antwoorden op KamervragenToekomst varkenshouderij
11 augustus 2008 - kamerstuk
Directie Landbouw
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE
uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
9 juli 2008
2070824870
DL. 2008/1841
11 augustus 2008
onderwerp bijlagen
Kamervragen over de toekomst van de
varkenshouderij
Geachte Voorzitter,
Hierbij doe ik u toekomen de antwoorden op de vragen van het lid Thieme (PvdD) over de
toekomst van de varkenshouderij.
1
Kent u het bericht "Schreijer: varkenshouderij staat het water aan de lippen"? 1)
Ja.
2
Deelt u de mening dat het slecht gaat in de varkenshouderij? Zo ja, waaraan is die
ontwikkeling te wijten? Zo neen, waarom niet?
De varkenshouderij zit in de zogenoemde varkenscyclus in een periode met lage
opbrengstprijzen als gevolg van verstoorde markten. Vooral in de zeugenhouderij zijn de
opbrengstprijzen op dit moment erg laag. Tegelijkertijd zijn de voer- en energiekosten de
afgelopen periode sterk gestegen. Dit is niet alleen in Nederland het geval, maar in de
hele Europese Unie. Ten opzichte van andere landen heeft de Nederlandse varkenssector
te maken met gemiddeld genomen lagere voerkosten vanwege het relatief grote gebruik
van restproducten uit de humane voedingsindustrie in het veevoer en de aanwezigheid
van een sterke veevoerinfrastructuur. Daar staat tegenover dat de mestafzetkosten in
Nederland hoger zijn.
Het vakmanschap en ondernemerschap van de varkenshouders en de andere schakels in
de keten maken dat de Nederlandse varkenssector een relatief gunstige concurrentie-
positie heeft ten opzichte van andere landen.
De varkenshouderij produceert voor een internationale open markt. De komende tijd zal
er een nieuw evenwicht gaan ontstaan tussen kosten en opbrengsten en in de markt van
vraag en aanbod.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
11 augustus 2008 DL. 2008/1841 2
3
Deelt u de conclusies uit het rapport mestmarkt 2009-2015 van het LEI, dat aangeeft dat er
vanaf 2009 een structureel mestoverschot zal zijn en dat vanaf 2015 13 miljoen kg fosfaat
niet plaatsbaar zal zijn? Zo ja, welke conclusies verbindt u hieraan voor uw beleid?
Zo neen, waarom niet?
Per brief van 13 december 2007 (28385, nr. 93) heb ik u geïnformeerd over de resultaten
van de evaluatie van de Meststoffenwet 2007. In het kader van deze evaluatie heb ik het
Landbouw Economisch Instituut (LEI) gevraagd om voor de periode 2009-2015 te onder-
zoeken welk effect evenwichtsbemesting voor fosfaat zal hebben op de druk op de
mestmarkt. Evenwichtsbemesting voor fosfaat betekent een dalende afzetruimte voor
dierlijke mest. Het LEI verwacht in 2015 zonder aanvullende maatregelen een niet-
plaatsbaar fosfaatoverschot van 13 miljoen kilogram. Ik verwacht dat vooral de
varkenshouderij dan de druk op de mestmarkt zal voelen.
Zoals ik in voornoemde brief al heb aangegeven vind ik het de verantwoordelijkheid van
de sector zelf om te komen tot structurele en innovatieve oplossingen waarmee
voorkomen wordt dat er een structureel niet-plaatsbaar mestoverschot ontstaat.
De uitwerking van duurzame oplossingen voor het mestoverschot zal nauw worden
gekoppeld aan het vergroten van de productie van duurzame energie en het terugdringen
van de broeikasgasemissies door de varkenshouderij in het kader van het Convenant
schone en zuinige agrosectoren. Daar waar ik een bijdrage kan leveren aan duurzame
oplossingen voor het mestoverschot zal ik dit niet nalaten te doen.
Bij de evaluatie van de Meststoffenwet in 2012 zal de balans worden opgemaakt.
4
Bent u van mening dat digestaat een goede vervanger zou kunnen zijn voor kunstmest?
Zo ja, waarom?
Digestaat is en blijft dierlijke mest. Verwerkte producten afkomstig uit digestaat kunnen
wel een goede vervanger zijn voor kunstmest. Over mijn acties dienaangaande heb ik u
geïnformeerd in mijn brief van 16 juni 2008 over de stand van zaken rond het beleid voor
de zogenoemde kunstmestvervangers (28385, nr. 111).
5
Deelt u de mening dat de mogelijkheden om mest af te zetten in het buitenland gering zijn
en dat op dit moment sprake is van een wankel evenwicht? Zo ja, welke maatregelen
neemt u om de gevolgen van het mestoverschot in Nederland aan te pakken en binnen
welke termijn? Zo neen, waarom niet?
Nee.
Jaarlijks laat ik de ontwikkelingen op de mestmarkt monitoren. Deze monitoring wordt
uitgevoerd door het Landbouw Economisch Instituut (LEI) onder begeleiding van de
Commissie van Deskundigen Meststoffenwet (CDM). Uit de monitoring blijkt dat de netto-
export van dierlijke mest is gestegen van 16 miljoen kilogram fosfaat in 2006 naar
28 miljoen kilogram in 2007. Hieruit concludeer ik dat de sector volop gebruik maakt van
de mogelijkheden om dierlijke mest af te zetten buiten de Nederlandse landbouw en dat
de mogelijkheden nog niet volledig benut zijn.
1) Agrarisch Dagblad, 24 juni 2008
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
11 augustus 2008 DL. 2008/1841 3
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 heb aangegeven, acht ik het de verantwoordelijkheid
van de sector zelf om oplossingen te vinden voor de dalende afzetmogelijkheden van
onbewerkte dierlijke mest binnen de Nederlandse landbouw. Daar waar mogelijk zal ik
initiatieven van het bedrijfsleven faciliteren.
6
Deelt u de mening dat een sterk vervuilende sector met geringe toegevoegde waarde niet
gestimuleerd zou moeten worden maar gesaneerd? Zo ja, op welke wijze en termijn wilt u
sanering van de varkenssector bevorderen? Zo neen, waarom denkt u dat het bevorderen
van een onrendabele, vervuilende sector toegevoegde waarde zou bieden?
Ik constateer dat de varkenshouderijsector de afgelopen jaren veel heeft geïnvesteerd in
milieu- en dierenwelzijnsmaatregelen. Dit heeft al veel resultaten opgeleverd, maar forse
inspanningen zullen de komende jaren nodig zijn om de scherpe toekomstige Europese
doelstellingen te kunnen halen en nieuwe uitdagingen het hoofd te bieden. Zoals ik in de
toekomstvisie op de veehouderij heb aangegeven, is het mijn ambitie dat de varkens-
houderij in Nederland zich over vijftien jaar moet hebben ontwikkeld tot één in alle
opzichten duurzaam producerende sector met een breed draagvlak in de samenleving.
Een varkenshouderijsector die produceert met respect voor dier, mens en milieu en
tegelijkertijd de competitie op liberaliserende en open markten aan kan. Mijn beleid is
gericht op het stellen van randvoorwaarden waarbinnen de sector werkt aan een verdere
verduurzaming. De concrete invulling is geen zaak van een blauwdruk vanuit de overheid
maar de verantwoordelijkheid van de varkenshouderij zelf in nauwe samenwerking met
ketenpartijen en maatschappelijke organisaties.
7
Bent u bereid de slechte resultaten van de varkenssector uit oogpunt van milieu en
economische prestaties te betrekken in uw voornemen om een transitie naar een meer
duurzame eiwitproductie op gang te brengen? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo neen,
waarom niet?
Nee.
Het kabinet zet in op de omschakeling naar een meer duurzame productie en consumptie
van zowel dierlijke als plantaardige eiwitten. De inzet van het kabinet is weergegeven in
de beleidsbrief Landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid van 8 mei 2008
(31250, nr. 14) en de brief van 27 mei 2008 over de Nederlandse inzet bij de High Level
Conference van de FAO op 4 juni 2008 (31200 XIV, nr. 219).
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
1) Agrarisch Dagblad, 24 juni 2008
---- --
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit