheden: vrijheid, democratie en
mensenrechten. Dat is wat ik bedoelde, toen ik eerder zei: we moeten het goede
behouden. Daar zet ik me uit volle overtuiging voor in.
In de 21e eeuw hadden we niet verwacht dat staten op het Europese continent
nog zo gemakkelijk de wapens tegen elkaar zouden opnemen. De afgelopen maand
heeft ons anders geleerd. De ontwikkelingen in Georgië tonen aan dat de oude
reflexen van machtspolitiek en het denken in termen van invloedssferen, nog
volop aanwezig zijn. De crisis in Georgië heeft duidelijk gemaakt, hoe groot de
disconnect is tussen de ouderwetse machtspolitiek die Rusland voert en
een verantwoordelijke internationale opstelling, gebaseerd op recht en regels.
Die nieuwe situatie vraagt om een doordacht antwoord, waarover we vanmiddag in
Brussel verder spreken.
Dames en heren,
Hoe kan Nederland in de complexe wereld van nu zijn welvaart behouden en zijn
veiligheid garanderen - welke instrumenten staan ons dan ten dienste? Kunnen
internationale organisaties uitkomst bieden, of moeten we ons verlaten op macht
en allianties? Wat heeft Europa te bieden? Deze vragen vormen de fundamentele
uitdaging en opdracht waarvoor het Nederlands buitenlands beleid staat en die
deze dagen weer in alle scherpte zichtbaar is geworden.
Allereerst even terug naar de basis. In de Grondwet hebben we vastgelegd dat
we met ons buitenlandse beleid twee doelstellingen nastreven: ten eerste
bevorderen we onze eigen belangen - en dat lees ik vooral als: onze welvaart en
onze veiligheid -. En ten tweede bevorderen we de internationale rechtsorde.
Die twee doelstellingen zijn complementair. Nederland, dat zijn boterham voor
een groot deel in het buitenland verdient, heeft rechtstreeks belang bij een
stabiele internationale rechtsorde. Ook daarom zetten we onze militairen in, in
Afghanistan. Ook daarom verlenen we hulp aan ontwikkelingslanden. En ook daarom
bevorderen we mensenrechten wereldwijd. Niet alleen vanuit altruïstische
motieven, en een gevoel van solidariteit met anderen, maar ook vanuit een
welbegrepen eigen belang: onze eigen welvaart en onze eigen veiligheid zijn
ermee gediend. Ik noem dat: een beleid met een morele oriëntatie en een
realistische koers.
Om de wereld te verbeteren, veiliger en eerlijker te maken, hebben we een
internationale ordening nodig. Nederland heeft de afgelopen zestig jaar veel
geïnvesteerd in multilaterale kaders: na anderhalve eeuw neutraliteit hebben wij
na de Tweede Wereldoorlog vastgesteld dat we die internationale ordening nodig
hebben om ons bescherming te bieden. Dat multilaterale systeem beoogt ordening
te geven ter voorkoming of beëindiging van chaos en strijd, een mondiale
ordening waaraan niemand zich onttrekt en die gebaseerd is op rechtsbeginselen.
Het is in ons belang dat alle, en uiteraard vooral ook de grote,
spelers op het wereldtoneel zich committeren aan dat systeem en die regels. Als
iedereen in de wereld zich opstelt als een verantwoordelijke aandeelhouder, en
binnen de internationaal overeengekomen kaders blijft, komt dat iedereen ten
goede, en zeker ook een land als Nederland, gezien onze kwetsbaarheid. Ons
beleid richt zich er dan ook op landen zoveel mogelijk te binden aan de
internationale structuur.
Maar die internationale structuur staat wel onder grote druk - dat moeten we
onder ogen zien. De Amerikanen vinden het management van de Verenigde Naties
tekort schieten. De Aziaten vinden het 'absurd' dat de presidenten van de
Wereldbank en het IMF nog steeds een Amerikaan respectievelijk een Europeaan
moeten zijn - en dat de 3,5 miljard vertegenwoordigers van de snelst groeiende
economieën dus per definitie niet kwalificeren voor die
functies.7 (#ftn7) India en Brazilië aanvaarden niet
langer dat zij niet zijn vertegenwoordigd in de Veiligheidsraad, die nog steeds
de machtsverhoudingen van na de Tweede Wereldoorlog weerspiegelt. En zo kan ik
nog wel even doorgaan. Het zijn allemaal terechte punten van kritiek, die de
legitimiteit van onze internationale ordening ondermijnen, vanwege haar
gebrekkige representativiteit. Het gevolg is dat landen het internationaal
systeem de rug toekeren, omdat ze zichzelf niet herkennen in dat systeem. En
omdat het systeem zo sterk is als staten het maken, gaat dat ten koste van de
effectiviteit en geloofwaardigheid.
Als staten zich buiten het systeem plaatsen, zich onttrekken aan de afspraken
die zijn overeengekomen, wordt de wereld minder stabiel, onveiliger. Stabiliteit
vereist nu eenmaal orde en regels. En omdat instabiliteit niet in het Nederlands
belang is, zullen we de tekortkomingen van de internationale structuur moeten
repareren. We zullen ervoor moeten zorgen dat we die internationale structuur op
orde hebben. Want hoe onvolkomen het systeem ook is, het is het enige platform
dat we hebben. We moeten het koesteren omdat het ons heel veel goeds heeft
gebracht en ook, omdat er geen aanvaardbaar alternatief voor is.
Multilateralisme is door de tijd, door de globalisering en door de spanningen
die er internationaal bestaan tussen landen, religies, arm en rijk en noord en
zuid, alleen maar relevanter geworden. De problemen die vandaag op ons af komen,
kunnen we alleen met betrokkenheid van alle aandeelhouders, dat wil zeggen alle
landen oplossen. En dus is het belangrijk dat iedereen belanghebbende blijft bij
het systeem. Het Nederlands beleid blijft er dan ook in eerste aanleg op gericht
internationale kaders aan te wenden om het gedrag van landen bij te stellen.
Verandering door samenwerking, een strategie van coöptatie.
Ik moet u wel eerlijk zeggen dat ik niet op voorhand optimistisch ben over
het resultaat van die inspanningen. Ik noem alleen maar Iran als voorbeeld van
een land dat resoluties van de Veiligheidsraad consequent naast zich neer legt
en stoïcijns verder bouwt aan zijn nucleaire capaciteit, alle internationale
inspanningen om Teheran tot andere gedachten te brengen ten spijt. Ik tel
daarbij op het Russische en Chinese veto waar we in de Veiligheidsraad mee te
kampen hebben, dat het buitengewoon lastig maakt de problemen in bijvoorbeeld
Darfur en Zimbabwe effectief op te lossen. Kagan zegt: 'het is teveel gevraagd
om van de ene dictator te vragen, de andere dictator te
ondermijnen.'8 (#ftn8) In die constatering zit veel
waarheid.
Omdat ik niet alleen idealistisch ben maar ook realistisch, vind ik dat we
niet uitsluitend moeten inzetten op multilaterale kaders zoals de Verenigde
Naties. We zullen nooit nalaten het internationale, multilaterale systeem te
versterken, maar we moeten ook verder kijken.
Dames en heren,
Willem van Oranje, die Leiden deze universiteit schonk, voerde als
lijfspreuk: saevis tranquillus in undis: rustig te midden van woelige
baren. Aan dat motto ontleen ik graag inspiratie: in een veranderende wereld,
houden wij aan onze waarden vast.
Deze uitspraak geeft ook richting aan het Nederlands buitenlands beleid. Ik
vind dat we, nog meer dan we voorheen al deden, sterke bondgenootschappen moeten
smeden met landen, waarmee we onze waarden en normen delen. Juist nu de
geopolitieke verhoudingen in de wereld aan het verschuiven zijn, en een nieuw
evenwicht zich nog niet heeft uitgekristalliseerd, is het belangrijk om
gelijkgezinden op te zoeken, de banden aan te halen en gezamenlijk op te
trekken. En nogmaals: dat betekent niet dat we het multilaterale systeem links
laten liggen. Met onze vrienden, binnen de EU, binnen de NAVO, kunnen we ook
gezamenlijk proberen het internationale systeem te hervormen, sterker te maken.
Maar los daarvan moeten we ook de bilaterale samenwerking intensiveren. In
economisch opzicht, op het gebied van energievoorzieningszekerheid, maar ook
politiek en militair. Vroeger werkten we nauwelijks samen met een land als
Australië. Te ver weg. Vandaag staan we zij aan zij in Afghanistan, in ons
beider veiligheidsbelang.
Samen met onze bondgenoten moeten we het hoofd bieden aan de toenemende
morele schaarste in de wereld. Europa en de Verenigde Staten zouden samen de
drijvende kracht moeten zijn achter een betere wereld. Ik heb altijd gezegd dat
het een kapitale vergissing zou zijn als Europa zich van de VS zou afkeren, hoe
kwalijk bijvoorbeeld Guantanamo Bay ook is. Maar het is beter om elkaar
binnen een vriendschappelijke relatie op dat soort misstanden aan te
spreken, dan ons openlijk te vervreemden van onze vrienden. Europa heeft de VS
heel hard nodig: om samen de morele schaarste het hoofd te bieden, om de
oplossing van het klimaatprobleem dichterbij te brengen, om vrede in de wereld
te helpen waarborgen. Met een sterke trans-Atlantische relatie is een
rechtstreeks Nederlands belang gediend.
Ik zou het ook heel goed vinden om volgend jaar, als de NAVO zestig jaar
bestaat, nog eens heel nadrukkelijk te benoemen welke waarden aan het
bondgenootschap ten grondslag liggen. In deze tijd blijft het essentieel om een
bondgenootschap te hebben dat de waarden van democratie, vrijheid en de
rechtstaat verdedigt, zoals ook in het Handvest staat.
Maar we kunnen niet alleen maar 'afnemer' zijn, in zo'n relatie, en er maar
op rekenen dat Amerika wel de nodige veiligheidsgaranties zal bieden, mocht de
nood aan de man komen. We hebben hier in Nederland nogal de neiging alleen naar
de overkant van de Atlantische Oceaan te kijken om te zien wat er aan
verandering op ons af komt. Zeker in de aanloop naar de presidentsverkiezingen
op 4 november zie ik dat gebeuren: iedereen kijkt met spanning uit naar die
verkiezingen, maar niemand stelt zichzelf de vraag: wat is onze eigen rol in de
wereld, hoe kunnen wij bijdragen aan verandering? Europa zal zelf ook
iets te bieden moeten hebben, wil er echt sprake kunnen zijn van een
richtinggevende, heilzame trans-Atlantische relatie. Gideon Rachman schreef een
tijd geleden in de Financial Times dat Europa aan het verworden is tot
'één groot Zwitserland.' Nu is het natuurlijk prima toeven in Zwitserland, maar
in dit verband bedoelde Rachman het toch niet als een compliment: Europa dreigt
op het wereldtoneel irrelevant te worden: aardig, maar irrelevant, dat is wat
hij ermee wilde zeggen.
Zover is het echter niet en zover mogen we het ook niet laten komen. Met
president Sarkozy ben ik van mening dat de EU de beste bescherming biedt tegen
de negatieve effecten van globalisering, waar we het eerder over hadden. Alleen
binnen Europa kunnen we werken aan zaken waarover Nederlanders zich zorgen
maken; alleen binnen Europa kunnen we ervoor zorgen dat we concurrerend blijven.
Als de interne markt van de Unie goed functioneert, levert ons dat meer inkomen
en extra banen op, bijvoorbeeld.
Europa is een noodzakelijke voorwaarde voor Nederland om zijn belangen in de
wereld te kunnen behartigen: we kunnen niet zonder. Europa bepaalt de plaats van
Nederland in de wereld. De Europese Unie is er om onze waarden, ons model, te
verdedigen in een veranderende wereld. Alleen de stem van de Unie als
verzameling van 27 lidstaten zal worden gehoord op het wereldtoneel. We zullen
de Europese Unie dus sterk moeten maken. Dat betekent: méér handelingsvrijheid
en een duidelijker gezicht in de wereld. En dat is precies wat het Verdrag van
Lissabon mogelijk maakt. We hebben dat Verdrag nodig, om onze ambities in de
wereld waar te kunnen maken. Ik hoop dan ook dat het er heel snel komt, want we
zijn de tijd van praten echt voorbij het moet nu gebeuren. Het zoou
tijdverspilling zijn als we nu weer met elkaar om de tafel moesten.
Binnen Europa moeten we ook vorm geven aan een overtuigend gemeenschappelijk
energiebeleid. Zo'n beleid moet onze toekomstige energievoorziening veilig
stellen. Dat houdt ook in dat we onze externe energieafhankelijkheid heel
drastisch moeten verminderen. Ik plaats deze opmerking heel bewust in het licht
van het Russisch optreden in Georgië. Natuurlijk, Europa onderhoudt een
belangrijke energierelatie met Rusland. Nederland ook. En Nederland heeft de
laatste jaren heel bewust aan de opbouw van een brede relatie met Rusland
gewerkt waarin samenwerking op energiegebied, gebaseerd op wederzijdse
afhankelijkheid en belangen, is verdiept en verbreed. Gazprom realiseert
tweederde van zijn winst in Europa, en dus hebben de Russen ook belang bij een
stabiele relatie. Maar de gebeurtenissen van de afgelopen maand laten zien dat
de Russen ook aan hele andere zaken belang hechten. Dat kunnen en mogen we niet
negeren. In Nederland moet het besef groeien dat we niet alles
tegelijk kunnen: aan de ene kant een 'onaanvaardbaar' uitspreken tegen Rusland
vanwege Georgië, aan de andere kant geen oog hebben voor de
afhankelijkheidsrelatie die er nu tot op grote hoogte is. Juist daarom zouden we
ons niet langer moeten blijven verzetten tegen alternatieven voor onze huidige
externe afhankelijkheid. Niet alleen uit klimaat overwegingen maar ook uit
buitenlandspolitieke overwegingen moeten we ons op eigen energiebronnen richten,
zoals windparken in de Noordzee en zoals kernenergie. Met oog op onze eigen
toekomst, met het oog op onze eigen veiligheid, is het van belang dat
we diversifiëren: om aan onze klimaatdoelstellingen te voldoen, maar ook om
onszelf minder gevoelig te maken voor leverage van anderen. En die
laatste doelstelling heeft in de afgelopen weken aan gewicht gewonnen, daar ben
ik heel duidelijk in.
Dames en heren,
Een stevigere machtspositie voor Europa in de wereld betekent dat we niet
alleen moeten investeren in soft power waar we ons van oudsher op
hebben toegelegd maar ook in hard power. Logischerwijs betekent daat,
dat we een grotere defensie-inspanning in Europees verband zullen moeten
verrichten. Politieke macht is immers niet geloofwaardig als deze niet wordt
geruggensteund door militaire macht. De Europese defensie is niet alleen een
NAVO aangelegenheid. We moeten ook investeren in een eigen Europees Veiligheids-
en Defensiebeleid. Om drie redenen. Eén: ook in militair opzicht moet Europa
zelfstandig kunnen optreden. Twee: er is heel veel behoefte aan militaire
capaciteit in de wereld, ook op plaatsen ver van onze grenzen die een
rechtstreekse bedreiging vormen voor de Nederlandse veiligheid, zoals
bijvoorbeeld in Afghanistan. En drie: door onze eigen capaciteiten op te
schroeven, versterken we automatisch ook de NAVO: diezelfde mensen en datzelfde
materieel kunnen immers ook in het bondgenootschap worden ingezet. En dat is
belangrijk, want als Europese partners alleen maar aan tafel zitten zonder te
leveren, verliest de NAVO voor de VS zijn relevantie. Dat is absoluut ook de
Nederlandse ervaring: omdat wij bijdragen aan de ISAF-missie in Afghanistan en
ook nog eens in één van de meest lastige provincies kunnnen we onze stem laten
horen en worden we ook gehoord. Het mes snijdt aan twee kanten: een versterking
van de Europese defensiecapaciteiten is goed voor Europa èn goed voor de NAVO.
Als we de Europese defensiecapaciteiten werkelijk willen ontwikkelen, zullen
we moeten investeren. Investeren in samenwerking, maar ook: méér uitgeven aan
militaire capaciteiten. Dat is voor mij echt de logische consequentie, als we
Europa steviger in het zadel van de wereldpolitiek willen helpen. Ik maak dat
punt ook in het kader van de Defensieverkenningen waarbij we nog eens heel
precies kijken wat we nodig hebben en wat dat ons gaat kosten. Op oude
voet doorgaan biedt wat mij betreft geen soelaas: er zal een schepje bovenop
moeten. Ik heb het hier niet over luxe artikelen, maar over noodzakelijke
investeringen in onze veiligheid we moeten kunnen rekenen op een krijgsmacht
die de Nederlandse veiligheid garandeert in de wereld van nu een lastige
wereld, zoals ik u geschetst heb. We moeten de veiligheidsrisico's van vandaag
serieus nemen, en daarbij hoort een serieuze defensie-inspanning.
Dames en heren,
Even resumeren. Door de verschuivende machtsverhoudingen in de wereld wordt
komt de naoorlogse, op Westerse leest geschoeide internationale orde steeds meer
onder vuur te liggen. Opkomende machten eisen meer ruimte op het wereldtoneel
op. Twintig jaar na de Val van de Muur bevinden we ons in een nieuw
spanningsveld. Daarop zal ons buitenlands beleid een antwoord moeten formuleren.
Dat antwoord is in mijn ogen drieledig: Eén: we moeten blijven investeren in
internationale organisaties, verdragen en overeenkomsten, om zo opkomende
machten in de internationale ordening in te bedden. Twéé: we moeten investeren
in partnerschappen met bondgenoten die onze waarden delen, om samen op te komen
voor vrijheid, democratie en mensenrechten in de wereld. Dan heb ik het over de
trans-Atlantische samenwerking, dan heb ik het over de NAVO-partners. Drie: we
moeten investeren in een sterke Europese Unie, die in politiek opzicht een
factor van betekenis blijft op het wereldtoneel. Daarbij horen inspanningen op
defensiegebied. Deze drie uitgangspunten geven richting aan het Nederlands
buitenlands beleid.
4. De rol van universiteiten
Dames en heren,
De wereld is een stuk dichter bij huis gekomen. En dus moeten we zorgen dat
we ons thuis voelen in die wereld dat we voldoen aan de eisen vann deze tijd.
