Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Inhoud pagina: Antwoorden op kamervragen over het buiten functie stellen van
de korpschef van Zeeland
29 augustus 2008
Antwoorden op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door het lid
Griffith (VVD) over het buiten functie stellen van de korpschef van
Zeeland. Deze vragen werden ingezonden op 6 augustus 2008.
Vraag 1
Is het waar dat u de korpschef van Zeeland uit zijn functie heeft
gezet? 1) Kunt u de feiten en omstandigheden van uw besluit nader
toelichten?
1) de Volkskrant 1 augustus 2008, de Stentor 31 augustus 2008
Antwoord
Nee, ik heb daartoe geen bevoegdheid. Die bevoegdheid berust bij de
werkgever, in dit geval de korpsbeheerder van het korps Zeeland.
Gezien de situatie heb ik bij de korpsbeheerder erop aangedrongen om
de korpschef van Zeeland buitengewoon verlof te verlenen nadat hem een
Verklaring van geen Bezwaar (VGB) is geweigerd. Hier heeft de
korpsbeheerder mee ingestemd. Deze verklaring is conform de Wet
veiligheidsonderzoeken vereist voor een ieder die een
vertrouwensfunctie vervult.
Vraag 2
Waarom is er destijds, voorafgaand aan de benoeming van de korpschef
in 2003, geen veiligheidsonderzoek verricht door de AIVD?
Antwoord
Nederland kent tienduizenden vertrouwensfuncties met wisselende
bezettingen. De verantwoordelijkheid om personen aan te melden die een
vertrouwensfunctie gaan vervullen is wettelijk belegd bij de
werkgevers. De AIVD heeft hierin geen taak. De reden hiervoor is dat
de werkgever het beste zicht heeft op de wisselingen in de
vertrouwensfuncties. Ook voor de korpschefs geldt aldus dat deze
moeten worden aangemeld door de werkgever, in casu de korpsbeheerder
Zeeland. In het geval van de korpschef Zeeland heeft de korpsbeheerder
de betrokkene niet aangemeld voor een veiligheidsonderzoek.
Vraag 3
Wat is de standaardprocedure ten aanzien van veiligheidsonderzoeken
bij functionarissen werkzaam bij de Nederlandse politie? Wie moet
hierop toezien en wat zijn de gevolgen als de procedure niet wordt
nageleefd?
Antwoord
De politie is gemandateerd door de AIVD voor het uitvoeren van
veiligheidsonderzoeken naar eigen personeel (P-vertrouwensfunctie).
Een uitzondering geldt voor veiligheidsonderzoeken naar de meest
kwetsbare vertrouwensfuncties bij de politie. Dit zijn de
A-vertrouwensfuncties en hier doet de AIVD zelf onderzoek naar. Een
korpschef betreft een A-vertrouwensfunctie.
De procedure is dat de werkgever een functionaris aanmeldt voor een
veiligheidsonderzoek (conform artikel 4, lid 1 van de Wet
veiligheidsonderzoeken).
Wanneer de werkgever de functionaris niet aanmeldt voor een
veiligheidsonderzoek, dan is het gevolg dat iemand een functie die is
aangemerkt als vertrouwensfunctie, zonder een VGB vervult.
Tot slot geldt dat de functie van korpschef een kroonbenoeming
betreft. Dat betekent dat binnen mijn ministerie het
Directoraat-Generaal Veiligheid moet checken of de functionaris in het
bezit is van een VGB behorend bij de functie. Bij de benoeming van de
korpschef Zeeland in 2003 is dit verzuimd.
Vraag 4
Zijn er nog andere belangrijke leidinggevende vertrouwensfuncties bij
andere politiekorpsen waarbij geen veiligheidsonderzoek heeft
plaatsgevonden voorafgaand aan de benoeming? Hoe staat het met de
veiligheidsherhalingsonderzoeken bij de leidinggevende
vertrouwensfuncties binnen de politie? Vinden die ook daadwerkelijk
plaats en zo ja, wat is de stand van zaken op dit moment?
Vraag 5
Worden er ook veiligheidsherhalingsonderzoeken verricht bij de overige
politiefunctionarissen en wat is de laatste stand van zaken? Zijn er
achterstanden?
Antwoord op 4 en 5
Voor wat betreft de kroonbenoemingen kan ik u daarover het volgende
melden.
Op dit moment zijn er nog één korpschef en twee plaatsvervangende
korpschefs die geen VGB hebben voor hun huidige vertrouwensfuncties.
Voor deze drie personen geldt dat zij wel eerder een VGB van de AIVD
ontvingen in het kader van de uitoefening van een eerdere
vertrouwensfunctie. Inmiddels hebben de bedoelde functionarissen een
Staat van Inlichtingen formulier ter invulling ontvangen zodat de AIVD
naar hen een veiligheidsonderzoek kan starten.
Naast deze leden van de korpsleiding zijn er nog 5 andere
kroonbenoemde functionarissen zonder VGB.
In het kader van het verbeterprogramma `Sneller veiliger' (Tweede
Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 30 805 nr. 10 en nr. 11) is onder
andere als doelstelling geformuleerd dat de nalatenschap van
veiligheidsonderzoeken naar zittend personeel bij de politie in een
periode van drie jaren wordt weggewerkt door de politie en AIVD. Dit
betekent dat de achterstanden in zowel A- als P-onderzoeken per 31
december 2010 weggewerkt moeten zijn. In mijn brief aan de Tweede
Kamer over het terugdringen van de doorlooptijden van
veiligheidsonderzoeken geef ik aan onverminderd te verwachten dat deze
doelstelling wordt bereikt. Deze verwachting is tot op heden
ongewijzigd.
Tevens is in het kader van het verbeterprogramma `Sneller veiliger'
neergelegd dat de bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties om, na het verstrijken van een termijn van vijf
jaren of een veelvoud daarvan sinds het afgeven van de verklaring, een
hernieuwd veiligheidsonderzoek te starten structureel zal worden
toegepast voor die werkgevers waarmee uitvoeringsafspraken zijn
gemaakt. De politie behoort tot deze groep van werkgevers en is
gevraagd om lijsten in te zenden van personen die in aanmerking kunnen
komen voor een herhaalonderzoek.
De afspraken zijn gemaakt met alle korpsen, op Gelderland-Zuid en
Brabant-Noord na. Deze korpsen hebben besloten eerst extra capaciteit
te werven om veiligheidsonderzoeken uit te voeren, alvorens
werkafspraken te maken. Er zal ook in deze korpsen gestart worden met
de herhaalonderzoeken wanneer de nalatenschap van onderzoeken naar
zittend personeel is weggewerkt.
Vraag 6
Is het waar dat de ondernemingsraad het vertrouwen in de korpsleiding
heeft opgezegd? Kunt u expliciet uiteenzetten waarom de
ondernemingsraad het vertrouwen heeft opgezegd in de korpschef en ook
zijn plaatsvervanger? Kunt u ook uiteenzetten sinds wanneer deze
problemen spelen binnen het korps Zeeland? Is er wel vertrouwen bij de
ondernemingsraad in de rest van de korpsleiding?
Vraag 7
Is het waar dat het gebrek aan vertrouwen niet alleen maar speelt bij
de ondernemingsraad, maar binnen het gehele korps? Kunt u expliciet
uiteenzetten wat de oorzaak is van het gebrek aan vertrouwen in de
korpsleiding? Kunt u ook uiteenzetten sinds wanneer deze problemen
spelen?
Antwoord op 6 en 7
Over de beantwoording van de vragen 6 en 7 heb ik ambtsberichten
ingewonnen bij de korpsbeheerder. Deze heeft mij het volgende bericht.
Het klopt dat de ondernemingsraad het vertrouwen in de korpsleiding
heeft opgezegd. De ondernemingsraad heeft daartoe schriftelijk op 31
juli jl. aan de korpsbeheerder als redenen het volgende aangegeven:
1. De ondernemingsraad is van mening dat zij met grote regelmaat te
laat en onvolledig geïnformeerd zijn over ontwikkelingen in het
korps; dit zowel op financieel- als op personeelsgebied. Hierdoor
is de ondernemingsraad niet in de gelegenheid gesteld om
weloverwogen beslissingen te nemen en voelde zij zich meerdere
malen voor voldongen feiten gesteld.
2. Het is de ondernemingsraad gebleken dat er naar aanleiding van
vacatures recent nieuw extern personeel is aangesteld, waarbij
gemaakte afspraken niet zijn nagekomen. Dit ondanks herhaalde
opmerkingen en een schrijven vanuit de ondernemingsraad.
3. Het is de ondernemingsraad bekend dat de korpsleiding voornemens
is het managementteam ingrijpend te wijzigen. Hierbij wordt door
de korpsleiding voorbij gegaan aan hierover gemaakte afspraken met
de ondernemingsraad.
4. Het is de ondernemingsraad gebleken dat er breed onder het
personeel weinig tot geen vertrouwen meer is in de korpsleiding
ten aanzien van de wijze waarop zij de organisatie aanstuurt. Dit
is in de laatste maanden meerdere keren aan de korpsleiding
meegedeeld door zowel de ondernemingsraad, een afvaardiging van de
vertrouwenspersonen binnen de regio en de voorzitters van de
regionale afdelingen van de politievakbonden ACP en NPB.
5. Verder zijn bij de ondernemingsraad van de korpsleiding incidenten
bekend, welke op gespannen voet staan met het korpsstreven om
integer te handelen.
Deze door de ondernemingsraad benoemde problemen waren, blijkens het
ambtsbericht, noch bij de korpsbeheerder, noch bij de hoofdofficier
bekend. In tegenstelling tot hetgeen de ondernemingsraad hierboven
heeft gemeld, heeft de korpsbeheerder mij bericht dat deze problemen
evenmin bij de korpsleiding bekend waren. Verder meldt de
korpsbeheerder dat de berichtgeving van de ondernemingsraad omtrent de
rol van de vertrouwenspersonen in het opzeggen van het vertrouwen in
de korpsleiding inmiddels door de ondernemingsraad is gerectificeerd.
Vraag 8
Wanneer heeft u de eerste signalen van dit gebrek aan vertrouwen
ontvangen van zowel de ondernemingsraad als de leden van het korps
Zeeland? Welke stappen en maatregelen heeft u sindsdien ondernomen? Op
welke wijze en door wie wordt, sinds het vertrek van de korpschef, het
korps Zeeland aangestuurd? Wie is verantwoordelijk voor de dagelijkse
leiding van het korps? Is er wel voldoende vertrouwen binnen het korps
in degene die nu de dagelijkse leiding heeft?
Antwoord
Mij hebben een aantal geruchten bereikt, doch deze waren toen nog niet
van zodanige aard, dat verondersteld kon worden dat ze zich zouden
ontwikkelen tot de huidige situatie. De korpsbeheerder heeft mij
bericht dat hij de signalen voor het eerst heeft ontvangen bij
hierboven genoemde schriftelijke berichtgeving van de ondernemingsraad
van 31 juli jl. Zoals hiervoor reeds aangegeven, heeft hij voordien
van de leden van het korps c.q. van de ondernemingsraad geen signalen
ontvangen. Voor het overige, zo berichtte mij de korpsbeheerder,
beschikt hij op dit moment niet over nadere informatie over de oorzaak
van het opgezegde vertrouwen in de korpsleiding, noch is hem bekend
sinds wanneer deze problemen spelen.
Ik heb over deze kwestie overleg gehad met de korpsbeheerder. In goed
overleg met betrokken partijen heeft de korpsbeheerder, na ontvangst
van de signalen van de ondernemingsraad, vervolgens de volgende
maatregelen genomen:
- het nemen van de beslissing om zo spoedig mogelijk over te gaan tot
het inrichten en starten van een onderzoek;
- het in positie houden van de plaatsvervangend korpschef;
- het zoeken naar een interim korpschef.
De korpsleiding van de regiopolitie Zeeland bestaat uit twee personen:
de korpschef en diens plaatsvervanger. In beiden is het vertrouwen
opgezegd. In gesprekken op 31 juli en 1 augustus jl. tussen de
ondernemingsraad en de plaatsvervangend korpsbeheerder werd duidelijk
dat de ondernemingsraad zich niet zal verzetten tegen het aanblijven
van de plaatsvervangend korpschef onder voorwaarde dat er een interim
korpschef zou worden aangewezen. Daarnaast is de ondernemingsraad,
blijkens de ambtsberichten, akkoord gegaan met het feit dat de
plaatsvervangend korpschef tot het moment dat de interim korpschef
start, belast zal zijn met de dagelijkse leiding van het korps.
Het traject rondom de benoeming van de interim korpschef is inmiddels
in gang gezet.
Vraag 9
Bent u bereid onmiddellijk een onafhankelijk onderzoek te laten
instellen naar het functioneren van het korps Zeeland in het algemeen
en naar de specifieke gang van zaken ten aanzien van het gebrek aan
vertrouwen in de leiding van het korps? Kunt u de Kamer te zijner tijd
de resultaten van dit onderzoek doen toekomen?
Antwoord
Ja, ik heb inmiddels besloten tot het instellen van een onafhankelijk
onderzoek. Over de formulering van de opdracht vindt nog overleg
plaats. Ik zal u te zijner tijd informeren over de bevindingen daarvan
en over eventuele maatregelen die naar aanleiding daarvan moeten
worden genomen.
Naar boven
Zie ook
Zie het origineel
* Ter Horst laat onderzoek doen naar situatie politie Zeeland
---
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties