Presentatie KNMI-rapport 'De toestand van het klimaat in Nederland 2008'
Toespraak | 31-07-2008 | De Bilt | Staatssecretaris Tineke
Huizinga-Heringa
Alleen de uitgesproken tekst geldt.
Dames en heren,
Het lijkt er soms op alsof er in deze tijd van het jaar maar één ding
écht belangrijk is: het weer! Mensen in eigen land hopen op zon.
Nederlanders in warme oorden verlangen juist naar een verkoelend
windje. En daarbij kijken we liefst niet te ver vooruit. De vraag is
simpelweg of de barbecue vanavond áán en de dikke trui morgen úit kan.
U herkent het vast. Net als de notie dat er op dat gebied weinig
zekerheden zijn.
Vandaag, op deze laatste dag van een julimaand waarin de thermometer
alle kanten opging, gaat het ook over het weer, over ons klimaat. Maar
we laten de verwachting voor morgen even voor wat `ie is en nemen een
ruimere periode onder de loep. Het KNMI heeft ruim een halve eeuw
teruggekeken en de vraag is wat dit inzicht voor de lange termijn
betekent.
Het KNMI heeft berekend dat de opwarming van Nederland sinds 1950 twee
keer zo snel is gegaan als gemiddeld op de aarde. En dat verloopt niet
gelijkmatig, met als gevolg extreme regenval aan de ene kant en aan de
andere kant opvallende droogteperiodes. Ik hoef maar het bijna
tropische voorjaar van vorig jaar in herinnering te brengen. En daar
volgde juist weer een wisselvallige en natte zomer op.
Het nieuws uit het rapport `De toestand van het klimaat', dat
Nederland sneller opwarmt dan de rest van de wereld, bevestigt dat het
nodig is ingrijpende keuzes te maken. Want Nederland moet ook op de
lange termijn een welvarend en veilig land blijven, met voldoende
schoon water voor mens en natuur. En dat betekent dat we de
verandering van het klimaat, hoe onzeker ook, het hoofd moeten bieden.
Dit KNMI-rapport benadrukt dus het belang van de commissie Veerman,
die op 3 september haar advies presenteert.
Het KNMI geeft ook aan dat de trend van opwarming beperkte
voorspellende waarde heeft. Dát het klimaat verandert staat vast, maar
het tempo en de omvang zijn met onzekerheden omgeven. Daar laten we
ons niet door verlammen. Omgaan met onzekerheden is een van de
belangrijkste uitgangspunten voor het toekomstige waterbeleid. Om
uitschieters vóór te zijn, gaan we Nederland klimaatbestendig
inrichten. Daarbij staan drie kernwoorden centraal:
- Weerstand;
- veerkracht;
- en aanpassingsvermogen.
Weerstand om extreme omstandigheden te kunnen weerstaan, veerkracht om
snel te kunnen herstellen en aanpassingsvermogen om goed in te spelen
op onzekerheden over de omvang en tempo van klimaatverandering.
Mijn eerste vraag aan het KNMI was natuurlijk: wat betekenen deze
nieuwe gegevens voor het advies van de Deltacommissie? En het antwoord
luidt dat deze cijfers bevestigen dat we voor een grote uitdaging
staan voor de lange termijn, waar we ons bewust van moeten blijven. De
verwachtingen van het KNMI voor de lange termijn gelden nog altijd.
Wel tekent zich steeds scherper af dat we ons aan de warme kant van
het spectrum bevinden.
Om ieder misverstand te voorkomen: het feit dat in Nederland de
temperatuur sneller is gestegen dan gemiddeld ter wereld heeft géén
extra gevolgen voor de stijging van de zeespiegel, wél voor de
regenval, het waterpeil in de rivieren, het grondwater.
Het is niet zo gek dat Nederlanders in een julimaand als deze vinden
dat er in dit land te véél regen valt. Het is bijna niet voor te
stellen dat Nederland in deze eeuw verdroogt. Dat we rekening moeten
gaan houden met periodes waarin we te kampen hebben met een tekort aan
zoetwater. We hebben te veel, maar tegelijkertijd hebben we ook te
wéinig water.
Het KNMI confronteert ons door dit rapport opnieuw met de dringende
vraag hoe om te gaan met de onzekerheden van het veranderende klimaat.
Hoe zorgen we ervoor dat we in droge periodes genoeg drinkwater hebben
en de landbouwgewassen niet verdrogen? Hoe gaan we om met de
toenemende verzilting? En waar laten we het water als het juist
extreem regent?
Dat vraagt om nationaal beleid met oriëntatie op de lange termijn en
acties gericht op het midden van deze eeuw. In het Nationaal Waterplan
dat we eind dit jaar in ontwerp presenteren leggen we daar de basis
voor.
En ondertussen zitten we uiteraard niet stil. Tot 2020 werken we aan
onze veiligheid door rivieren de ruimte te geven en de verbetering van
de dijken, inclusief de Afsluitdijk. De mogelijke afvoeren van Maas en
Rijn worden uitgebreid en we innoveren. Denk bijvoorbeeld aan verdere
ontwikkeling van dijken die niet kunnen bezwijken, zogenoemde
klimaatdijken.
Maar of het nou gaat om een aanpak voor de korte, middellange of lange
termijn; het moet altijd wetenschappelijk onderbouwd zijn en gestoeld
op expertise. Daarom ben ik blij met dit rapport van het KNMI, als
extra bouwsteen voor een nationaal beleid dat omgaat met de
onzekerheden van het klimaat. Zodat we samen verder kunnen werken aan
en leven in de mooiste en veiligste delta die Nederland heet.
Dank voor uw aandacht.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat