Vrouwenbesnijdenis
Vrouwenbesnijdenis blijkt veel meer voor te komen dan voorheen werd
verondersteld. Jaarlijks worden ongeveer drie miljoen vrouwen en
meisjes in de Afrikaanse landen beneden de Sahara en het Midden-Oosten
besneden. Besnijdenis van vrouwen en jonge meisjes is zeer pijnlijk en
is een flagrante schending van hun rechten.
Overal ter wereld wordt door verschillende organisaties strijd gevoerd
tegen vrouwenbesnijdenis. Een moeilijke strijd, omdat de praktijk zo
diep geworteld is in cultuur en gewoonten. Uit onderzoek blijkt dat
vrouwenbesnijdenis veel meer voorkomt dan voorheen werd aangenomen.
Drie miljoen
Jaarlijks worden ongeveer drie miljoen vrouwen en meisjes besneden in
de Afrikaanse landen beneden de Sahara en het Midden-Oosten. Ook is
aangetoond dat over het algemeen meisjesbesnijdenis meer op het
platteland plaatsvindt dan in de stad, maar dat is niet in elk land
het geval. In Sudan bijvoorbeeld, is het beeld net andersom. Onderwijs
aan vrouwen kan bijdragen aan het voorkomen dat hun dochters besneden
worden, maar het is zeker geen garantie. Het is bijna onmogelijk voor
een individueel gezin om zich te onttrekken aan het sociale gebruik:
het moet een beslissing zijn van de hele gemeenschap, of een groot
deel daarvan. Besnijdenis komt ook voor in immigrantengemeenschappen
buiten Afrika en het Midden-Oosten, zoals in Nederland.
Het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind uit 1989 is door 192
landen geratificeerd. Het beschermt kinderen en jongeren onder andere
tegen discriminatie, uitbuiting en geweld en erkent het recht op
leven, informatie, privacy, onderwijs, gezondheidszorg en fysieke
integriteit. Het Verdrag erkent ook dat praktijken die schadelijk zijn
voor vrouwen, zoals vrouwenbesnijdenis, de rechten schenden van
meisjes en jonge vrouwen. Artikel 24 lid 3 van het VN-Verdrag inzake
de Rechten van het Kind is daar heel duidelijk over. Unicef wil dat
regeringen maatregelen nemen om vrouwenbesnijdenis te beëindigen.
Voorlichting en openheid
Vrouwenbesnijdenis is sociaal gedrag; het heeft zijn wortels in een
complex geheel van overtuigingen en normen. Voorlichting in de
gemeenschappen over de schadelijkheid van vrouwenbesnijdenis en over
kinder-en vrouwenrechten is nodig. Het helpt ook als religieuze
leiders, hoofden van gemeenschappen en leiders van het land zich
openlijk uitspreken tegen deze praktijk. Wetgeving is ook van belang
als ondersteuning van de gemeenschappen die een einde willen maken aan
de praktijk. Deze elementen blijken cruciaal te zijn voor de
beëindiging van vrouwenbesnijdenis.
Gemeenschappen die een eind willen maken aan vrouwenbesnijdenis kunnen
dat niet alleen. Zij moeten gesteund worden, juridisch en
beleidsmatig. Nederland kan vrouwenbesnijdenis aankaarten bij haar
bilaterale partners en deze landen steunen in hun strijd tegen
vrouwenbesnijdenis. De politiek moet zich ook duidelijk uitspreken
tegen vrouwenbesnijdenis. De steun van religieuze leiders en
opinieleiders is heel belangrijk. Jongeren betrekken bij deze strijd
is essentieel. Ze kunnen zich dan ontwikkelen tot volwassenen die
weloverwogen hun eigen beslissingen nemen. Beslissingen die niet zijn
genomen op basis van sociale druk of incorrecte informatie. Deze
generatie kan de vicieuze cirkel van discriminatie en geweld
doorbreken en kan op haar beurt weer een voorbeeld zijn voor hún
kinderen.
De rol van Unicef
Unicef probeert internationaal beleid en wetgeving met betrekking tot
vrouwenbesnijdenis te beïnvloeden. Dit gebeurt onder andere via
directe steun aan vele partnerorganisaties zoals Tostan in Senegal,
het Centre for Education, Development and Population Activities in
Egypte en Pharos in Nederland. Alle organisaties zetten zich in voor
de wereldwijde strijd tegen vrouwenbesnijdenis.
]