lijkt Weiden geeft hoger inkomen, ook als het moeilijk lijkt 31 jul 2008

Onderdeel: Animal Sciences Group

Ook onder âmoeilijke beweidingomstandighedenâ is het inkomen bij weiden hoger dan bij opstallen, maar het voordeel wordt hierdoor wel kleiner. Dit concludeert de Animal Sciences Group van Wageningen UR in een studie naar het economisch effect van weidegang op melkveebedrijven bij het mestbeleid van 2009. Bij de afweging van weiden of opstallen spelen tevens persoonlijke waarden een rol, maar ook daarbij blijft inzicht in de economische effecten nodig. De studie is gedaan op verzoek van het ministerie van LNV en begeleid door een commissie die voornamelijk uit veehouders en bedrijfsadviseurs bestond.

De studie besteedt in het bijzonder aandacht aan beweiding onder moeilijke beweidingomstandigheden, namelijk een automatisch melksysteem, een klein beweidbaar oppervlak, een grote koppel of een hoge melkproductie per koe. Daarmee geeft de studie geen representatief beeld voor de gehele melkveesector, maar wel een goed beeld voor dat segment waarvoor weiden moeilijk is. Omdat in de studie de kaders van het mestbeleid van 2009 zijn meegenomen, is tevens nagegaan wat de invloed van het ureumgehalte van melk en de melkproductie per koe op de stikstofexcretie is. Bij weidegang is verondersteld dat het ureumgehalte twee punten hoger is dan bij opstallen.

Algemene conclusie is dat het inkomen bij weiden onder moeilijke beweidingomstandigheden hoger is dan bij opstallen. Alleen op bedrijven waar minder dan een kwart van het grasland beweidbaar is voor koeien (meer dan 10 melkkoeien per hectare beweidbaar oppervlak), is opstallen vaak voordeliger dan weiden. Bij 35% voor koeien beweidbaar grasland (minder dan 10 koeien per ha) is weiden vaak net weer voordeliger dan opstallen. Bij zeer lage loonwerktarieven en geen extra kosten voor voer- en mestopslag bij opstallen, levert opstallen meestal wel een hoger inkomen op.

Rond de resultaten zitten marges van enkele centen tot enkele euroâs per 100 kg melk. Deze zijn veroorzaakt door bewust te variëren met de loonwerktarieven, aankoopprijzen van ruw- en krachtvoer en de kosten van extra mest- en voeropslag. Dit zijn namelijk, naast de arbeidorganisatorische, maatschappelijke en persoonlijke afwegingen rond beweiden of opstallen, de factoren die de belangrijkste financiële verschillen veroorzaken.

De berekeningen laten zien dat er een sterke relatie bestaat tussen de opname van weidegras en het inkomensverschil tussen weiden en opstallen. Hoe meer weidegras de koeien in de wei opnemen, hoe groter het inkomensvoordeel van weiden is ten opzichte van opstallen. Bij weiden blijven de krachtvoerkosten, de loonwerkkosten voor gras oogsten, mest uitrijden en de voer- en mestopslagkosten laag. Om in het weideseizoen voldoende te profiteren van het inkomensvoordeel van weiden, is een minimaal aantal weidedagen belangrijk. De grens ligt bij ongeveer 120 dagen. Vooral bij bedrijven met een klein beweidbaar oppervlak is dat soms niet mogelijk. Door weinig weidedagen en veel bijvoeding nemen de koeien dan zo weinig weidegras op dat opstallen financieel aantrekkelijker is.

De resultaten en conclusies van de studie zijn beschreven in ASG-rapport nr. 147 âWeidegang onder moeilijke omstandighedenâ.

Contact
Bert Philipsen
Tel. 0320 - 293 449
bert.philipsen@wur.nl