Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Den Haag Ons kenmerk Uw kenmerk
29 augustus 2008 PO/ KOV/ 44253 2070827150
Onderwerp
Vragen van het lid Van Gent over kinderopvang
Hierbij stuur ik u, mede namens de minister voor Wonen, Wijken en Integratie, het antwoord op de
vragen over het tekort aan kinderopvang in Vinexwijken. U zond mij de vragen in uw brief van 8
augustus 2008, kenmerk 2070827150.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Sharon A.M. Dijksma
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl
blad 2/5
2070827150
Vragen van het lid Van Gent (GroenLinks) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap, mw. Dijksma, en de minister voor Wonen, Wijken en Integratie over het tekort aan
kinderopvang in Vinexwijken (Ingezonden 8 augustus 2008).
1
Bent u bekend met het bericht waaruit blijkt dat het voor ouders bijna onmogelijk is geworden om
kinderopvang te regelen in Vinexwijken?1 Wat is uw reactie hierop?
Antwoord
Ik ben bekend met het bericht in de Telegraaf van 7 augustus jl.
Het aanbod van kinderopvang groeit de laatste tijd snel, maar ook de vraag groeit sterk. Over het
afgelopen half jaar wordt de toename van het aantal kinderen in de kinderopvang geschat op ongeveer
70.000. De toename van de vraag speelt des te meer voor grootschalige nieuwbouwwijken. Daar
komen in een korte tijd veel jonge gezinnen te wonen en daardoor is er een sterke stijging van het
aantal geboorten en van de vraag naar kinderopvang.
2
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is als moeders hun baan moeten opzeggen en daarmee aan
economische zelfstandigheid verliezen, omdat er een gebrek is aan kinderopvang bij hen in de buurt?
Zo neen, waarom niet?
Antwoord
Ja. De Wet kinderopvang beoogt de combinatie van arbeid en zorg voor moeders én vaders te
vergemakkelijken en de toegankelijkheid van de kinderopvang te vergroten, waardoor de
arbeidsdeelname van mannen én vrouwen wordt bevorderd.
3
Deelt u de analyse dat ouders minder snel gebruik zullen maken van kinderopvang als de eigen
bijdragen van ouders wordt verhoogd en/ of de vergoedingen worden bevroren of verlaagd? Zo ja, wat is
uw inzet om dergelijke maatregelen te voorkomen? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
In het kader van het meerjarenperspectief kinderopvang (Kamerstukken II, 2007-2008, 31322, nr. 25)
en de budgettaire problematiek zal het kabinet de bijdrage die van ouders wordt gevraagd verhogen.
Uitgangspunt hierbij is een even grote procentuele verhoging van de kosten voor alle ouders van het
eerste kind. Alle ouders dragen op deze manier naar rato bij aan de kostenstijging. De lage inkomens
gaan er in euro's minder sterk op achteruit dan de hogere. Dat wil zeggen dat een ouder die nu
bijvoorbeeld 21 cent per uur betaalt voor het eerste kind, in de nieuwe situatie 27 cent zal betalen. Een
ouder die nu 1 euro per uur betaalt, betaalt in de nieuwe situatie 1,29 per uur etc. Ouders met een
1.1.1
1 De Telegraaf, 7 augustus 2008.
blad 3/5
inkomen vanaf 98 000 betalen voor het 2e en volgende kind maximaal 15% van de kosten. De
overheid draagt nog steeds veruit het grootste deel van de kosten van de kinderopvang.
4
Vindt u wachtlijsten voor kinderopvang en buitenschoolse opvang ook onacceptabel en wat is de
actuele stand van zaken rond de wachtlijsten? Wanneer zijn de wachtlijsten eindelijk opgelost?
Antwoord
De capaciteitsproblemen in de kinderopvang hebben sinds mijn aantreden mijn volle aandacht.
Vandaar dat ik de Tasforce Bestrijding Wachtlijsten Buitenschoolse Opvang (Commissie Bruins) heb
ingesteld en een reeks van maatregelen heb genomen. Zoals deze Taskforce concludeerde, maken
gemeenten het verschil. Zij spelen een stimulerende rol bijvoorbeeld bij het verkrijgen van locaties
voor kinderopvang. Daarom heb ik voor 2008 5 miljoen beschikbaar gesteld voor een extra
beleidsinzet van gemeenten op het gebied van huisvesting van de kinderopvang. Daarnaast is vanaf
november 2007 de Tijdelijke subsidieregeling capaciteitsuitbreiding buitenschoolse opvang van kracht.
Kinderopvangorganisaties kunnen op grond hiervan subsidie aanvragen voor het realiseren van extra
capaciteit. Op basis van het aantal aanvragen kan worden geconcludeerd dat de regeling succesvol is.
Per 13 augustus is aan 257 aanvragers subsidie toegekend. De beschikbare subsidiebedragen voor
`schoolgebouwen' en `overige voorzieningen' (respectievelijk 1 mln. en 2 mln.) zijn al enige tijd
geleden uitgeput; het beschikbare bedrag voor de bso-bungalows ( 2 mln.) is inmiddels eveneens
nagenoeg uitgegeven. Dit betekent dat subsidie is verstrekt voor een capaciteitsuitbreiding van
ongeveer 16000 kinderen. Tevens zal op initiatief van de door mij gesubsidieerde Werkgroep Onderwijs
en Kinderopvang ( WOK) het Waarborgfonds kinderopvang in samenwerking met de VNG en de
VOS/ABB een praktische handreiking uitgeven om belemmeringen ten opzichte van de huisvesting van
buitenschoolse opvang op te heffen. Daarnaast financier ik vanaf 1 september aanstaande een
kenniscentrum voor ondersteuning van de capaciteitsuitbreiding kinderopvang. Dit kenniscentrum zal
op praktische en oplossingsgerichte wijze kinderopvangorganisaties, scholen en gemeenten
ondersteunen bij het realiseren van meer kinderopvangcapaciteit. Dit kenniscentrum zal zo spoedig
mogelijk aandacht besteden aan het probleem van te weinig kinderopvang in grootschalige
nieuwbouwwijken.
Naast een gebrek aan accommodaties speelt ook het gebrek aan personeel een rol bij de wachtlijsten
in de kinderopvang. Voor de buitenschoolse opvang wordt deze schaarste versterkt door de beperking
in de omvang van het dienstverband van pedagogisch medewerkers. Vandaar dat het kabinet heeft
besloten tot de Impuls combinatiefuncties brede scholen, sport en cultuur. Dit jaar is daar een bedrag
van 28,3 mln. mee gemoeid dat zowel vanuit OCW als vanuit VWS wordt bekostigd. Tevens is er
binnen de OCW-begroting voor 2008 en volgende jaren een bedrag van 10 mln. gereserveerd voor
een samenhangend pakket aan maatregelen voor een voldoende aantal én voldoende gekwalificeerde
medewerkers in de kinderopvang. Dit ondersteunt het initiatief van de kinderopvangsector die de
bestaande opleidingen wenst te verbeteren en de opleiding en de praktijk beter op elkaar af wil
stemmen. Dit najaar gaat dit initiatief van start.
Tot slot is het, zoals ik u eerder heb gemeld (Kamerstukken II, 2007-08, 31322, nr. 9) mijn ambitie om
naast het verder terugdringen van de wachttijden ook de omvang van de wachtlijst zelf terug te
blad 4/5
dringen. Ik zal u rond Prinsjesdag 2008 informeren over de ontwikkeling van de wachtlijsten en de
wachttijden kinderopvang per 1 juni jl.
5
Deelt u de mening dat kinderopvang een basisvoorziening moet zijn zodat er in elke buurt voldoende
kwalitatieve kinderopvang beschikbaar is? Zo ja, hoe ziet u hierin de rol voor gemeenten en scholen bij
de ontwikkeling van Vinexwijken? Bent u van mening dat zij zich voldoende inspannen?
Antwoord
Kinderopvang is in Nederland een voorziening die de combinatie van arbeid en zorg mogelijk maakt.
Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor de inrichting van een nieuwbouwwijk en het daarbij
behorende voorzieningenniveau zoals scholen en kinderopvang. "Gemeenten maken het verschil",
zoals de Commissie Bruins concludeerde. Dit kan door bijvoorbeeld het tijdig beschikbaar stellen van
locaties voor deze voorzieningen of het tijdig realiseren van flexibele basisvoorzieningen waarop de
markt kan inspringen. Er zijn voorbeelden van (woning)bouw die nu dienst doen als kinderopvang en,
nadat de vraag hierna is afgenomen, weer kunnen worden omgezet in woningen (zoals in Arnhem of
Nijmegen). Ook het idee van schoolwoningen is bekend en wordt op meerdere plaatsen toegepast.
Hierbij wordt een school geheel of gedeeltelijk omgezet in woningen nadat het aanbod van scholieren is
afgenomen in een wijk.
Daarnaast wijs ik op de sterke groei van het aantal brede scholen. Uit het Jaarbericht 2008 blijkt dat
vrijwel alle gemeenten (91%) in Nederland brede scholen ontwikkelen, of daartoe plannen hebben.
Inmiddels zijn er ongeveer 1000 scholen in Nederland, die structureel samenwerken met partners uit
verschillende sectoren waaronder bijna altijd kinderopvangorganisaties. De brede schoolontwikkeling
komt vooral vanuit de sectoren zelf tot stand: scholen, gemeenten en partners uit diverse sectoren.
Deze ontwikkeling wordt vanuit het Rijk ondersteund. Naast de hiervoor genoemde `Impuls
combinatiefuncties' komt er tevens een stimuleringsarrangement voor huisvesting van brede scholen,
waarbij publieke en private partijen (zoals kinderopvangorganisaties) gezamenlijk bijdragen aan het
realiseren van multifunctionele huisvesting van brede scholen. Ook komt er een steunpunt brede
scholen, en wordt er geïnvesteerd in onderzoek. Voor deze maatregelen is ongeveer 29 mln.
beschikbaar.
6
Bent u bekend met de ontwikkeling dat ondernemers in de kinderopvang niet durven te investeren in
Vinexwijken, omdat zij bang zijn dat als de geboorte-explosie voorbij is er geen vraag meer zal zijn naar
kinderopvang?
Antwoord
Voor oplossingen hiervoor verwijs ik naar het antwoord bij vraag 5. Ik zal het eerder genoemde
kenniscentrum voor ondersteuning van capaciteitsuitbreiding kinderopvang vragen om met voorrang
naar de problematiek van de Vinexwijken te kijken door bijvoorbeeld ervaringen tussen gemeenten en
kinderopvangorganisaties uit doen te wisselen om deze angst weg te nemen.
blad 5/5
7
Hoe gaat u ondernemers in de kinderopvang stimuleren om wel te investeren in Vinexwijken? Kunt u de
Kamer hierover vóór Prinsjesdag informeren?
8.
Ziet u een mogelijke oplossing in het oprichten van tijdelijke kinderopvangcentra die daarna
bijvoorbeeld kunnen opgaan in buitenschoolse opvang? Zo ja, wanneer bent u van plan dit te regelen?
Zo neen, waarom niet?
Antwoord 7 en 8
De Wet kinderopvang maakt dat het aanbod van kinderopvang tot stand komt in de markt. Als er meer
vraag is naar kinderopvang is het aan de kinderopvangorganisaties om de capaciteit uit te breiden om
aan de vraag te kunnen voldoen. Zoals ik hiervoor heb aangeven kunnen gemeenten een stimulerende
rol spelen bij bijvoorbeeld het verkrijgen van locaties voor kinderopvang. De landelijk overheid speelt
hierin geen directe rol (bijvoorbeeld door voor te schrijven hoeveel m2 voor specifieke voorzieningen
zoals kinderopvang of scholen gereserveerd moet worden) in en heeft dat ten tijde van het VINEX
beleid ook niet gespeeld. Voor de maatregelen die ik heb genomen verwijs ik naar het antwoord bij
vraag 4.