Daarin is een belangrijke rol weggelegd voor de academische wereld. Studenten
zullen moeten beschikken over bagage waarmee ze zich internationaal staande
kunnen houden. Die bagage zullen ze vanzelfsprekend zelf moeten vergaren, maar
de universiteit moet ze ook iets meegeven: de juiste drive, de juiste
mentaliteit, de juiste internationale oriëntatie! Aan het begin van het
academisch jaar zou ik deze boodschap bij u willen neerleggen:
studenten moeten worden toegerust om in de wereld van vandaag de weg te vinden,
en méér dan dat, de paden uit te zetten. Dat is uw belangrijkste taak als
universiteit: te zorgen dat de concurrentiekracht van uw afgestudeerden, van uw
onderzoekers en promovendi, niet onderdoet voor die uit andere landen -- en beter
nog, dat zij er een kopje bovenuit steken! U zult hen moeten inspireren, en hen
in staat moeten stellen te excelleren. En daarbij zult u zelf het goede
voorbeeld moeten geven: het Bolwerk van de Vrijheid zoals het mottto
van de Leidse universiteit sinds 1575 luidt zal zich steeds meer moeten
ontwikkelen tot een Netwerk van de Vrijheid. Een netwerk met een sterke
internationale tak. Want als de wereld zo dadelijk hun speelveld is,
moet de wereld nu ook uw speelveld zijn.
Voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn goede contacten met
wetenschappelijke instellingen onmisbaar. Wij zijn gretige afnemers van de
kennis die u ons te bieden heeft. En in ruil hopen wij u ook iets te
bieden te hebben: ervaring met het internationale krachtenveld, een kijkje in de
keuken van het buitenlands beleid. Ik wil hier vanmiddag in ieder geval niet
weggaan zonder u iets aan te bieden. Buitenlandse Zaken wil dit najaar graag een
Studium Generale organiseren aan de Universiteit Leiden een seriee lezingen
over de verschillende aspecten van het buitenlands beleid. Onze ambassadeurs en
ambtenaren gaan graag met u in gesprek ongetwijfeld levert dat eeen levendige
discussie op, waarmee wij beiden ons voordeel kunnen doen!
Dames en heren,
Tot slot nog het volgende. De Jiao Tong universiteit in Sjanghai publiceert
ieder jaar een top-100 van 's werelds beste universiteiten. Op deze lijst valt
het nodige af te dingen, maar belangwekkend is wel dat de lijst in 2007 slechts
vierendertig Europese universiteiten telde. En verreweg de meeste van die
universiteiten bevinden zich in de onderste regionen van de lijst: de welgeteld
vier Europese universiteiten die de top-25 haalden, zijn alle in het
Verenigd Koninkrijk. Er figureren twee Nederlandse universiteiten op de lijst:
gelukkig is Leiden er één van!
Na een zomer vol sportprestaties, het EK voetbal, de Olympische Spelen, is
het nu aan u om een stap vooruit te zetten in het academisch
klassement, op de wereldranglijst van universiteiten. Ons land is zeer gebaat
bij uw welslagen, en ik wens u dan ook een heel voorspoedig academisch jaar toe.
Ik dank u hartelijk voor uw aandacht.
1 (http://www.minbuza.nl:80#): Cijfers afkomstig van Leiden University International Office
2 (http://www.minbuza.nl:80#): Paul de Grauwe, De Onvoltooide Globalisering (Amsterdam 2007) 73, 234.
3 (http://www.minbuza.nl:80#): Syp Wynia, 'Globale dooddoener', Elsevier, 19 juni 2006.
4 (http://www.minbuza.nl:80#): Francis Fukuyama, The End of History and the Last Man (1992)
5 (http://www.minbuza.nl:80#): Robert Kagan, 'End of dreams. Return of history', Policy Review,
augustus-september 2007.
6 (http://www.minbuza.nl:80#): Kishore Mahbubani, New Asian hemisphere. The irresistible shift of
global power to the East (New York 2008).
7 (http://www.minbuza.nl:80#): Gebaseerd op uitspraken van Kishore Mahbubani in een interview met
VPRO's Tegenlicht, dat op 1 september wordt uitgezonden.
8 (http://www.minbuza.nl:80#): Kagan, 2007
Ministerie van Buitenlandse Zaken