28-07-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Notitie inzake de relaties van de Europese Unie met haar buren
Doelstellingen Europees Nabuurschapsbeleid
Het Europees Nabuurschapsbeleid (ENB) voorziet in het opbouwen van geprivilegieerde
bilaterale relaties van de Europese Unie met de buurlanden in Oost-Europa en de Zuidelijke
Kaukasus1 en ten zuiden van de Middellandse Zee2. Sinds 2003 heeft het ENB zich
ontwikkeld tot het beproefde instrument voor samenwerking met deze landen op een breed
scala aan beleidsterreinen. Het ENB beoogt de bewerkstelliging van transformatie- en
hervormingsprocessen in onze buurlanden. De uiteindelijke doelstelling ervan is het
bevorderen van een ring van welvarende en stabiele staten rondom de Unie. Als zodanig past
het ENB dan ook in de Europese veiligheidsstrategie van 2003. Het ENB is geen voorportaal
voor EU-lidmaatschap3.
De samenwerking in ENB-kader baseert zich op respect voor gezamenlijke waarden in
wederzijds belang, namelijk democratie, de rechtsstaat, mensenrechten, goed bestuur, de
beginselen van de markteconomie en duurzame ontwikkeling. Het ENB biedt de buurlanden
een stimulans voor maatregelen die een gunstig effect hebben op economische en sociale
hervormingen naast de voordelen die verdergaande integratie in de EU interne markt met zich
meebrengen. Het ENB is immers een partnerschap waarbinnen geldt dat hoe sterker een
partnerland zich voor de Unie engageert, des te intensiever de samenwerking op politiek en
economisch gebied en middels financi.le en technische assistentie zal zijn.
Deze stimulerende maatregelen gaan verder dan voor enige andere groep van derde landen.
De regering acht dit gerechtvaardigd: de interne veiligheid van de Unie wordt in belangrijke
mate mede bepaald door de kracht van de ENB-ring rond de Unie. Het ENB is van cruciaal
belang ten aanzien van onderwerpen als migratiestromen, georganiseerde misdaad,
epidemieën en energievoorzieningszekerheid - een aantal ENB-landen is een belangrijke gasen
olieproducent of doorvoerder - die alle van grote betekenis zijn voor de veiligheid en
stabiliteit binnen de Unie. Het ENB kan belangrijke bijdragen leveren aan de sociaaleconomische
ontwikkeling van de buren. Met name in veel zuidelijke buurstaten met hoge
werkeloosheid en een "jonge" bevolking is er een potentieel voor destabilisatie waar de Unie
de negatieve effecten van zou kunnen ondervinden. De burger heeft een direct belang bij een
succesvol ENB.
Met het oog op een zo groot mogelijke synergie en invloed op de ontwikkeling van
democratische waarden, rechtstaat en justitiële capaciteit bij de Oost-Europese buren, dienen
de goede afstemming en samenwerking van de EU met de relevante gremia van de Raad van
Europa te worden voortgezet en waar nodig versterkt.
1 Armenië, Azerbeidzjan, Wit-Rusland, Georgië, Moldavië en Oekraïne. Rusland valt niet onder het ENB. Ook
de landen van de Westelijke Balkan vallen niet onder het ENB, zij hebben perspectief op EU-lidmaatschap.
2 Algerije, Egypte, Israël, Jordanië, Libanon, Libië, Marokko, Palestijnse Gebieden, Syrië en Tunesië
3 De oostelijke buurlanden van de Unie kunnen theoretisch gezien, gegeven artikel 49 van het verdrag
betreffende de Europese Unie, op enig moment een lidmaatschapsaanvraag doen. De regering acht perspectief op
EU-lidmaatschap voor deze landen op dit moment echter niet aan de orde.
2
Trends binnen het Europees Nabuurschapsbeleid
Het ENB heeft de afgelopen twee jaar een dynamische ontwikkeling doorgemaakt. Vanwege
het bilaterale karakter van de relaties met de buurlanden onder het ENB is het bij de
uitvoering van het beleid noodzakelijk gebleken steeds verdergaande maatregelen en
aanpassingen door te voeren om het ENB volledig te benutten en is tevens steeds grotere
verscheidenheid opgetreden in de mate van voortgang van de samenwerking. In de
regeringsnotitie inzake het partenariaat, welke op 14 mei 2008 aan de Kamer is aangeboden,
wordt melding gemaakt van deze belangrijke trends binnen het ENB, te weten incorporatie
van nieuwe elementen (verbreding en verdieping) en differentiatie.
- Verbreding en verdieping
In de Mededeling van de Europese Commissie van 5 december 2007 inzake versterking van
het ENB wordt nader ingegaan op de genoemde trends. Waren aanvankelijk de actieplannen
het belangrijkste instrument van het ENB, thans is het instrumentarium aanzienlijk breder. Op
het gebied van verdergaande economische integratie is na implementatie van de ENBActieplannen
en WTO-toetreding de volgende stap het afsluiten van zogeheten 'diepe en
alomvattende vrijhandelsakkoorden' met de buurlanden. Deze akkoorden omvatten alle
handel in goederen en diensten tussen de EU en de partnerlanden, evenals strikte en juridisch
bindende voorschriften inzake handel en economie (regelgevende normen en standaarden).
Zowel de tarifaire als non-tarifaire belemmeringen worden zo geslecht. Voor de ENB-landen
is dat van groot belang: de gemiddelde EU tarieven zijn met 5% laag maar de EU stelt
strenge eisen aan importen. De invoertarieven aan ENB-zijde lopen uiteen van 3% in Armenië
tot ruim 25% in Marokko en Tunesië. Beide zijden hebben dus het nodige te winnen bij
vergaande vrijhandelsakkoorden. Van groot belang is voorts dat de EU via het ENB investeert
in betere instituties voor groei in de buurstaten: verbetering van eigendomsrechten, betere
regelgeving, en beter macro-economisch beleid. Uit onderzoek is gebleken dat dit tot
aanzienlijke verbetering van het BBP per hoofd zou kunnen leiden4.
Het ENB gaat uit van landenspecifieke overname van het EU-acquis op het gebied van
regelgeving waarbij de mate van overname per land kan verschillen. Gegeven de grote
diversiteit tussen de partnerlanden, kan het ENB dankzij het bilaterale karakter ook op dit vlak
individueel maatwerk bieden. Volledige overname van het EU-acquis zoals in het geval van
de EER-staten is in beginsel ook mogelijk. Daarbij zij echter aangetekend dat de in de ENB
voorziene selectieve overname van acquis voor ENB-landen voordelen heeft: ze zijn niet
verplicht acquis automatisch over te nemen maar bepalen op grond van hun eigen situatie de
mate waarin zij dit willen doen. Voorts hoeven zij niet financieel bij te dragen aan de interne
markt zoals in het geval van de EER-staten (EER-staten dragen 1,17 miljard bij voor de
periode 2004-2009). Op de langere termijn en indien bij de buurlanden de nodige voortgang is
geboekt op het gebied van intraregionale economische integratie, denkt de Commissie aan een
Nabuurschap Economische Gemeenschap die volledig geïntegreerd is in de interne markt.
4 Europese Verkenning 6 over "Europa's buren",Centraal Planbureau en het Sociaal en Cultureel Planbureau
2008, p. 104
3
Overname van EU-acquis is uiteraard een instrument dat afkomstig is uit de
uitbreidingssystematiek. Het is belangrijk om te wijzen op de verschillende doelstellingen. In
het geval van uitbreiding is overname van acquis een noodzakelijke voorwaarde voor
volledige participatie in de instituties en de besluitvorming van de Europese Unie. Het gaat
dan om landen met Europees toetredingsperspectief. In het geval van landen die dat
perspectief thans niet hebben, zal de acquisovername leiden tot vergaande integratie in de
interne markt. De doelstelling is in dit geval dat de Unie omgeven zal worden door een ring
van landen die economisch geïntegreerd zijn met de Unie. Dat is de beste garantie voor de al
vermelde uiteindelijke doelstelling van het ENB, het creëren van een ring van stabiele en
welvarende landen rond de Unie. De Unie zal altijd buren hebben: goed nabuurschap is
derhalve een doel op zichzelf dat niet noodzakelijkerwijs de voorbereiding op iets anders
hoeft te zijn. Het is derhalve zaak dat nabuurschap zo optimaal en effectief mogelijk in te
vullen.
Naast vergaande economische integratie worden de mogelijkheden verkend voor het
vergroten van de onderlinge mobiliteit, van essentieel belang voor de partnerlanden, door het
vergemakkelijken van legitieme, kortdurende verplaatsingen en het afsluiten van
mobiliteitspartnerschappen. Het ENB kan voor de partnerlanden op deze wijze dienen als
stimulans om vooraf de nodige veiligheidsmaatregelen te realiseren op het gebied van
tegengaan van illegale migratie, capaciteitsversterking voor beheer van migratiestromen en
beveiliging van documenten. Op politiek gebied hebben de ENB-partnerlanden reeds de
mogelijkheid zich te associ.ren met GBVB-verklaringen. Daarnaast wordt gewerkt aan
nieuwe voorstellen op het gebied van conflictbeslechting door inzet van GBVB- en EVDBinstrumenten.
Hierbij wordt vooral gedacht aan de conflicten in Transnistri., Abchazi., Zuid-
Osseti., Nagorno-Karabach, het Midden Oosten en de Westelijke Sahara. Inspanningen van
de Unie om politieke en economische hervormingen in de buurlanden te bevorderen worden
door de conflicten in de regio immers ondermijnd en kunnen de eigen veiligheid van de EU in
gevaar brengen.
De Unie kan een belangrijke rol spelen bij het opbouwen van wederzijds vertrouwen tussen
de buurlanden door gelijksoortige hervormingen in verschillende partnerlanden te stimuleren
en convergentie te bevorderen tussen politieke, economische en juridische stelsels. Het is
derhalve van groot belang de al in de actieplannen voorziene politieke dialoog optimaal te
gebruiken en verder te versterken. ENB is in feite het instrument bij uitstek waarmee de Unie
op haar eigen wijze - stap voor stap om averechtse effecten te voorkomen maar zonder
aflaten - rechtsorde, democratisering en mensenrechten in de buurlanden effectief bevordert.
Tenslotte biedt het versterkte ENB sinds 2007 ook de mogelijkheid tot deelname (zonder
stemrecht) aan communautaire agentschappen en programma's door de buurlanden.
De regering vindt het belangrijk dat op basis van wederzijdse belangen en behoeften het ENB
steeds verder wordt uitgebouwd. Het ENB heeft bewezen een elastisch en dynamisch concept
te zijn dat enerzijds individueel maatwerk mogelijk maakt en anderzijds toch een coherent
beleidskader biedt voor onze relaties met uiteenlopende partners.
- Differentiatie
Binnen het gemeenschappelijke ENB-beleidskader heeft de landenspecifieke benadering
gezorgd voor voortschrijdende differentiatie. Verschillen in ambities, politieke situatie en
prestaties op het gebied van hervormingen hebben ertoe geleid dat de relaties met elk
buurland zich in geheel eigen tempo ontwikkelen, zoals ook blijkt uit de Commissiemededeling
van 3 april 2008 waarbij de voortgangsrapportages van de ENB-actieplannen
4
gevoegd zijn. Ook economisch is er sprake van grote verschillen in ontwikkelingsniveau
tussen de ENB-landen. In Israel is er sprake van een inkomen per hoofd op West-Europees
niveau terwijl het per hoofd inkomen van het armste buurland, Moldavië, 2% is van het EU-
15 gemiddelde.
Met name Oekra.ne, Moldavi., Marokko en Isra.l hebben goede voortgang geboekt bij de
implementatie van de ENB-Actieplannen en deze landen hebben aangegeven behoefte te
hebben aan een vernieuwde, intensievere relatie met de Unie. Momenteel wordt dan ook met
Oekra.ne onderhandeld over een uitgebreide overeenkomst, met Marokko over een
"geavanceerd statuut" en met Isra.l over intensivering van de betrekkingen. Goede prestaties
kunnen, indien het partnerland dit wenst, leiden tot versnelde toenadering. Deze benadering
zorgt enerzijds voor conditionaliteit - versnelling vereist prestaties - en anderzijds voor
nuttige "peer pressure" - sommige ENB-partners zullen qua snelheid niet al te zeer willen
achterblijven bij anderen..
De regering steunt de trend tot differentiatie, welke zich zal voortzetten naarmate het ENB
zich verder ontwikkelt. De differentiatie aan de grenzen is in zekere zin een spiegelbeeld van
de snelheden en opt-ins en -outs binnen de Unie. Ook buurlanden hebben de mogelijkheid
sneller of minder snel te gaan. Zoals vermeld in de notitie over het partenariaat ziet de
regering het partenariaat binnen dit kader als volledige gebruikmaking van het potentieel van
het ENB waardoor een nauwe relatie met de Unie wordt bewerkstelligd. Bij zo'n relatie wordt
in de eerste plaats gedacht aan de landen van de oostelijke dimensie. Tegelijkertijd acht de
regering het ENB bij uitstek geschikt als overkoepelend kader voor al deze op maat gesneden
relaties, ongeacht welke benaming hieraan wordt gegeven.
Regionale samenwerking
De Associatieakkoorden met de zuidelijke buren en de Partnerschaps- en
Samenwerkingsovereenkomsten met de oostelijke buren vormen de basis voor samenwerking
voor zowel het bilaterale ENB als voor een aantal multilaterale processen.
Voor de zuidelijke buren biedt het Barcelona proces sinds 1995 het regionale kader voor de
Euromediterrane samenwerking. Nadat tijdens de Europese Raad van 13-14 maart 2008 werd
besloten dat het Franse initiatief voor oprichting van een Unie voor de Mediterrane regio zou
worden ge.ntegreerd in het Barcelona proces, publiceerde de Europese Commissie eind mei
2008 een Mededeling met voorstellen voor inhoudelijke en institutionele vormgeving van wat
officieel voortaan heet "Barcelona-proces: Unie voor de Mediterrane regio". De
verworvenheden van het Barcelona-proces blijven behouden maar in de verwachting dat het
Franse initiatief een nieuw politiek elan zal geven aan een proces waarvan de waarde
doorgaans niet in twijfel wordt getrokken maar de vitaliteit soms wel. Mede met het oog
hierop is het de bedoeling dat de Mediterrane partnerlanden meer zeggenschap krijgen op
projectmatig, organisatorisch en institutioneel gebied. In dit verband wordt voorgesteld de
Unie voor de Mediterrane regio te laten functioneren onder een gedeeld EU-Mediterraan covoorzitterschap
en wordt gesproken over het opzetten van een apart secretariaat en een
zogeheten 'Joint Permanent Committee' waarin de Brusselse vertegenwoordigers van de
landen die lid zijn van de Unie voor de Mediterrane regio regelmatig bijeenkomen. Naast de
reeds bestaande activiteiten in het kader van het Barcelona proces, beoogt de Unie voor de
Mediterrane regio additionele concrete en zichtbare projecten te ontwikkelen ter bevordering
van de regionale samenwerking. De projecten zullen zich in eerste instantie richten op de
volgende sectoren: duurzame ontwikkeling (milieu, energie, transport en water), cultuur
5
(interculturele dialoog, onderwijs) en in een later stadium: economische groei,
personenverkeer en veiligheid (inclusief migratie). Behalve eventuele communautaire
financiering, zal worden getracht om additionele fondsen aan te trekken uit onder meer de
private sector, bilaterale bijdragen en internationale financi.le instellingen. De voorstellen van
de Commissie worden momenteel in Raadskader besproken. Het is de bedoeling dat het
"Barcelona-proces: Unie voor de Mediterrane Regio" op 13 juli 2008 tijdens een speciale top
in Parijs officieel opgericht wordt.
De regering hoopt dat de Unie voor de Mediterrane regio daadwerkelijk de verwachte nieuwe
politieke impuls zal geven aan de Euromediterrane samenwerking. Nederland steunt de
voorstellen van de Commissie. De regering acht het van groot belang dat het Barcelona acquis
behouden blijft en dat alle landen die deel uitmaken van het Barcelona proces op gelijke voet
zullen kunnen participeren in de toekomstige Unie voor de Mediterrane regio. Dit is des te
meer van belang bij de realisatie van de voorstellen voor co-voorzitterschap en het opzetten
van een secretariaat evenals participatie in projecten. Voorts stelt Nederland als voorwaarde
dat het co-voorzitterschap van EU-zijde in lijn zal zijn met de bepalingen van het Verdrag van
Lissabon wanneer deze in werking treedt. Aan de zijde van de mediterrane partners dienen
alle deelnemende landen in aanmerking te komen voor het co-voorzitterschap. Nederland
wenst een lichte optuiging van het secretariaat. Bij dit alles moet worden gewaakt voor
duplicatie met reeds lopende initiatieven en moet zo kostenefficiënt mogelijk worden
geopereerd.
Bij de oostelijke ENB-partners komt de regionale samenwerking langzamer op gang.
Pogingen van het Duitse voorzitterschap begin 2007 om de samenwerking met de oostelijke
ENB-staten een regionale horizontale paraplu te geven, doorgaans aangeduid als "de
oostelijke dimensie" konden in eerste instantie op weinig steun rekenen. Wel wordt in het
oosten op subregionaal niveau samengewerkt in het kader van de Zwarte Zee Economische
Samenwerkingsraad. Met name de ontwikkelingen rond de Unie voor de Mediterrane regio
hebben de discussie over de oostelijke dimensie de laatste maanden weer aangezwengeld: de
multilaterale samenwerking met het zuiden leek een nieuwe vlucht te nemen terwijl het oosten
"achterbleef". Vooral oostelijke lidstaten - maar niet alleen zij - hebben zich er bij herhaling
voor uitgesproken. Daarbij zij aangetekend dat deze staten ook nadrukkelijke voorstanders
zijn van het geven van Europees perspectief aan met name Oekraïne. Zij erkennen echter dat
dit in ieder geval voorlopig niet aan de orde zal zijn en concentreren hun inspanningen nu
vooral op een zo nauw mogelijke samenwerking met de oostelijke buren. Tijdens de Europese
Raad van 19/20 juni is besloten om de oostelijke dimensie verder te versterken. De Europese
Commissie heeft de opdracht gekregen om in de lente van 2009 een uitgewerkt voorstel te
presenteren.
Over de invulling van de oostelijke dimensie bestaat vooralsnog geen afgerond beeld. Naast
verdere versterking van de bilaterale samenwerking gaat de aandacht vooral uit naar
horizontale samenwerking tussen de EU en de zes oostelijke ENB-staten met veel aandacht
voor integratie in de EU interne markt met als uiteindelijke doel een
nabuurschapsvrijhandelszone. In navolging van de Unie voor de Mediterrane regio wordt
voorts nadruk gelegd op een projectmatige aanpak en aansluiting op de al bestaande
samenwerking binnen de Zwarte Zee-regio. Voorts wordt gesproken over intensivering van
samenwerking op politiek en veiligheidsgebied, ten aanzien van grensbewaking en
migratiestromen, en milieu en onderwijsprogramma's. Oostelijke lidstaten stellen ook dat zij
de oostelijke buren het nodige te bieden aan expertise over transitie naar
vrijemarkteconomieën gegeven hun eigen ervaringen.
6
Ook binnen het Europees Parlement speelt de discussie over de oostelijke dimensie: het EP
wil een parlementaire assemblée oprichten met de oostelijke ENB-partners in navolging van
de reeds bestaande Euromediterrane Parlementaire Assemblée voor de zuidelijke buren.
Nederland acht meer aandacht voor de oostelijke buren wenselijk. In deze landen bestaan veel
verwachtingen ten aanzien van de Europese Unie. Om die reden is het van belang te zoeken
naar nauwe en inhoudsvolle relaties. Nederland wil derhalve graag meedenken over de
invulling van een oostelijke dimensie. Daarbij hanteert Nederland wel een aantal
randvoorwaarden. Er mag geen sprake zijn van een zware institutionele optuiging: de
samenwerkingsstructuur dient licht te blijven. De volledige betrokkenheid van alle lidstaten
dient gegarandeerd te zijn. Er kunnen geen extra communautaire fondsen voor ingezet worden
noch mag er een nieuwe discussie ontstaan over de verdeling binnen het ENPI tussen Zuid en
Oost. Bovendien geldt dat niet zozeer het volume van door de EU lidstaten beschikbaar
gestelde middelen doorslaggevend is voor een goede ontwikkeling van deze regio's: om
effectief te zijn dienen deze middelen te vallen in een vruchtbare bodem. Voorts dient er
nader gereflecteerd te worden op de mogelijke impact van een dergelijke oostelijke dimensie
op de relatie met Rusland. Daarbij staat voor de regering echter vast dat er geen sprake hoeft
te zijn van een "zero-sum game": de EU heeft er belang bij dat Rusland en de EU beide goede
relaties hebben met hun gezamenlijke buren. Een oostelijke dimensie moet toegevoegde
waarde hebben. In dit kader is ook de vraag belangrijk in welke mate de huidige zes oostelijke
ENB-landen als één dimensie c.q. regio kunnen worden behandeld.
Financieringsinstrument
Het Europees Nabuurschaps- en Partnerschapsinstrument (ENPI) financiert de implementatie
van de met de ENB landen afgesloten Associatieakkoorden en Partnerschaps- en
Samenwerkingsovereenkomsten. Ook de ENB actieplannen vallen onder het beleidskader van
het ENPI instrument. Voor ENPI is EUR 11,7 miljard beschikbaar over een periode van 2007-
2013. Dit is een stijging van 45% ten opzichte van de middelen die in de periode 2000-2006
beschikbaar waren voor deze regio.
Uit het ENPI worden ook de activiteiten met Rusland in het kader van de vier
gemeenschappelijke ruimten en de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst (PSO)
gefinancierd; Rusland zelf valt, op Russisch verzoek, niet onder het ENB.
Het ENPI bestrijkt vele samenwerkingsgebieden, waaronder de bevordering van: politieke
dialoog en hervormingen; harmonisatie van wet- en regelgeving met het oog op deelname van
partnerlanden aan de interne markt; de rechtsstaat, goed bestuur, democratisering,
mensenrechten en fundamentele vrijheden; duurzame ontwikkeling; armoedebestrijding;
sociale ontwikkeling, non-discriminatie, werkgelegenheid en gelijkheid tussen man en vrouw;
volksgezondheid; ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld, samenwerking in de
sectoren energie, telecommunicatie en vervoer; voedselveiligheid; ontwikkeling van een
markteconomie; samenwerking op het gebied van hoger onderwijs, onderzoek en innovatie;
hervormingen en het versterken van de capaciteit op het gebied van justitie en binnenlandse
zaken; samenwerking inzake informatie-uitwisseling op belastinggebied; regionale en
grensoverschrijdende samenwerking; het bieden van steun in postcrisissituaties. Voor de
thema's investeren in mensen, milieu, migratie en asiel, voedselzekerheid en nietoverheidsactoren
en lokale autoriteiten maakt het ENPI gebruik van de fondsen van het
instrument voor ontwikkelingssamenwerking. Het ENPI draagt ook bij aan gezamenlijke
actieprogramma's met de Raad van Europa voor de drie Kaukasus-staten, juist vanwege de
expertise die de Raad van Europa kan bieden m.b.t. opbouw justitiële capaciteit,
7
democratische normen en rechtsorde. Activiteiten met Wit-Rusland in het kader van het ENPI
staan, in afwachting van voortgang op het gebied van democratisering en hervormingen, op
een laag pitje.
Het positieve oordeel van de regering over de stroomlijning van het EU-instrumentarium voor
extern beleid per 1 januari 2007, in het kader waarvan het aantal instrumenten van meer dan
dertig werd teruggebracht tot negen, geldt ook voor het ENPI. Er bestaat nu een overzichtelijk
instrument voor samenwerking met de buren met één beheerscomité in het kader van
comitologie. De Bestuursfaciliteit ('Governance Facility') binnen het ENPI biedt extra hulp
aan die landen die aanzienlijke voortgang maken op het gebied van hervormingen: het ENPI
biedt zo stimulansen. Veel ENB-landen zijn middeninkomenslanden die op de ODA-lijst
staan: de stroomlijning van de instrumenten maakt het gemakkelijker de armoedefocus, ook in
deze landen, nauwlettend te volgen. In algemene zin geldt dat de Commissie in de laatste
jaren een belangrijke slag gemaakt heeft in het verbeteren van de effectiviteit van de
gemeenschapshulp. Nederland blijft volledige aandacht behouden voor verdere verbetering.
Naast de genoemde forse toename van de ENPI-middelen zijn ook de uitleenmandaten van de
Europese Investeringsbank (EIB) gestegen; de huidige uitleenmandaten bedragen voor de
periode 2007-2013 ¤ 8,7 miljard voor de zuidelijke buurlanden middels FEMIP, een speciale
investeringsfaciliteit voor de Mediterrane regio, en 3,7 miljard voor Oostelijke buren. Het
politieke risico van de leningen wordt gegarandeerd door de EU-begroting. Via de ENPI
Nabuurschaps Investeringsfaciliteit (NIF) wordt de samenwerking tussen begrotingsmiddelen
en leningen van banken zoals de EIB en EBRD versterkt.
De reeds enkele jaren geleden in gang gezette discussie over het opzetten van een Mediterrane
bank is in het kader van het Franse initiatief voor een Unie voor de Mediterrane regio weer
enigszins actueel geworden. De regering is zeer terughoudend als het gaat om het opzetten
van nieuwe instellingen en heeft de toegevoegde waarde van een nieuwe bank voor deze regio
steeds sterk betwijfeld. De activiteiten van een dergelijke bank kunnen immers veel
kostenefficiënter worden uitgevoerd door reeds gevestigde internationale financiële
instellingen met een ruim leenmandaat voor deze regio, zoals de EIB en de Afrikaanse
Ontwikkelingsbank. Bovendien is er geen gebrek aan door de Unie en diens lidstaten
beschikbaar gestelde middelen en financiële faciliteiten voor deze landen. Daarnaast is
Nederland er niet van overtuigd dat de vraag vanuit de zuidelijke buurlanden voor een
separate instelling groot genoeg is om een dergelijk initiatief te rechtvaardigen. Tenslotte
bestaan er zorgen over de financiële soliditeit van een dergelijke instelling: een nieuwe
instelling die zich beperkt tot een klein aantal landen in één regio kan zijn risico's moeilijk
diversifiëren.
Ministerie van Buitenlandse Zaken