antwoorden op
Kamervragen verbod verrijkte kooi
18 augustus 2008 - kamerstuk
Directie Landbouw
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE
uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
17 juli 2008
2070825470
DL. 2008/2020
18 augustus 2008
onderwerp bijlagen
Kamervragen over uitstel verbod op de
verrijkte kooi
Geachte Voorzitter,
Hierbij doe ik u toekomen de antwoorden op de vragen van het lid Thieme (PvdD) over
uitstel verbod op de verrijkte kooi.
1
Kent u het bericht `twintigjarige opmaat naar verrijkte kooi'? 1)
Ja.
2, 3, 4 en 5
Op welke wijze bepaalt u de overgangstermijn van een verbod op de verrijkte kooi, welke
economische criteria hanteert u daarbij, op welke wijze waardeert u de dierenwelzijns-
criteria, welke prioritering wordt aangebracht in de mee te nemen criteria en op grond van
welke gegevens worden prioriteiten toegekend?
Welke instanties, organisaties, belanghebbenden, wetenschappers, deskundigen,
maatschappelijke groeperingen en overige actoren zijn betrokken bij het bepalen van de
overgangstermijn en waarom heeft u voor hen gekozen?
Waaruit blijkt dat deze betrokkenen een goede afspiegeling vormen van de belangen en
waarden die leven in de samenleving voor wat betreft dierenwelzijn?
Bestaat de kans dat u de overgangstermijn met name zult bepalen in overleg met de sector
en dat daarbij de door hen vastgestelde afschrijvingstermijn leidend zal zijn in uw
beslissing? Zo ja, waarom worden andere betrokkenen, zoals dierenwelzijnsorganisaties,
niet gekend en waarom wordt de afschrijvingstermijn als uitgangspunt gekozen voor het
uitstellen van het nemen van de noodzakelijke en door het parlement gevraagde dieren-
welzijnsverbeteringen? Zo neen, hoe garandeert u dat en op basis waarvan kan dat
worden gecontroleerd?
Ik werk aan een aanpassing van regelgeving op grond waarvan de verrijkte kooi verboden
wordt in Nederland. Dat verbod zal terugwerken tot het moment van aankondiging van
die regelgeving, te weten 18 april 2008.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
18 augustus 2008 DL. 2008/2020 2
Zoals ik in mijn brief aan de Tweede Kamer van 18 april 2008 (Kamerstuk 2007-2008,
28 286, nr. 213) heb aangegeven, zal ik voor een beperkte categorie bedrijven een
overgangstermijn vaststellen. Het betreft die bedrijven met verrijkte kooien en de
zogenoemde voorverrijkte kooien, die op 18 april 2008 waren gerealiseerd of waarvoor op
die datum een onherroepelijke milieu- of bouwvergunning was verleend of aangevraagd.
Een huisvestingssysteem komt slechts in aanmerking voor het overgangsregime indien het
binnen twee jaar na 18 april 2008 in gebruik is genomen.
Bij de bepaling van de overgangstermijn weeg ik dierenwelzijn en de economische
gevolgen voor de betreffende bedrijven in verband met nog niet afgeschreven
investeringen mee. Een eerste ambtelijk overleg met de sector hierover heeft plaats-
gevonden. Ik zal in het najaar op basis van een eigen afweging en na overleg met
belanghebbende partijen een besluit nemen en de Tweede Kamer hierover informeren.
6
Op welke wijze neemt u de constateringen van de Algemene Rekenkamer 2) dat
"stimulerende instrumenten op het gebied van dierenwelzijn langzaam van de grond
komen omdat het ministerie in de sector draagvlak zoekt voor te nemen maatregelen" en
"het is onduidelijk hoeveel bedrijven onder de overgangsregeling vallen" en "de naleving
van geldende regels wordt door de Nederlandse overheid niet intensief gecontroleerd" en
"het Ministerie van LNV heeft ook weinig inzicht in de uitgevoerde controles" mee in uw
bepaling van de overgangstermijn?
Ik zie geen relatie tussen de genoemde constateringen van de Algemene Rekenkamer en
het vaststellen van een overgangstermijn voor het verbod op de verrijkte kooien.
7
Op welke wijze neemt u de volgende zinsnede uit de Nota dierenwelzijn 3) "Mijn
voorganger heeft zowel de leg- als vleessector afgelopen najaar een overgangsperiode
van vijf jaar gegeven om op basis van onderzoek en een plan van aanpak te komen tot
houderijsystemen die zonder ingrepen kunnen. Kansen liggen er op het terrein van
fokkerij, management, voermaatregelen, verrijking van de bestaande huisvestings-
systemen en nieuwe stalontwerpen. Ik wil deze toezegging aan de sector in stand laten,
maar zal de voortgang zeer kritisch volgen. Wanneer de sector niet zelf met oplossingen
komt, overweeg ik zelf stappen te zetten via het spoor van regelgeving" mee in de
bepaling van de duur van de overgangstermijn?
Ik zie geen relatie tussen de vermelde afspraken, die ik met de sector heb gemaakt ten
aanzien van het tegengaan van ingrepen in de pluimveehouderij, en het vaststellen van
een overgangstermijn voor het verbod op de verrijkte kooien.
8
Op welke wijze neemt u de zinsnede uit uw brief 4) over toekomst intensieve veehouderij
"In 15 jaar moet de veehouderij in Nederland zich hebben ontwikkeld tot een in alle
opzichten duurzame veehouderij, met een breed draagvlak in de samenleving. Dan bedoel
ik een veehouderij die produceert met respect voor mens, dier en milieu waar ook ter
wereld....Naast de mens zal in de veehouderij het dier centraal staan.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
18 augustus 2008 DL. 2008/2020 3
Stallen en bedrijfsvoering zijn tegen die tijd om het dier heen gebouwd op een wijze die
wordt gedragen door de samenleving. Het vee vertoont natuurlijk gedrag, krijgt daglicht
en ondergaat nauwelijks tot geen fysieke ingrepen" mee in de bepaling van de duur van de
overgangstermijn?
Deze ambitie zal onderdeel uitmaken van mijn afwegingen bij de besluitvorming over de
overgangstermijn.
9
Is het waar dat het is toegestaan om nog bij de invoering van het kooiverbod in 2012
kooien te verrijken terwijl een verbod op de verrijkte kooi al in april van 2008 is
afgekondigd? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot uw uitgangspunten in de Nota Dierenwelzijn
en uw visie op een duurzame veehouderij? Zo neen, waarom wordt deze suggestie wel
gewekt door Jan Wolleswinkel van de NOP en welke maatregelen gaat u nemen om het
verkondigen van deze onwaarheden te voorkomen?
Ja.
Zoals bovenstaand aangegeven, zal ik voor de zogenoemde voorverrijkte kooien die op
18 april gerealiseerd waren of waarvoor op die datum een onherroepelijke milieu- of
bouwvergunning was verleend of aangevraagd, een overgangstermijn vaststellen. De
ambitie uit de visie veehouderij en de uitgangspunten in de Nota dierenwelzijn zullen
onderdeel uitmaken van mijn afwegingen bij de besluitvorming over de overgangstermijn.
De voorverrijkte kooien, die op 18 april 2008 al waren gerealiseerd en in gebruik
genomen, moeten conform de Europese welzijnsregelgeving voor legkippen uiterlijk op
1 januari 2012 zijn uitgerust met inrichtingselementen als een legnest, zitstok en een
strooiselvoorziening.
Volgens mijn eerder vermelde brief van 18 april 2008 (Kamerstuk 2007-2008, 28 286,
nr. 213) dienen nog te bouwen verrijkte of voorverrijkte kooien, waarvoor vóór
18 april 2008 onomkeerbare investeringsverplichtingen zijn aangegaan, uiterlijk op
18 april 2010 gereed en in gebruik genomen te zijn om onder het overgangsregime te
vallen. Deze kooien zullen vanaf die datum moeten voldoen aan de Europese regelgeving
met betrekking tot de verrijkte kooi en moeten zijn uitgerust met de inrichtingselementen.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
1) Agrarisch Dagblad, 8 juli 2008
2) Rapport Duurzaamheid intensieve Veehouderij (31 478, nr. 1) van de Algemene Rekenkamer
3) Kamerstuk 28 286, nr. 76
4) Kamerstuk 28973, nr. 18, vergaderjaar 2007-2008
---- --
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit