Brussel, 25 juli 2008
Volgens nieuwe cijfers wordt bijna twee derde van de televisiezendtijd in de
EU gevuld met in Europa geproduceerde programma's
Meer dan 63% van de zendtijd van de Europese televisieomroepen wordt gevuld
met Europese producties en meer dan 36% met programma's van onafhankelijke
Europese producenten. Deze nieuwe cijfers staan in het achtste verslag van
de Europese Commissie over de effectiviteit van EU-regels inzake de promotie
van Europese producties, over de periode 2005-2006. In dit tweejaarlijkse
verslag op grond van de richtlijn "Televisie zonder grenzen" en op basis van
door de EU-lidstaten verstrekte informatie wordt het effect van de promotie
van Europese producties op de Europese tv-schermen nader bekeken. Voor het
eerst worden de gegevens van de omroepen in de 10 nieuwe EU-lidstaten in dit
verslag volledig geanalyseerd, en uit het verslag blijkt dat zij
tegenwoordig evenveel Europese programma's uitzenden als de omroepen in de
15 oude lidstaten.
"Deze cijfers tonen aan dat de audiovisuele industrie in de EU vitaal
is en dat alle EU-lidstaten (zowel de oude als de nieuwe) zich even
sterk inzetten voor de culturele diversiteit. Door de richtlijn
"Televisie zonder grenzen" toe te passen hebben de EU en de lidstaten
laten zien dat zij zich inzetten voor de culturele diversiteit, die
blijft floreren door de grote hoeveelheid Europese programma's op de
Europese tv", verklaarde commissaris voor Informatiemaatschappij en
media Viviane Reding. "Natuurlijk moet onze audiovisuele industrie met
de nieuwe richtlijn Audivisuele mediadiensten van 2007 doorgaan op de
ingeslagen weg en moet zij een rijk en innoverend Europees
programma-aanbod produceren om daarmee nieuwe mediadiensten zoals
mobiele tv en video-on-demand te vullen, waardoor vervolgens het
Europese programma-aanbod en de cultuur in het algemeen stimulansen
krijgen."
Uit de cijfers van vandaag blijkt welk effect de artikelen 4 en 5 van
de richtlijn "Televisie zonder grenzen" hebben, die beogen de
uitzending van Europese programma's, onder meer van onafhankelijke
producenten, te bevorderen. De Europese Commissie stelde deze
maatregelen in 1989 voor om de televisiekijkers, de omroepen en de
producenten te laten profiteren van de voordelen van de
gemeenschappelijke markt - de kijker door hem een groter aanbod te
geven en de omroepen en producenten door de Europese programma's een
groter publiek te geven.
Het nieuwe verslag over de invoering van deze bepalingen in de 25
EU-lidstaten, dat vandaag door de Commissie is goedgekeurd, laat zien
dat zendtijd voor Europese programma's in de hele EU is toegenomen,
van 63,52% in 2005 tot 65,05% in 2006. Uit het verslag van de
Commissie blijkt ook dat de uitzending van Europese programma's op de
middellange termijn (de periode 2003-2006) op iets boven 63% is
gestabiliseerd. De gemiddelde zendtijd voor dergelijke programma's
varieerde in 2005 van 47, 31% in Slovenië tot 81,14% in Denemarken en
in 2006 van 45,44% in Zweden tot 81,07% in Polen. Dit aandeel in de
hoeveelheid zendtijd was vergelijkbaar met de in de vorige periode
(2003-2004) geconstateerde hoeveelheid (IP/06/1115).
Het gemiddelde aandeel van de producties van onafhankelijke
producenten op alle Europese kanalen in alle lidstaten samen is van
36,44% in 2005 gestegen naar 37,59% in 2006. Dit ligt ruim boven de
10% die in de richtlijn "Televisie zonder grenzen" was vastgesteld.
Dat betekent ook dat op de middellange termijn (2003-2006) in de hele
EU 6,2 procentpunten meer programma's van onafhankelijke producenten
zijn uitgezonden.
Voor recente, door onafhankelijke producenten gemaakte Europese
programma's, dat wil zeggen programma's die binnen vijf jaar na de
productie ervan zijn uitgezonden, lag het uitzendpercentage in de
periode 2005-2006 constant boven de 25%. Dit bevestigt de positieve
trend bij de programmering van recente producties, die in de periode
2003-2006 met 2,59 procentpunten is gestegen.
Achtergrond:
In artikel 4 van de richtlijn "Televisie zonder grenzen" worden de
EU-lidstaten opgeroepen er "voor zover mogelijk" en "met passende
middelen" voor te zorgen dat omroepen die onder hun rechtsbevoegdheid
vallen, het grootste deel van hun zendtijd voor Europese producties
reserveren.
In artikel 5 worden de EU-lidstaten opgeroepen er, voor zover
haalbaar, met passende middelen voor te zorgen dat de omroepen ten
minste 10% van hun zendtijd of hun programmabudget reserveren voor
Europese producties die door van de omroepen onafhankelijke
producenten worden gemaakt, en dan met name recente producties.
Deze bepalingen hebben geen betrekking op aan informatie, sport, spel,
reclame, teletekst of telewinkelen gewijde zendtijd.
De nieuwe richtlijn "Audiovisuele mediadiensten zonder grenzen" is op
19 december 2007 in werking getreden (IP/07/1809), maar hield geen
wijziging in van de hierboven genoemde artikelen 4 en 5, die op
omroepdiensten van toepassing blijven. Bovendien wordt de lidstaten in
artikel 3 decies van de nieuwe richtlijn gevraagd ervoor te zorgen dat
de aanbieders van audiovisuele mediadiensten, voor zover haalbaar en
met passende middelen, de vervaardiging van en de toegang tot Europese
producties bevorderen. Hiermee wordt het belang van het promoten van
Europese producties en van culturele diversiteit via nieuwe
mediadiensten, zoals video-on-demand, erkend. Dit kan op verschillende
manieren gebeuren, onder andere via investeringen in de productie en
via de verwerving van de rechten van Europese producties, of door
ervoor te zorgen dat er sprake is van een behoorlijk aandeel of een
prominente aanwezigheid van dergelijke producties in de
"video-on-demand"-programmacatalogus.
De EU-lidstaten hebben tot 19 december 2009 de tijd om de nieuwe
bepalingen van de richtlijn Audivisuele mediadiensten in hun nationale
wetgeving om te zetten.
De Europese Commissie houdt de uitvoering van de nieuwe richtlijn in
alle lidstaten nauw in het oog en zal ervoor zorgen dat de regels op
tijd en correct in de praktijk worden gebracht.
Het verslag van dit jaar en meer informatie zijn beschikbaar op:
http://ec.europa.eu/avpolicy/reg/tvwf/implementation/promotion/index_e
n.htm.
Annex
Development of main indicators from 2003-2006 at EU level
Main indicators for 2005-2006 by Member State (EU-25)
Bulgaria and Romania, which have been EU Member States since 1 January
2007, will be covered for the first time in the next report.
% European works
% European works by independent producers
2005
2006
2005
2006
BE
58.33
63.96
58.78
53.00
CY
58.50
69.76
9.70
6.48
CZ
62.95
79.92
33.94
35.03
DK
81.14
80.92
28.98
33.17
DE
61.78
60.69
64.11
65.10
EE
61.80
62.73
46.10
48.87
GR
60.71
55.47
18.29
19.51
ES
63.55
60.52
41.05
39.46
FR
70.81
73.30
53.64
52.38
IE
52.25
55.20
26.50
34.40
IT
61.41
60.91
14.16
11.54
LV
64.52
62.49
33.28
31.92
LT
53.48
46.98
25.68
23.15
LU
65.48
67.06
57.63
54.66
HU
71.95
76.93
43.38
53.91
MT
76.99
78.53
42.76
44.96
NL
66.38
70.26
39.45
49.60
AT
65.63
68.36
49.65
52.19
PL
80.18
81.07
26.66
25.99
PT
66.15
68.62
23.69
30.31
SI
47.31
52.28
18.49
20.04
SK
63.80
62.27
25.40
26.01
FI
69.33
69.56
44.11
45.11
SE
51.06
45.44
57.14
53.12
UK
52.56
53.02
28.51
29.72
European Union