Gemeente Breda

Gemeente Breda in ongelijk gesteld betreffende baatbelasting

De gemeente Breda heeft ten onrechte baatbelasting geheven van de eigenaren van onroerende zaken in het Bredase stadshart die beroep hebben ingediend tegen deze belasting. Dit is de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem dat in opdracht van de Hoge Raad de beroepschriften heeft behandeld.

Naast terugbetaling van de reeds geheven baatbelasting aan de bezwaarmakers betekent deze uitspraak dat nog openstaande bedragen niet meer geïnd mogen worden. Voor de terug te betalen baatbelasting gaat het om een bedrag van ongeveer 1.100.000 inclusief rente en voor de nog openstaande annuïteiten betreft het circa 400.000. In de begroting 2008 is hiervoor reeds een bedrag van 1.000.000 opgenomen.

De gemeente bestudeert de uitspraak nog en beslist daarna over mogelijke vervolgstappen.

Aanleiding baatbelasting

In 1996 is deze baatbelasting geheven om de herinrichting van het Bredase stadshart mogelijk te maken. Bijvoorbeeld het vernieuwen van de bestrating of het plaatsen van moderner staatmeubilair en verlichting. Alle betrokken partijen ondersteunden deze plannen en concludeerden dat de beoogde kwaliteit alleen met een bijdrage van de betrokken partijen kon worden gerealiseerd. Zonder eigen bijdrage (baatbelasting) zou de herinrichting soberder en met lagere kwaliteit uitgevoerd worden.

Akkoord met ondernemers

Reeds in 1994 gingen de ondernemers akkoord met het innen van baatbelasting. Tijdens de algemene ledenvergadering van de Vereniging Binnenstad Breda kozen de partijen toen met grote meerderheid voor de hoge kwaliteit met eigen bijdrage, waartoe een convenant gesloten is tussen gemeente en de Vereniging Binnenstad Breda.

Vervolgens heeft de gemeente in 1996 de onroerend goedeigenaren in de binnenstad een totale financiële bijdrage van 4.537.802,20 (destijds 10.000.000) gevraagd in de vorm van baatbelasting of een exploitatieovereenkomst.

Vervolgens heeft een aantal eigenaren bezwaar en beroep aangetekend tegen de aanslagen baatbelasting. Uiteindelijk heeft nu het gerechtshof Arnhem in opdracht van de Hoge Raad in de nog lopende procedures uitspraak gedaan.

Terugbetaling alleen aan bezwaarmakers

Terugbetaling van de baatbelasting geschiedt alleen aan onroerend goed eigenaren, waarvan nog een beroepschrift open staat: de bezwaarmakers. De eigenaren die geen bezwaar of beroep hebben ingediend, krijgen de betaalde belasting niet terugbetaald. Dit is conform het belastingrecht, dat stelt dat aanslagen waartegen geen bezwaar of beroep is ingediend, formeel rechtskracht krijgen en daarmee onherroepelijk zijn. De uitspraak houdt wel in dat de eigenaren die destijds hebben gekozen voor gespreide betaling (in 15 annuïteiten) geen aanslagen meer krijgen opgelegd voor de nog niet opgelegde termijnen.

Breda, 27 augustus 2008