Nationale Bank van Belgie
22 juli 2008.
Cl.: IV.E.1
MACRO-ECONOMISCHE EN BUDGETTAIRE IMPACT
VAN DE BELASTINGAFTREK VOOR RISICOKAPITAAL
Executive summary.............................................................................................................................2
Inleiding...............................................................................................................................................6
1. Inhoud van de wet van 22 juni 2005............................................................................................9
1.1 Belastingaftrek voor risicokapitaal............................................................................................9
1.2 Schrapping van het registratierecht op de inbrengen in een vennootschap ..........................11
1.3 Budgettaire compensatiemaatregelen....................................................................................12
2. Impact op de financieringsstructuur van vennootschappen......................................................13
2.1 Mogelijke invloed van de financiële keuzen van vennootschappen.......................................13
2.2 Veranderingen in het maatschappelijk kapitaal......................................................................16
2.3 Verloop van het eigen vermogen............................................................................................18
2.4 Verloop van de directe buitenlandse investeringen................................................................19
2.5 Nieuw opgerichte financieringsvennootschappen..................................................................22
2.6 Solvabiliteitspositie..................................................................................................................22
3. Een alternatief voor coördinatiecentra?.....................................................................................25
3.1 Stelsel van de coördinatiecentra.............................................................................................25
3.2 Verloop van het aantal coördinatiecentra...............................................................................26
3.3 Kapitaaltransacties door coördinatiecentra.............................................................................27
3.4 Werkgelegenheid in de coördinatiecentra ..............................................................................30
4. Impact op investeringen en werkgelegenheid en macro-economische
terugverdieneffecten..................................................................................................................32
5. Budgettaire gevolgen.................................................................................................................35
5.1 Macro-economische analyse van de vennootschapsbelasting..............................................35
5.2 Bruto fiscaal voordeel voor de vennootschappen op basis van de jaarrekeningen...............38
5.3 Netto-effect op de overheidsfinanciën....................................................................................42
5.4 Te verwachten invloed van de dynamische effecten..............................................................47
Bijlagen .............................................................................................................................................50
---
EXECUTIVE SUMMARY
Deze nota biedt een antwoord op de vraag van de federale regering om de macro-economische en
budgettaire impact van de belastingaftrek voor risicokapitaal. Meer specifiek wordt in deze studie
nagegaan of de doelstellingen van de wet van 22 juni 2005 tot invoering van een belastingaftrek
voor risicokapitaal worden bereikt. Deze nota was niet kunnen worden voltooid zonder de
medewerking van de belastingadministratie van de FOD Financiën. Daartoe waren immers een
aantal gedetailleerde en nog niet gepubliceerde gegevens vereist met betrekking tot de
vennootschapsbelasting voor het aanslagjaar 2007. Die gegevens werden aan de Bank
doorgegeven op 9 juli jl.
Er zij opgemerkt dat de maatregel betreffende het risicokapitaal nog vrij recent is, en dat een
economische evaluatie van de impact ervan in die omstandigheden niet steeds voor de hand
liggend is, vooral wat betreft de dynamische effecten ervan of op het meest gedesaggregeerde
niveau. Er diende bijgevolg te worden uitgegaan van een aantal hypothesen. Hoewel in deze
denkoefening een optimale nauwkeurigheid werd nagestreefd, zijn sommige waarden benaderend.
Er werd derhalve geopteerd voor een marge in de evaluatie van de netto budgettaire weerslag van
de maatregen voor het aanslagjaar 2007. Voorts diende de sectorale benadering te worden
beperkt tot de raming van de bruto budgettaire impact van de aftrek voor risicokapitaal, omdat de
gegevens momenteel nog te onvolledig waren om te trachten de afgeleide effecten ervan op de
werkgelegenheid, de investeringen of de begroting op een gedesaggregeerd niveau te
kwantificeren.
De invoering van de belastingaftrek voor risicokapitaal heeft een structurele verandering
teweeggebracht in het financiële gedrag van de vennootschappen. Deze laatste hebben er immers
alle belang bij hun financiële structuur aan te passen teneinde het fiscale voordeel te optimaliseren.
Zo kunnen ze er belang bij hebben om dochtervennootschappen op te richten of te werken met
financieringsvennootschappen.
Deze belastinghervorming was er onder meer op gericht de solvabiliteitspositie van de Belgische
vennootschappen te verbeteren. In dat verband werd bij de Belgische vennootschappen in 2006 en
2007 een zeer forse toename van het eigen vermogen en van het maatschappelijk kapitaal
opgetekend. Die stijging was een gevolg van kapitaalverhogingen van zowel binnenlandse als
buitenlandse oorsprong.
De werkelijke invloed hiervan op de solvabiliteitspositie dient echter te worden genuanceerd. De
zeer forse toename van het eigen vermogen is in hoge mate het resultaat van participaties die
Belgische vennootschappen - veelal ook vanuit fiscale overwegingen - in andere ondernemingen
hebben genomen. Deze operaties hebben, indien ze op een geconsolideerde basis worden
beschouwd, niet geleid tot een verbetering van de solvabiliteit van de Belgische vennootschappen.
---
De instroom van buitenlands kapitaal, onder meer door de vervanging van bestaande leningen
door kapitaalparticipaties en door de oprichting van financieringscentra, heeft daarentegen wel
geresulteerd in een verbetering van de solvabiliteit van de Belgische vennootschappen. Dit geldt
ook voor de door huishoudens gefinancierde kapitaalverhogingen. Zowel de vermeerderingen van
het eigen vermogen als gevolg van kapitaalinstroom uit het buitenland als die welke door de
huishoudens werden gefinancierd, namen in 2006 en 2007 fors toe. Een en ander wijst erop dat de
solvabiliteitspositie van de Belgische vennootschappen na de invoering van de belastingaftrek voor
risicokapitaal verstevigd is. Ook de relatief tragere groei van de schuldfinanciering, voornamelijk bij
kmo's, in de economisch gunstige periode 2006-2007 lijkt erop te wijzen dat niet zozeer op deze
financieringsbron een beroep is gedaan, maar eerder op het eigen vermogen, en dat de
solvabiliteitspositie van dit type van vennootschappen derhalve is verbeterd.
De maatregel was ook bedoeld om België fiscaal aantrekkelijker te maken en een alternatief te
bieden voor de coördinatiecentra, waarvan het bijzondere belastingstelsel weldra zal verdwijnen.
De wijze van uitvoering van de belastingaftrek voor risicokapitaal maakt dat België aantrekkelijk is
voor internationale ondernemingsgroepen om er hun financieringscentra te vestigen. De invoering
van de belastingaftrek lijkt tot een kentering te hebben geleid door bij de coördinatiecentra die hun
erkenning hebben verloren, de kapitaaluitstroom te beperken. Hierbij zij evenwel opgemerkt dat
deze conclusie nog zeer voorlopig is, omdat de grootste coördinatiecentra slechts recentelijk hun
erkenning hebben verloren of nog steeds zijn erkend. Op basis van een vergelijking tussen de
fiscale aangifte voor aanslagjaar 2006 en deze van 2007 blijkt dat een aantal coördinatiecentra die
in principe nog een erkenning hadden op dat tijdstip toch opteerden om de belastingaftrek voor
risicokapitaal toe te passen. Daarnaast neemt het aantal andere financieringsvennootschappen
van binnenlandse en buitenlandse oorsprong fors toe, onder meer van financieringscentra van
internationale ondernemingsgroepen.
De invoering van de belastingaftrek voor risicokapitaal heeft onmiskenbaar aanzienlijke effecten
gesorteerd op de financiële stromen. De effecten op de reële economie daarentegen zouden, op
basis van een simulatie aan de hand van een econometrisch model, op de korte termijn vrij beperkt
blijven en op de middellange termijn iets belangrijker worden. In de veronderstelling dat de
belastinghervorming budgettair neutraal zou zijn, zouden de bruto-investeringen in vaste activa van
de vennootschappen op een termijn van vijf jaar met ongeveer 400 miljoen euro toenemen, terwijl
het gunstige effect op de werkgelegenheid op ongeveer 3.000 personen wordt geraamd. Wat de
werkgelegenheid in de coördinatiecentra betreft, zijn er indicaties dat de werkgelegenheid in deze
centra is gedaald, maar dat zij deels verschoven is naar andere vennootschappen binnen de
groep. De daling zou alleszins ingrijpender zijn geweest zonder de belastingaftrek voor
risicokapitaal. Bovendien is er een beperkte werkgelegenheidscreatie in de nieuw opgerichte
financieringscentra van internationale ondernemingsgroepen.
---
Ten slotte werd de budgettaire impact onderzocht. Om na te gaan wat voor de
overheidsontvangsten de gevolgen zijn van deze hervorming van de vennootschapsbelasting, is
het zaak een onderscheid te maken tussen, enerzijds, het bruto fiscale voordeel voor de Belgische
vennootschappen dankzij de belastingaftrek voor risicokapitaal en, anderzijds, het netto-effect op
de overheidsontvangsten.
Het bruto fiscale voordeel voor de Belgische vennootschappen is fors vergroot als gevolg van de
sterke toename van het maatschappelijk kapitaal. In 2006 kwam de brutokostprijs van de
hervorming, op basis van de fiscale aangiften, reeds op ongeveer 2,4 miljard euro uit. De netto
budgettaire impact lijkt echter veel gematigder te zijn geweest. Hij wordt immers beperkt door de
opbrengst van de compensatiemaatregelen, waarbij vooral de nieuwe definitie van fiscaal
vrijgestelde meerwaarden van belang is. Daarnaast leidt de instroom van buitenlands kapitaal in
principe niet tot geringere ontvangsten uit vennootschapsbelasting voor de Belgische overheid, wel
integendeel. Dat is evenmin het geval voor de toepassing van de belastingaftrek voor risicokapitaal
bij de vennootschappen die de activiteiten van coördinatiecentra hebben overgenomen. De
nettokostprijs van de maatregel in 2006 op de Belgische overheidsfinanciën sorteerde, kan, op
basis van voorlopige gegevens en mits rekening wordt gehouden met een hoge mate van
onzekerheid, op 140 tot 430 miljoen euro worden geraamd.
Dat de maatregelen uit de wet van 22 juni 2005 tot dusver hoogstens een beperkt negatief effect
hebben gesorteerd op de ontvangsten uit vennootschapsbelasting, blijkt ook uit een macro-
economische analyse. Zowel het verloop van deze belastingontvangsten als het feit dat er geen
daling van de impliciete tarieven wordt vastgesteld, wijzen erop dat er vooralsnog geen duidelijke
negatieve impact op de overheidsontvangsten is geweest.
De conclusies van de analyse met betrekking tot het effect van de belastingaftrek voor
risicokapitaal op de overheidsfinanciën moeten evenwel als voorlopig worden beschouwd
aangezien de dynamische effecten die het budgettaire effect van de maatregel kunnen
beïnvloeden, nog niet hun volle uitwerking hebben gekregen.
In dat verband mag er redelijkerwijs worden van uitgegaan dat het bruto fiscale voordeel voor de
Belgische vennootschappen in de toekomst nog sterk zal vergroten. Sommige factoren die
daaraan ten grondslag liggen, zullen echter geen negatieve invloed hebben op de
overheidsfinanciën. Ze zouden zelfs positief kunnen zijn indien ze gepaard gaan met een
verhoging van de belastbare basis voor de vennootschapsbelasting in België ten gevolge van,
onder meer, wijzigingen in de winstallocatie van internationale ondernemingsgroepen. Ook de
gunstige invloed van de macro-economische terugverdieneffecten op de overheidsontvangsten zou
iets belangrijker kunnen worden.
---
Enkele andere factoren daarentegen zullen de ontvangsten uit vennootschapsbelasting wellicht wél
drukken. Dat is het geval met de stijging van het tarief voor de berekening van de belastingaftrek
voor risicokapitaal, de aanwending van het nog niet benutte gedeelte van de belastingaftrek en de
aanpassingen van de structuur van vennootschappen en vennootschapsgroepen in het kader van
fiscale-optimalisatietechnieken. Voor een aantal van deze factoren zou de invloed zeer belangrijk
kunnen zijn en het valt dan ook niet uit te sluiten dat hierdoor de overheidsontvangsten uit
vennootschapsbelasting in de toekomst aanzienlijk zullen worden gedrukt.
De precieze impact die de belastingaftrek voor risicokapitaal in de toekomst op de
overheidsfinanciën zal hebben, kan voorlopig onmogelijk worden ingeschat en zal afhankelijk zijn
van, onder meer, de wijze waarop al deze factoren zullen evolueren, van het conjunctuurverloop en
de invloed daarvan op het exploitatieresultaat van de vennootschappen, en van het verloop van het
rentepeil. In dit verband zij opgemerkt dat de budgettaire kosten vooral zouden kunnen oplopen
ingeval het exploitatieresultaat van de vennootschappen significant zou dalen en de rente zou
oplopen. Tot slot zal de toekomstige weerslag van de belastinghervorming worden bepaald door de
mate waarin de vennootschappen fiscale-optimalisatietechnieken zullen aanwenden en van de
toepassing van de regels ter zake.
---
INLEIDING
In deze nota wordt de macro-economische en budgettaire impact van de belastingaftrek voor
risicokapitaal geanalyseerd. Hiermee wordt geantwoord op de vraag die de federale regering in
maart 2008 ter zake aan de Nationale Bank heeft gesteld.
Deze nota was niet kunnen worden voltooid zonder de medewerking van de belastingadministratie
van de FOD Financiën. Daartoe waren immers een aantal gedetailleerde en nog niet
gepubliceerde gegevens vereist met betrekking tot de vennootschapsbelasting voor het
aanslagjaar 2007. Die gegevens werden aan de Bank doorgegeven op 9 juli jl.
Er zij opgemerkt dat de maatregel betreffende het risicokapitaal nog vrij recent is, en dat een
economische evaluatie van de impact ervan in die omstandigheden niet steeds voor de hand
liggend is, vooral wat betreft de dynamische effecten ervan of op het meest gedesaggregeerde
niveau. Er diende bijgevolg te worden uitgegaan van een aantal hypothesen. Hoewel in deze
denkoefening een optimale nauwkeurigheid werd nagestreefd, zijn sommige waarden benaderend.
Er werd derhalve geopteerd voor een marge in de evaluatie van de netto budgettaire weerslag van
de maatregel voor het aanslagjaar 2007. Voorts diende de sectorale benadering te worden beperkt
tot de raming van de bruto budgettaire impact van de aftrek voor risicokapitaal, omdat de gegevens
nog te onvolledig waren om te trachten de afgeleide effecten ervan op de werkgelegenheid, de
investeringen of de begroting op een gedesaggregeerd niveau te kwantificeren.
De belastingaftrek voor risicokapitaal, beter bekend als de notionele interestaftrek, werd ingevoerd
krachtens de wet van 22 juni 20051. De maatregel is van toepassing sedert het aanslagjaar 2007.
De belastingaftrek voor risicokapitaal biedt vennootschappen de mogelijkheid fictieve
interestkosten op hun gecorrigeerde eigen vermogen in mindering te brengen van de belastbare
basis voor de vennootschapsbelasting. Dit systeem is uniek in de zin dat het momenteel in geen
enkele andere lidstaat van de Europese Unie op algemene wijze wordt toegepast2.
Zoals blijkt uit de toelichting bij het wetsontwerp, wenste de toenmalige federale regering met deze
vernieuwende maatregel verschillende doelstellingen te bereiken.
1 Wet van 22 juni 2005 tot invoering van een belastingaftrek voor risicokapitaal (gepubliceerd in het Belgisch
Staatsblad van 30 juni 2005).
2 In Kroatië bestond tussen 1994 en 2001 eveneens een universeel systeem van belastingaftrek die werd
berekend als een percentage van het eigen vermogen. Ook Brazilië en Nieuw-Zeeland hebben in het
verleden vergelijkbare systemen toegepast. Dat is tevens het geval voor Oostenrijk en Italië, maar in die
landen hadden de belastingaftrekken uitsluitend betrekking op kapitaalverhogingen. In Ierland, Luxemburg
en Zwitserland bestaan er voor specifieke categorieën van vennootschappen belastingstelsels waarin
fictieve interestaftrekken worden toegepast.
---
Grafiek 1 Nominaal standaardtarief inzake vennootschapsbelasting
(procenten)
45 45
40 40
35 35
30 30
25 25
20 20
6 4 8
9 00 0
19 1998 20 2002 20 2006 200
België
EU27'
Eurogebied'
not aftrek_KVC09f
Bron: EC.
1 Ongewogen gemiddelde.
Om te beginnen, is de maatregel bedoeld om België, op fiscaal gebied, aantrekkelijker te maken bij
Belgische en buitenlandse investeerders. Hij dient dan ook te worden beschouwd in het licht van
de internationale trend van dalende nominale tarieven van de vennootschapsbelasting. Met
hetzelfde doel voor ogen werden trouwens in 2003 de nominale aanslagtarieven op de
vennootschapswinsten in België fors verlaagd.
Voorts is de maatregel erop gericht de eigen middelen van de vennootschappen te versterken en
dus hun solvabiliteit te verbeteren door de bestaande fiscale discriminatie tussen de financiering
via geleende en via eigen middelen te verkleinen. De verschuldigde interesten op leningen zijn
immers in principe fiscaal volledig aftrekbaar als bedrijfskosten, terwijl de winst, die de vergoeding
van het eigen vermogen vormt, volledig wordt belast.
Ten slotte wil de maatregel een volwaardig alternatief bieden voor het bijzondere belastingstelsel
van de coördinatiecentra in België. Dat stelsel heeft immers zijn eindfase bereikt en zal weldra
verdwijnen.
Naast de invoering van de belastingaftrek voor risicokapitaal werd met de wet van 22 juni 2005 ook
het registratierecht van 0,5 pct. op de inbrengen in vennootschappen afgeschaft. Tevens werden
---
compenserende maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat de hervorming, in haar geheel
beschouwd, budgettair neutraal zou zijn.
In deze studie wordt onderzocht in welke mate de beoogde doelstellingen zijn bereikt. In het eerste
hoofdstuk worden de maatregelen uit de wet van 22 juni 2005 summier toegelicht. In het tweede
hoofdstuk wordt nagegaan wat de impact is van die maatregelen op de financieringsstructuur van
de vennootschappen. In het derde hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de coördinatiecentra. In
het vierde hoofdstuk wordt ingegaan op de macro-economische effecten, onder meer op de
investeringen en de werkgelegenheid. In het vijfde hoofdstuk worden de budgettaire gevolgen
toegelicht aan de hand van zowel een analyse op basis van macro-economische informatie als
micro-economisch onderzoek. Hierbij wordt de overgang gemaakt tussen het bruto fiscale voordeel
voor de Belgische vennootschappen dankzij de belastingaftrek voor risicokapitaal - deze informatie
wordt per bedrijfstak getoond- en het netto-effect op de overheidsfinanciën. Ten slotte worden de
voornaamste bevindingen samengevat.
Er zij beklemtoond dat deze studie over de macro-economische en budgettaire impact van de
belastingaftrek voor risicokapitaal nog voor een deel op voorlopige gegevens is gebaseerd.
Bovendien zijn er tal van dynamische effecten waarvan momenteel nog niet met zekerheid kan
worden gezegd hoe ze in de toekomst zullen evolueren. Op dit ogenblik kan deze hervorming van
de vennootschapsbelasting dan ook alleen maar voorlopig worden geëvalueerd. Een definitief
beeld zal pas over enkele jaren kunnen worden gegeven, nadat het stelsel van de
coördinatiecentra zal zijn beëindigd en de hervorming haar volledige uitwerking zal hebben
gekregen.
---
1. INHOUD VAN DE WET VAN 22 JUNI 2005
Met de wet van 22 juni 2005 werd de belastingaftrek voor risicokapitaal ingevoerd en het
registratierecht van 0,5 pct. op de inbrengen in een vennootschap afgeschaft. De wet voorziet
tevens in een aantal maatregelen om de budgettaire gevolgen te compenseren. De bepalingen van
deze wet worden in dit hoofdstuk beknopt toegelicht.
1.1 Belastingaftrek voor risicokapitaal
De belastingaftrek voor risicokapitaal wordt berekend als een fictieve interest op het
"gecorrigeerde" eigen vermogen die in mindering mag worden gebracht van de belastbare basis
voor de berekening van de verschuldigde vennootschapsbelasting.
Het tarief voor de berekening van de belastingaftrek is gelijk aan de gemiddelde rentevoet op door
de Belgische overheid uitgegeven lineaire obligaties met een looptijd van 10 jaar, zoals die was in
het voorlaatste jaar vóór het aanslagjaar. Dit betekent dat voor het aanslagjaar 2007 de
gemiddelde rentevoet van 2005 van toepassing is, namelijk 3,442 pct. Door de stijging van de
rentetarieven is dat percentage opgelopen tot 3,781 pct. voor het aanslagjaar 2008 en tot
4,307 pct. voor het aanslagjaar 2009. De jaarlijkse schommelingen in het percentage zijn begrensd
tot 1 procentpunt en er is een absoluut maximum van 6,5 pct. van toepassing. Voor kmo's wordt
het normale basistarief met 0,5 procentpunt opgetrokken. Bovendien kunnen kmo's ervoor kiezen
de belastingaftrek voor risicokapitaal niet toe te passen en het vroegere stelsel van de
investeringsreserve te blijven hanteren3.
De belastingaftrek voor risicokapitaal is van toepassing op alle binnenlandse vennootschappen en
ook op vaste inrichtingen van buitenlandse vennootschappen die in België zijn gevestigd en waar
de Belgische vennootschapsbelasting op van toepassing is4. Enkel de vennootschappen met een
afwijkend fiscaal stelsel, bijvoorbeeld de erkende coördinatiecentra, reconversievennootschappen,
beleggingsvennootschappen, coöperatieve participatievennootschappen en zeevaart-
vennootschappen, hebben geen recht op deze belastingaftrek.
Het in aanmerking te nemen risicokapitaal wordt gevormd door het boekhoudkundige eigen
vermogen van de vennootschap, dat op een aantal punten wordt gecorrigeerd. Het stemt overeen
met de rubrieken I tot VI van de passiefzijde van de balans: kapitaal, uitgiftepremies,
herwaarderingsmeerwaarden, reserves, overgedragen winsten en kapitaalsubsidies. Die
3 Er zij opgemerkt dat de definitie van kmo's verschillend is voor de verhoging van het tarief van de
belastingaftrek voor risicokapitaal met 0,5 procentpunt, enerzijds, en voor de mogelijkheid om een keuze
te maken tussen de belastingaftrek voor risicokapitaal en de investeringsaftrek, anderzijds.
4 De belastingaftrek voor risicokapitaal is eveneens van toepassing op buitenlandse vennootschappen met
onroerende goederen in België en op vzw's en stichtingen die onder de Belgische vennootschapsbelasting
vallen.
10
berekeningsbasis wordt gecorrigeerd om een cascade van belastingaftrekken te vermijden, activa
te verwerpen die, krachtens overeenkomsten tot het vermijden van dubbele belasting, in België niet
belastbaar zijn, en eventuele misbruiken te voorkomen.
Om getrapte belastingaftrekken te vermijden, wordt het eigen vermogen verminderd met de fiscale
nettowaarde van de ingekochte eigen aandelen, de aandelen en deelnemingen die behoren tot de
financiële vaste activa en de aandelen van beleggingsvennootschappen waarvan de dividenden in
aanmerking komen voor de aftrek van de definitief belaste inkomsten. Voorts wordt gecorrigeerd
voor het nettoactief dat toerekenbaar is aan in het buitenland gevestigde vaste inrichtingen en
onroerende goederen. Ook activa die op onredelijke wijze de beroepsbehoeften overtreffen, activa
die zonder regelmatig rendement als belegging worden aangehouden (kunstwerken, goud, enz.)
en onroerende goederen voor privégebruik worden van het eigen vermogen afgetrokken. Ten
slotte worden de uitgedrukte maar niet verwezenlijkte meerwaarden en de kapitaalsubsidies
uitgesloten van de berekeningsbasis. Wijzigingen in het eigen vermogen tijdens het belastbare
tijdperk worden pro rata temporis verrekend5. Indien er voor het belastbare tijdperk geen of
onvoldoende winst is om de belastingaftrek voor risicokapitaal in mindering te brengen, blijft het
niet-benutte gedeelte van de aftrek zeven jaar lang overdraagbaar.
De belastingaftrek voor risicokapitaal is in werking getreden vanaf het aanslagjaar 2007 en is
bijgevolg van toepassing op de vanaf 2006 gerealiseerde vennootschapswinsten. Er mag dan ook
worden van uitgegaan dat de meeste vennootschappen met deze maatregel rekening hebben
gehouden bij de voorafbetalingen inzake vennootschapsbelasting die ze in 2006 hebben verricht.
5 De wijzigingen worden in aanmerking genomen vanaf de eerste dag van de kalendermaand die volgt op
de wijziging.
---
Grafiek 2 Rendement op het eigen vermogen en effectief belastingtarief1
(procenten)
tienjaars OLO-rentevoet
40
Nominaal tarief
30
fe
ari
ngtit 20 Effectief tarief
saleB
10
0 5 10 15 20 25 30
Rendement op het eigen vermogen²
Nota not.aftrek_KVC10f
Bron: NBB.
1 De grafiek is opgesteld op basis van het tarief voor de berekening van de belastingaftrek voor risicokapitaal dat bij de
inwerkingtreding van de maatregel - te weten het aanslagjaar 2007 - van toepassing was, namelijk 3,442 pct.
2 Het betreft het rendement op het eigen vermogen vóór belastingen.
De belastingaftrek voor risicokapitaal leidt voor in België gevestigde vennootschappen tot een
verlaging van het effectieve tarief van de vennootschapsbelasting. De impact ervan is afhankelijk
van het rendement op het eigen vermogen van de vennootschappen. Zo wordt door deze
maatregel het effectieve belastingtarief van een vennootschap die vóór belastingen een rendement
op het eigen vermogen realiseert van 15 pct., geen andere aftrekposten heeft en onder het
nominale tarief van 33,99 pct. valt, voor het aanslagjaar 2007 tot 26,2 pct. gereduceerd. Voor een
vennootschap waarvan het rendement op het eigen vermogen vóór belastingen beperkt blijft tot
5 pct., wordt het effectieve tarief van de vennootschapsbelasting tot 10,6 pct. gereduceerd. De
maatregel is dan ook uiterst interessant voor financieringsvennootschappen die een aanzienlijk
eigen vermogen hebben en op hun uitstaande leningen een rendement realiseren dat slechts in
geringe mate de rentevoet op overheidsobligaties te boven gaat.
1.2 Schrapping van het registratierecht op de inbrengen in een vennootschap
Met de wet van 22 juni 2005 werd tevens het registratierecht op de inbrengen in een vennootschap
de facto afgeschaft. Het tarief van 0,5 pct. werd immers tot nul teruggebracht, ongeacht of het gaat
om inbrengen van roerende goederen, van bepaalde onroerende goederen of van verhogingen van
het statutair kapitaal. Dit onderdeel van de wet is van kracht geworden op 1 januari 2006.
12
1.3 Budgettaire compensatiemaatregelen
Met de wet van 22 juni 2005 werden ook een aantal maatregelen genomen die de budgettaire
gevolgen van de invoering van de belastingaftrek voor risicokapitaal en de schrapping van het
registratierecht op de inbrengen in een vennootschap dienden te neutraliseren.
De belangrijkste budgettaire compensatiemaatregel betreft de wijziging van de definitie van - hetzij
definitief, hetzij tijdelijk - van belasting vrijgestelde verwezenlijkte meerwaarden. Voortaan dienen
de kosten die betrekking hebben op de operatie waarbij een meerwaarde op activa wordt
gerealiseerd, in mindering te worden gebracht van de verwezenlijkte meerwaarde voordat deze
laatste van belasting wordt vrijgesteld. Het betreft onder meer publiciteitskosten, notariskosten,
makelaarskosten, bankkosten en taksen op verrichtingen. Aangezien deze kosten reeds aftrekbaar
zijn als beroepskosten wordt zodoende een dubbel fiscaal effect voorkomen.
Voorts is de gewone investeringsaftrek voor kleine vennootschappen op nul gebracht6. Dit is zowel
het geval voor de eenmalige als voor de gespreide investeringsaftrek, hoewel in dit laatste geval
een overgangsmaatregel geldt. De verhoogde investeringsaftrek, zoals op octrooien en onderzoek
en ontwikkeling, blijft wel van toepassing.
Tevens werd het stelsel van het belastingkrediet voor kmo's afgeschaft. Voorheen hadden kmo's
recht op een belastingkrediet van 7,5 pct. van de aangroei van het in geld gestorte kapitaal
(inclusief uitgiftepremies) tot een maximum van 19.850 euro.
De budgettaire kostprijs van de belastingaftrek voor risicokapitaal zou ook worden beperkt door de
anti-misbruikbepalingen die in de wet zijn voorzien en doordat een aantal vennootschappen er
geen gebruik van kunnen maken. Zo worden kmo's die het stelsel van de investeringsreserve
blijven hanteren, de drie volgende jaren uitgesloten van de belastingaftrek voor risicokapitaal.
In het kader van de bespreking, in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, van de wet van 22 juni
2005 heeft de minister van Financiën een raming gemaakt van de verwachte budgettaire
gevolgen7. De daling van de overheidsontvangsten als gevolg van de belastingaftrek voor
risicokapitaal werd op 506 miljoen euro geraamd en die als gevolg van de afschaffing van het
registratierecht op de inbrengen in een vennootschap op 60 miljoen euro. De opbrengst van de
compensatiemaatregelen en de verwachte terugverdieneffecten zouden exact hetzelfde bedrag
opleveren, namelijk 566 miljoen euro. Deze fiscale hervorming werd dan ook verondersteld
budgettair neutraal te zijn.
6 Investeringen die erop gericht zijn de productie en het recyclingproces van herbruikbare verpakkingen te
verzekeren, kunnen wel nog de gewone investeringsaftrek genieten.
7 Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, 31 mei 2005, Wetsontwerp tot invoering van een
belastingaftrek voor risicokapitaal - verslag namens de Commissie voor de Financiën en de Begroting
uitgebracht door de heer Bart Tommelein.
13
2. IMPACT OP DE FINANCIERINGSSTRUCTUUR VAN VENNOOTSCHAPPEN
In dit hoofdstuk wordt nagegaan wat de impact is geweest van de invoering van de belastingaftrek
voor risicokapitaal op de financieringskeuzen van de in België gevestigde vennootschappen. Deze
laatste hebben er immers alle belang bij om hun positie inzake eigen vermogen en activa te
herbekijken teneinde het effect dat de belastingaftrek op de effectieve belastingdruk zou kunnen
sorteren, optimaal te benutten. Eerst worden hiertoe enkele mogelijkheden geschetst. Vervolgens
wordt het verloop van het eigen vermogen geanalyseerd en wordt nagegaan of de doelstelling om
de solvabiliteitspositie te versterken, zal worden gehaald.
2.1 Mogelijke invloed van de financiële keuzen van vennootschappen
Voor vennootschappen wordt de keuze tussen financiering via schuld of via eigen middelen niet
alleen bepaald door aspecten die eigen zijn aan de onderneming - de interne organisatie ervan, de
wijze waarop ze wordt bestuurd, haar omvang, rentabiliteit, groeivooruitzichten, enz. -, maar ook
door fiscale overwegingen. De invoering van de belastingaftrek voor risicokapitaal heeft dan ook
een structurele verandering teweeggebracht in het financiële gedrag van de vennootschappen.
Deze laatste hebben er immers alle belang bij hun financiële structuur aan te passen teneinde het
fiscale voordeel te optimaliseren. Ze kunnen hierdoor geneigd zijn de berekeningsbasis van deze
belastingaftrek, namelijk het gecorrigeerde eigen vermogen, te verruimen door het eigen vermogen
op te trekken of de posten waarmee dit eigen vermogen wordt verminderd, te doen dalen.
De impact, op de Belgische overheidsfinanciën, van de verschillende vormen van optimalisatie van
de financieringsstructuur is evenwel niet steeds identiek. Dit wordt geïllustreerd aan de hand van
enkele voorbeelden.
Schema 1 Vervanging van vreemd vermogen door eigen vermogen
Activa Vennootschap A Passiva Activa Vennootschap A Passiva
Andere activa 400 Eigen vermogen 100 Andere activa 400 Eigen vermogen 200
Vreemd vermogen 300 Vreemd vermogen 200
Gecorrigeerd eigen vermogen: 100 Gecorrigeerd eigen vermogen: 200
De belastingaftrek voor risicokapitaal verkleint de discriminatie tussen eigen en vreemd vermogen,
en reduceert de relatieve kosten van het eigen vermogen. Hierdoor kan een vennootschap ervoor
14
kiezen vreemd vermogen te vervangen door eigen vermogen of nieuwe investeringen te doen met
relatief meer eigen middelen dan leningen. Schema 1 toont een voorbeeld van verschuiving tussen
eigen en vreemd vermogen. Normaliter zal deze substitutie niet leiden tot een verlies aan
ontvangsten in de vennootschapsbelasting omdat fiscaal aftrekbare interesten vervangen worden
door een fiscaal aftrekbaar percentage van het nieuwe eigen vermogen. Doordat vennootschappen
op hun schulden doorgaans een hogere rentevoet betalen dan de rentevoet op OLO's, zou deze
verschuiving in principe zelfs tot hogere ontvangsten uit vennootschapsbelasting kunnen leiden.
Schema 2 Oprichting van een dochtermaatschappij die de voornaamste activiteiten overneemt
Activa Moedervennootschap A Passiva
Andere activa 100 Eigen vermogen 100
Participatie in
Activa Vennootschap A Passiva vennootschap B 300 Vreemd vermogen 300
Andere activa 400 Eigen vermogen 100
Vreemd vermogen 300 Gecorrigeerd eigen vermogen: 0
Gecorrigeerd eigen vermogen: 100
Activa Dochtervennootschap B Passiva
Andere activa 300 Eigen vermogen 300
Gecorrigeerd eigen vermogen: 300
Naast deze verschuiving tussen financiering via vreemd en eigen vermogen kunnen
ondernemingen er soms, uit fiscale overwegingen, baat bij hebben meer te gaan werken met
dochtervennootschappen8. Schema 2 toont daar een voorbeeld van. In dit geval behoudt de
moedermaatschappij haar financieringsmiddelen die bestaan uit eigen en vreemd vermogen en
kapitaliseert daarmee de dochtermaatschappij. De moedermaatschappij kan, gelet op de omvang
van haar financiële participatie in de dochtermaatschappij, geen belastingaftrek voor risicokapitaal
genieten; ze kan echter wel de interesten op haar vreemd vermogen blijven aftrekken van haar
heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting. De dochtermaatschappij heeft daarentegen
wel recht op de belastingaftrek voor risicokapitaal op het geheel van haar vermogen.
Er zij opgemerkt dat in dit specifieke voorbeeld het totale bedrag op basis waarvan de aftrek kan
gebeuren, groter is dan het eigen vermogen van de moedervennootschap. De belastingaftrek voor
risicokapitaal wordt bij dergelijke constructies dan ook gedeeltelijk getransformeerd tot een
supplementaire aftrek op het vreemd vermogen van de vennootschapsgroep. Dergelijke
8 Dergelijke herstructureringen mogen niet louter uit fiscale overwegingen gebeuren; er dienen ook andere
economische motieven te spelen.
15
optimalisatietechnieken verhogen ook slechts schijnbaar de solvabiliteit van de
ondernemingsgroep en zouden derhalve kunnen leiden tot aanzienlijke extra budgettaire kosten
voor de overheid.
Schema 3 Oprichting van een financieringsvennootschap
Participatie Participatie
Vennootschap A
Vennootschap B
Leningen
Vennootschap C Financierings-
vennootschap
Vennootschap D
Participatie
Nota notionele aftrek_KVC02f
Ook de oprichting van een financieringsvennootschap binnen een ondernemingsgroep kan op
fiscaal gebied interessante perspectieven bieden. Dergelijke financieringsvennootschappen
worden voornamelijk gekapitaliseerd door de moedermaatschappij of door verschillende
vennootschappen binnen een groep. Deze vennootschappen lenen geld aan verbonden
ondernemingen die gevestigd zijn in het binnen- of buitenland en vervullen dus binnen de
groepsstructuur de rol van interne bank. Dergelijke financieringsvennootschappen stemmen, wat
functie en financieringsstructuur betreft, goed overeen met coördinatiecentra. Coördinatiecentra
waarvan de erkenning is vervallen, kunnen dan ook de vorm van een financieringsvennootschap
aannemen. Typerend voor deze vennootschappen is dat zij een zeer groot eigen vermogen
hebben en dat hun inkomsten voornamelijk bestaan uit de interesten die worden betaald op de
door hen verstrekte leningen. Hierdoor hebben ze, gemiddeld beschouwd, een laag rendement op
het eigen vermogen en slagen ze erin om door de belastingaftrek voor risicokapitaal het effectieve
belastingtarief tot een zeer laag peil te reduceren.
Op basis van de mogelijkheden voor de fiscale optimalisatie van de balansstructuur, waarvan er
een aantal werden geschetst, kon a priori worden verwacht dat de omvang van het eigen
vermogen fors zou toenemen als gevolg van de invoering van de belastingaftrek voor
risicokapitaal. Daarnaast zouden wellicht ook de participaties in verbonden vennootschappen sterk
toenemen, onder meer door de creatie van financieringsvennootschappen.
16
Indien naar aanleiding van de fiscale hervorming het effectieve belastingtarief in de
vennootschapsbelasting wordt verlaagd, zou dat er tevens kunnen toe leiden dat er meer voor
wordt geopteerd activiteiten in een vennootschapsvorm te verrichten. Hierdoor zou het aantal
vennootschappen alsook het eigen vermogen toenemen. Dat zou dan leiden tot een verschuiving
van heffingen op arbeid naar vennootschapsbelastingen, met lagere ontvangsten voor de overheid
tot gevolg.
2.2 Veranderingen in het maatschappelijk kapitaal
Sinds de invoering van de belastingaftrek voor risicokapitaal is het maatschappelijk kapitaal - en
bijgevolg het eigen vermogen - van de in België gevestigde vennootschappen spectaculair
toegenomen9.
Grafiek 3 Veranderingen in het maatschappelijk kapitaal van vennootschappen
(miljarden euro's)
200 200
175 175
150 150
125 125
100 100
75 75
50 50
25 25
0 0
-25 -25
-50 -50
5 9 3 5
9 0 07
997
19 1 199 2001 20 200 20
Oprichtingen van vennootschappen
Kapitaalverhogingen
Kapitaalverminderingen'
Netto
Nota notionele aftrek_KVC03f
Bron: NBB.
1 De statistieken betreffende de kapitaalverminderingen worden pas sedert 2003 bijgehouden.
In 2006 bedroeg de netto kapitaaltoename - dat is het verschil tussen de toename van het kapitaal
door de oprichting van vennootschappen of door kapitaalverhogingen, enerzijds, en de afname van
kapitaal door kapitaalverminderingen, anderzijds - 102 miljard euro. Ten opzichte van de periode
9 Aangezien iedere wijziging van de statuten van een Belgische vennootschap bekend moet worden
gemaakt in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad, kan bijna iedere verandering in het maatschappelijk
kapitaal van een vennootschap daarin worden teruggevonden. Een uitzondering hierop is het veranderlijk
kapitaal in de coöperatieve vennootschappen.
17
van hoogconjunctuur omstreeks de eeuwwisseling is het bedrag aan kapitaalverhogingen meer
dan verdubbeld. Ook in het vlak van de kapitaalcreatie door oprichtingen van vennootschappen
werd in 2006 een stijging opgetekend. De kapitaalverminderingen van hun kant bleven vrijwel
stabiel.
In 2007 liep de netto kapitaaltoename verder op tot 141 miljard euro. Ook tijdens het eerste
kwartaal van 2008 werd nog een zeer sterke kapitaaltoename opgetekend, wat bewijst dat de
dynamische effecten als gevolg van de invoering van de belastingaftrek voor risicokapitaal ook op
dit ogenblik nog niet zijn uitgedoofd.
Tabel 1 Nettoveranderingen in het maatschappelijk kapitaal1
(miljarden euro's)
2004 2005 2006 2007
Netto kapitaaltoename 40 13 102 141
waarvan impact coördinatiecentra 22 1 1 13
Binnenlandse oorsprong 3 2 48 56
waarvan impact coördinatiecentra 0 -2 4 3
Niet-financiële vennootschappen 4 0 24 14
Financiële instellingen 0 1 19 34
Huishoudens 1 1 4 7
Andere -2 0 1 1
Buitenlandse oorsprong 36 10 51 75
waarvan impact coördinatiecentra 22 3 -3 10
Onbepaalde oorsprong 1 0 3 10
Bron: NBB.
1 De gegevens betreffende de kapitaalverhogingen en -verminderingen zijn gecorrigeerd voor transacties die geen
impact hebben op de berekeningsbasis van de belastingaftrek voor risicokapitaal, zoals de omzettingen van reserves
in maatschappelijk kapitaal.
Splitst men de nettoveranderingen in het maatschappelijk kapitaal op volgens oorsprong, dan blijkt
dat de kapitaaltoenamen van zowel binnenlandse als buitenlandse oorsprong zeer fors zijn
gestegen. In 2006 bedroegen beide ongeveer 50 miljard euro. In 2007 daarentegen was het
bedrag aan kapitaaltoename van buitenlandse oorsprong groter dan dat van binnenlandse
oorsprong.
De kapitaaltoename van Belgische oorsprong werd in hoofdzaak gefinancierd door de niet-
financiële vennootschappen en de financiële instellingen. Dit betekent dat deze vennootschappen
ruimere participaties nemen bij andere, in België gevestigde vennootschappen. Op een
geconsolideerd Belgisch niveau leidt dit echter niet tot een vermeerdering van het eigen vermogen.
18
De kapitaaltoename als gevolg van een grotere kapitaalinstroom vanwege de huishoudens leidt
daarentegen wel tot een toename van het maatschappelijk kapitaal op geconsolideerd niveau10.
De aanzienlijke kapitaaltoename van buitenlandse oorsprong heeft geleid tot een verhoging van
het maatschappelijk kapitaal in België en verbetert de financiële onafhankelijkheid van de
betrokken vennootschappen, althans op Belgisch niveau. Deze instroom wordt deels verklaard
doordat bestaande, door buitenlandse vennootschappen verstrekte leningen vervangen worden
door de inbreng van maatschappelijk kapitaal. Daarnaast heeft de belastingaftrek voor
risicokapitaal de oprichting van financieringsvennootschappen sterk bevorderd, waardoor een
aanzienlijk deel van dat maatschappelijk kapitaal terugvloeit naar het buitenland in de vorm van
leningen.
De recordtoenamen in 2006 en, vooral, in 2007 van het maatschappelijk kapitaal afkomstig uit het
buitenland lijken erop te wijzen dat, dankzij de belastingaftrek voor risicokapitaal, België fiscaal
aantrekkelijk is geworden. Het is niet duidelijk wat de precieze economische impact is van deze
activiteiten op de Belgische economie, maar in principe genereren zij geen budgettaire kosten voor
de Belgische overheid. Aangezien deze activiteiten aanleiding kunnen geven tot wijzigingen in de
winstallocatie van internationale ondernemingsgroepen en tot een verschuiving van belastbare
basissen of heffingsgrondslagen naar België, is het zelfs niet uitgesloten dat er een positief effect
wordt gesorteerd op de door de Belgische overheid geïnde ontvangsten uit de
vennootschapsbelasting. Deze kapitaalstromen en de ermee gepaard gaande verschuivingen van
heffingsgrondslagen zouden wel kunnen leiden tot lagere overheidsontvangsten in andere landen.
2.3 Verloop van het eigen vermogen
Het verloop van het eigen vermogen wordt niet alleen beïnvloed door de veranderingen in het
maatschappelijk kapitaal, maar ook door de wijzigingen in de reserves of de overgedragen winsten
of verliezen. In 2006 liet het eigen vermogen van de Belgische vennootschappen, met uitzondering
van de coördinatiecentra, een zeer forse toename met 105 miljard euro optekenen11.
Het eigen vermogen nam zowel bij de kmo's als bij de grote vennootschappen, de
kredietinstellingen en de verzekeringsmaatschappijen toe. Het was evenwel vooral het eigen
vermogen van de financieringsvennootschappen die een jaarrekening neerleggen bij de
Balanscentrale - het betreft onder meer financiële holdings, kredietvennootschappen en
10 Deze kapitaaltoename vanwege huishoudens kan ook deels resulteren uit het feit dat zelfstandigen hun
activiteiten voortaan in een vennootschapsvorm uitoefenen.
11 De veranderingen in de eigen-vermogenspositie van de vennootschappen kunnen worden nagegaan aan
de hand van de - niet geconsolideerde - jaarrekeningen die worden neergelegd bij de Balanscentrale, de
zogeheten schema's A van de kredietinstellingen en de balansgegevens van de verzekeringsinstellingen
die aan de CBFA worden meegedeeld. De cijfers kunnen verschillen van die betreffende de wijzigingen in
het maatschappelijk kapitaal, onder meer door het verloop en de bestemming van de winsten en verliezen
en ook door tijdsverschillen tussen de oprichting en kapitaalverhogingen en de eerste neerlegging van de
jaarrekening.
19
portefeuillemaatschappijen en de financiële centra van ondernemingsgroepen - dat tussen 2005 en
2006 zeer sterk toenam, namelijk met 67 miljard euro. Deze categorie omvat een aantal nieuw
opgerichte vennootschappen alsook de vennootschappen die, binnen multinationale
ondernemingsgroepen, fungeren als financieringscentra.
Tabel 2 Eigen-vermogenssituatie van de Belgische vennootschappen1
(miljarden euro's)
Eigen-vermogenssituatie Verloop
2004 2005 2006 2004-2005 2005-2006
Niet-financiële vennootschappen 230 255 286 25 31
Grote vennootschappen 173 193 215 20 22
Kmo's 58 63 72 5 9
Financieringsvennootschappen die een
jaarrekening neerleggen bij de
Balanscentrale 207 225 292 18 67
Kredietinstellingen en
verzekeringsmaatschappijen 44 43 49 -1 7
Totaal 481 523 628 42 105
Bronnen: CBFA, NBB.
1 Exclusief het eigen vermogen van de coördinatiecentra.
Voor de andere vennootschappen dan kmo's, werd in 2006 niet alleen een sterke stijging van het
eigen vermogen geregistreerd, maar namen ook de participaties in verbonden vennootschappen
fors toe, namelijk met 53 miljard euro12. Uit de gegevens inzake de verhogingen van het
maatschappelijk kapitaal blijkt dat die participaties in hoge mate in Belgische vennootschappen
werden genomen.
2.4 Verloop van de directe buitenlandse investeringen
Het verloop van de directe buitenlandse investeringen, waarvan de meest recente gegevens
betrekking hebben op het jaar 2006, lijkt de vaststellingen op basis van de veranderingen in het
maatschappelijk kapitaal te bevestigen13.
12 Voor de kmo's zijn de gegevens van de participaties in verbonden ondernemingen niet beschikbaar.
13 Het verloop van de directe buitenlandse investeringen werd hoofdzakelijk beoordeeld aan de hand van de
jaarlijkse enquête naar de directe investeringen die de Bank sedert 1997 organiseert. Die enquête heeft
betrekking op de uitstaande bedragen van de in- en uitstroom van directe buitenlandse investeringen van
een niet volledig exhaustieve, maar in de tijd vergelijkbare populatie van ingezeten ondernemingen. De in
de enquête in aanmerking genomen ondernemingen worden geselecteerd op basis van boekhoudkundige
criteria. De enquête maakt het mogelijk zowel de directe als de indirecte verwantschapsbanden tussen de
vennootschappen van een zelfde groep te onderzoeken. De gegevens maken het eveneens mogelijk om,
vennootschap per vennootschap, de inbreng in buitenlands kapitaal in verband te brengen met het gebruik
ervan inzake directe buitenlandse investeringen en op die manier te meten in welke mate bepaalde
vennootschappen in multinationale ondernemingen de rol van financiële draaischijf spelen.
20
Tabel 3 Verloop van de uitstaande bedragen van de directe buitenlandse investeringen
(uitsluitend via directe deelnemingen aangehouden kapitaal; in miljarden euro's)
2001 2002 2003 2004 2005 2006
Van België in het buitenland 223 234 258 282 326 322
Eigen vermogen 112 114 135 158 165 140
Investeringen in maatschappelijk kapitaal1 91 96 104 115 125 111
Herwaarderingsmeerwaarden, reserves en overgedragen 21 18 31 43 39 29
resultaten
Leningen tussen ondernemingen 111 120 123 124 161 182
Van het buitenland in België 242 251 269 292 320 361
Eigen vermogen 192 193 205 220 247 287
Investeringen in maatschappelijk kapitaal1 152 169 173 184 192 214
Herwaarderingsmeerwaarden, reserves en overgedragen 40 24 32 37 55 73
resultaten
Leningen tussen ondernemingen 51 57 64 72 73 75
Bron: NBB.
1 Met inbegrip van de uitgiftepremies.
Volgens de jaarlijkse enquête liep het uitstaande bedrag van de directe investeringen van België in
het buitenland in 2006 met 4 miljard euro terug tot 322 miljard. Die vermindering was voornamelijk
toe te schrijven aan een relatief beperkt aantal ondernemingen. Het totale nettobedrag aan
maatschappelijk kapitaal dat door Belgische vennootschappen in het buitenland werd
aangehouden, nam af met 25 miljard euro, terwijl de door Belgische vennootschappen aan het
buitenland verstrekte leningen met 20 miljard euro stegen.
De directe investeringen van het buitenland in België, daarentegen, namen toe van 320 miljard
euro in 2005 tot 361 miljard in 2006, een stijging met 41 miljard. Deze kapitaalinbreng in de
ingezeten vennootschappen gebeurde vrijwel integraal in de vorm van maatschappelijk kapitaal;
het ging bijna uitsluitend om de versteviging van reeds bestaande directe buitenlandse
investeringsverbanden.
In 2006 behielden de Belgische vennootschappen grotendeels hun traditionele functie van
intermediair in de financiële transacties van multinationale ondernemingen, hoewel het verloop van
de instroom van de directe buitenlandse investeringen enigszins afweek van het gebruikelijke
profiel. Dat jaar werd gekenmerkt door onder meer een toegenomen betrokkenheid van andere
ondernemingen dan de coördinatiecentra in de bewegingen van de directe buitenlandse
investeringen.
21
Tabel 4 Kapitaalverkeer in de Belgische vennootschappen die gelieerd zijn aan buitenlandse
vennoootschappen1, met uitzondering van de coördinatiecentra
(kapitaal geïnvesteerd via directe verwantschapsbanden; miljarden euro's)
2001 2002 2003 2004 2005 2006
(1) Inbreng van buitenlands kapitaal in de ingezeten ondernemingen 52 35 38 42 41 113
(1.a) Door de betrokken ondernemingen in het buitenland 19 17 19 22 10 68
geherinvesteerde middelen
In de vorm van eigen vermogen 17 12 16 17 3 3
In de vorm van leningen tussen ondernemingen 2 5 3 4 6 65
(1.b) Inbreng van buitenlands kapitaal dat in België blijft 32 18 19 20 32 45
(2) Daling van buitenlands kapitaal in de ingezeten ondernemingen 23 40 29 21 25 53
(2.a) Door de betrokken ondernemingen in het buitenland -1 12 2 3 -1 26
gedesinvesteerde middelen
In de vorm van eigen vermogen -1 9 -3 2 -2 20
In de vorm van leningen tussen ondernemingen 0 3 4 1 1 6
(2.b) Daling van buitenlands kapitaal dat niet wordt gecompenseerd 23 28 27 18 26 27
door desinvesteringen in het buitenland
(1)-(2) Verandering van de instroom van directe buitenlandse 29 -6 9 21 16 60
investeringen
(1.a) - (2.a) Netto-investeringen in het buitenland door betrokken 20 5 17 18 11 42
ondernemingen
(1.b) - (2.b) Reële toename (+) of vermindering (-) van het kapitaal in de 9 -11 -8 2 5 18
betrokken ondernemingen
Bron: NBB.
1 Directe verwantschapsband, gedefinieerd als het bezit van ten minste 10 pct. van de aandelen of stemrechten.
Sommige van deze financieringsvennootschappen, met uitzondering van de coördinatiecentra,
lieten in 2006 een inbreng van nieuw kapitaal uit het buitenland optekenen voor een totaal bedrag
van 113 miljard euro. Die financiële middelen werden in hoofdzaak aangewend om ten belope van
65 miljard euro leningen te verstrekken aan buitenlandse ondernemingen. Terwijl deze
financieringsvennootschappen die middelen vroeger meestal herinvesteerden in de vorm van eigen
vermogen, zijn hun transacties vandaag de dag verwant met die van de coördinatiecentra.
Tegelijkertijd behielden ze, in vergelijking met vroeger, ook een groter deel van de investeringen in
België, namelijk 45 miljard euro.
Andere Belgische ondernemingen zagen het bedrag van hun door buitenlandse aandeelhouders
aangehouden kapitaal in 2006 teruglopen of betaalden de hun verstrekte leningen terug. Dit gaf
aanleiding tot een daling van de in deze ondernemingen geïnvesteerde buitenlandse tegoeden
naar rata van 53 miljard euro, waarvan de helft werd gecompenseerd door een recuperatie van de
tegoeden die ze zelf in het buitenland aanhielden.
In nettotermen nam de instroom van directe buitenlandse investeringen in de andere
ondernemingen dan de coördinatiecentra in 2006 met 60 miljard euro toe. Gelet op de directe
investeringen van die ondernemingen in het buitenland, liepen hun financiële middelen in 2006 met
18 miljard euro op, tegen 5 miljard in 2005. Zoals vaak het geval is, moet deze algemene
---
ontwikkeling vooral worden toegeschreven aan slechts enkele ondernemingen, die transacties
verrichten waar zeer grote bedragen mee zijn gemoeid.
Ook de coördinatiecentra registreerden in 2006 een aanzienlijke netto kapitaalinbreng van 44
miljard euro, na een daling met 19 miljard in 2005 (zie tabel in bijlage 3). Een en ander kan vooral
worden verklaard door terugbetalingen van leningen tussen de ondernemingen aan een van deze
ondernemingen, terwijl de investeringen van het buitenland in deze vennootschappen aanmerkelijk
terugliepen.
De zichtbare concentratie van in België in de vorm van eigen vermogen geïnvesteerde middelen,
alsook de stijging van de leningen aan ondernemingen in het buitenland, beantwoorden aan de
verwachtingen inzake het verloop van het eigen vermogen als gevolg van de inwerkingtreding van
het stelsel van de belastingaftrek voor risicokapitaal. De financiële constructies die tot dusver via
de coördinatiecentra zijn opgezet, lijken voortaan door andere financieringsvennootschappen te
worden overgenomen.
2.5 Nieuw opgerichte financieringsvennootschappen
In 2005 en 2006 werden ongeveer 5.350 nieuwe financieringsvennootschappen geregistreerd die
een jaarrekening neerleggen bij de Balanscentrale. De totale toename van het eigen vermogen ten
gevolge van deze nieuw opgerichte vennootschappen bedroeg ongeveer 42 miljard euro,
vergeleken met een stijging van 85 miljard voor het geheel van de financieringsvennootschappen.
De nieuw opgerichte vennootschappen zijn zeer verschillend. Op zich verklaren de veertien
grootste nieuwe vennootschappen een toename van het eigen vermogen met 32 miljard euro. Het
maatschappelijk kapitaal van deze vennootschappen is voornamelijk afkomstig uit het buitenland
omdat de financieringscentra van enkele grote internationale ondernemingsgroepen zich in België
hebben gevestigd of omdat Belgische ondernemingsgroepen kapitaal uit het buitenland hebben
teruggehaald. Op basis van hun jaarrekening voor 2006 en de door deze vennootschappen
gerapporteerde winsten en verwachte belastingen kan hun impliciet belastingtarief op ongeveer
4 pct. worden geraamd.
2.6 Solvabiliteitspositie
Op basis van de niet-geconsolideerde gegevens van de Balanscentrale wordt er bij de in België
gevestigde niet-financiële vennootschappen reeds geruime tijd een toename vastgesteld van het
eigen vermogen in verhouding tot het totaal passief. Deze tendens naar meer financiële
onafhankelijkheid is in 2005 een 2006 beduidend versterkt. Een en ander zou kunnen wijzen op
een verbeterde solvabiliteitspositie van de Belgische vennootschappen.
23
Grafiek 4 Financiële onafhankelijkheidsgraad1
(procenten, gegevens aan het einde van het boekjaar)
50 50
45 45
40 40
35 35
30 30
6 20 06
9941 199 1998 2000 20 2004 20
Grote vennootschappen
Kmo's
Totaal niet-financiële vennootschappen
Notionele aftrek_KVC11f
Bron: NBB.
1 De financiële onafhankelijkheidsgraad wordt gedefinieerd als het aandeel van het eigen vermogen in het totaal passief
van de niet-financiële vennootschappen. Het betreft niet-geconsolideerde gegevens.
Bij deze conclusie dient echter een voorbehoud te worden gemaakt. De verhoging van het eigen
vermogen is immers, zoals reeds vermeld, grotendeels het gevolg van participaties die werden
genomen door andere, verwante ondernemingen. Deze traditionele maatstaf van de solvabiliteit
voor het geheel van de vennootschappen zou dan ook een vertekend beeld kunnen geven van de
effectieve verbetering van de solvabiliteit van de Belgische ondernemingen14.
14 Het zou zinvoller zijn de solvabiliteitspositie van de Belgische vennootschappen te bepalen aan de hand
van geconsolideerde balansinformatie, maar deze laatste is niet voorhanden.
24
Grafiek 5 Vreemd vermogen van niet-financiële vennootschappen
(veranderingspercentages)
25 25
20 20
15 15
10 10
5 5
0 0
---
96 00 02 0
19 1998 20 20 2004 20
Grote vennootschappen
Kmo's
Totaal niet-financiële vennootschappen
not aftrek_KVC07f
Bron: NBB.
Het blijkt evenwel dat de groei van het vreemd vermogen van de niet-financiële vennootschappen
die bij de Balanscentrale een jaarrekening neerleggen, in 2006 zowel in absolute als in relatieve
termen vertraagde tot het laagste peil van de voorgaande tien jaar, terwijl tijdens andere
conjunctureel gunstige periodes in het verleden de leningsbedragen veelal aanzienlijk opliepen. Dit
lijkt erop te wijzen dat relatief minder voor schuldfinanciering werd gekozen. Een mogelijke oorzaak
hiervoor zou kunnen zijn dat bestaande buitenlandse leningen vervangen werden door participaties
in het maatschappelijk kapitaal. De vertraging in de groei van het vreemd vermogen was echter
vooral merkbaar bij de kmo's, waarvoor redelijkerwijs mag worden aangenomen dat de
buitenlandse participaties relatief minder belangrijk zijn. Een en ander is een indicatie dat de
belastingaftrek voor risicokapitaal bij de niet-financiële vennootschappen geleid heeft tot een
verbetering van de solvabiliteitspositie.
25
3. EEN ALTERNATIEF VOOR COÖRDINATIECENTRA?
In dit hoofdstuk wordt het Belgische fiscale stelsel van de coördinatiecentra behandeld. De
invoering van de belastingaftrek voor risicokapitaal was immers onder meer bedoeld om een
alternatief te bieden voor dat stelsel. Om te beginnen, wordt het systeem van de coördinatiecentra
summier toegelicht. Vervolgens wordt ingegaan op het verloop van het aantal coördinatiecentra en
op de kapitaaltransacties van die centra. Tot slot wordt een analyse gemaakt van de
werkgelegenheid in de coördinatiecentra en in de nieuwe financieringscentra.
3.1 Stelsel van de coördinatiecentra
Het Belgische stelsel van de coördinatiecentra is bestemd voor vennootschappen die het financiële
beheer waarnemen van andere vennootschappen die deel uitmaken van een internationale
ondernemingsgroep15. Het voor de coördinatiecentra fiscaal voordelige belastingstelsel werd
ingevoerd in 1982. Tijdens de beraadslagingen over de concurrentievervalsende belastingstelsels,
die eind jaren negentig werden aangevat, kwam de Ecofin-raad tot de conclusie dat het stelsel van
de coördinatiecentra een schadelijke belastingmaatregel was, die een vorm van oneerlijke
concurrentie inhield, en derhalve moest worden afgeschaft. De opheffing van dat stelsel was
tevens een gevolg van het besluit van de Europese Commissie, in 2003, dat de regeling niet
verenigbaar was met de geldende regels inzake overheidssteun. Het stelsel moet tegen eind 2010
volledig verdwenen zijn.
Het fiscale voordeel voor de coördinatiecentra werd voor het aanslagjaar 2004 op iets minder dan
1,9 miljard euro geraamd16. De economische impact van deze centra op de Belgische economie
en de reële weerslag van het fiscale voordeel op de Belgische overheidsfinanciën zijn zeer moeilijk
in te schatten en vallen buiten het bestek van deze analyse. De activiteiten die in de
coördinatiecentra worden ontplooid, zijn immers zeer mobiel en zouden in België wellicht niet
hebben plaatsgevonden indien dit fiscaal voordelige belastingstelsel niet had bestaan.
De invoering van de belastingaftrek voor risicokapitaal was onder meer bedoeld om in België een
alternatief te bieden voor deze centra op het ogenblik dat ze hun erkenning verliezen of eraan
verzaken. Dit alternatief diende uiteraard aanvaardbaar te zijn in de Europese context.
Coördinatiecentra waarvan de erkenning vervallen is of die eraan verzaken, vallen onder het
gewone stelsel van de vennootschapsbelasting en kunnen dan ook gebruik maken van de
15 Om te worden erkend als coördinatiecentrum moet de vennootschap deel uitmaken van een internationale
ondernemingsgroep, waarvan het geconsolideerde kapitaal minimaal 24 miljoen euro bedraagt en die een
geconsolideerde jaaromzet van minimaal 240 miljoen euro heeft. Het buitenlandse eigen vermogen moet
minimaal 12 miljoen euro bedragen of 20 pct. van het geconsolideerde eigen vermogen van de groep. Na
twee jaar moet het coördinatiecentra ten minste tien voltijdse werknemers in dienst hebben.
16 Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, Rijksmiddelenbegroting voor het begrotingsjaar 2006 -
bijlage: inventaris 2005 van de vrijstellingen, aftrekken en verminderingen die de ontvangsten van de Staat
beïnvloeden.
26
belastingaftrek voor risicokapitaal. Kenmerkend voor de coördinatiecentra is dat ze over een zeer
omvangrijk eigen vermogen beschikken - voor de coördinatiecentra in hun geheel beschouwd
bedroeg het in 2006 ongeveer 170 miljard euro - en doorgaans een betrekkelijk laag rendement op
dat vermogen hebben. Hun voornaamste ontvangsten bestaan immers uit rentebetalingen die
worden aangerekend op kredietverleningen aan andere vennootschappen in de groep. Deze
kenmerken maken dat de belastingaftrek voor risicokapitaal een volwaardig alternatief kan zijn voor
de coördinatiecentra.
3.2 Verloop van het aantal coördinatiecentra
De FOD Financiën beschikt, voor een aantal specifieke tijdstippen, over lijsten van de
coördinatiecentra met een officiële erkenning. Er bestaat geen zekerheid over dat een
coördinatiecentrum waaraan door de fiscale administratie een erkenning is verleend, ook
daadwerkelijk actief is en geen gewone aangifte voor de vennootschapsbelasting doet17. Daarom
is het relevant het jaarlijkse verloop van het aantal actieve coördinatiecentra te beoordelen aan de
hand van de specifieke heffing die deze centra dienen te betalen op hun eerste tien werknemers.
Grafiek 6 Verloop van het aantal coördinatiecentra1
300 300
250 250
200 200
150 150
100 100
50 50
0 0
8 0 8
9 0 0
006
1994 1996 19 20 2002 2004 2 20
Not._aftrek_kvc06f
Bronnen: FOD Financiën, NBB.
1 Beoordeeld op basis van de specifieke heffing op werknemers die de coördinatiecentra zijn verschuldigd. Voor 2008
gaat het om het aantal dat in maart van dat jaar beschikte over een erkenning van de FOD Financiën.
Reeds in de loop van de jaren negentig en aan het begin van dit decennium werd een lichte daling
van het aantal erkende en actieve coördinatiecentra opgetekend. Hun aantal liep immers terug van
17 Op basis van een vergelijking van de fiscale aangiften voor aanslagjaar 2006 en 2007, blijkt dat een aantal
coördinatiecentra die voor het aanslagjaar 2006 een vrijstelling van de winsten vroegen onder het stelsel
van de coördinatiecentra er in het aanslagjaar 2007 voor opteerden dit fiscale gunstregime te verlaten en
daarentegen de belastingaftrek voor risicokapitaal toe te passen. Dit kan wijzen op de aantrekkelijkheid
van het systeem van de belastingaftrek voor risicokapitaal voor bepaalde coördinatiecentra.
27
iets meer dan 250 in 1993 tot ongeveer 200 in 2005. Sedert 2005 is die daling echter fors
geïntensifieerd. Ten grondslag daaraan liggen vooral de door de Europese Commissie opgelegde
beperkingen met betrekking tot de verlenging van de erkenningen van de centra.
Ook uit de gedetailleerde gegevens van de FOD Financiën blijkt dat het aantal erkende
coördinatiecentra de afgelopen jaren zeer sterk is geslonken, namelijk van ongeveer 226 in 2004
tot 146 in november 2007. De beschikking van de Europese Commissie van 13 november 2007
leidde tot een beperking van de overgangsmaatregelen waardoor verschillende coördinatiecentra
eind 2007 hun erkenning verloren. Volgens de laatste gegevens waren er in maart 2008 nog
ongeveer 74 actieve coördinatiecentra.
Voor de hieronder volgende analyse wordt tussen de coördinatiecentra een onderscheid gemaakt
op basis van de vraag of ze nog een erkenning hebben of, als dat niet meer het geval is, op basis
van het tijdstip waarop ze die erkenning hebben verloren. Er wordt ook een onderscheid gemaakt
tussen de centra die in vereffening zijn gegaan en die welke in een andere vorm zijn blijven
voortbestaan.
3.3 Kapitaaltransacties door coördinatiecentra
Aan de hand van de lijst van de in 2004 door de FOD Financiën erkende coördinatiecentra werden
de kapitaaltransacties van die centra onderzocht; daarbij werd een onderscheid gemaakt
naargelang de tegenpartij in het binnenland of in het buitenland gevestigd was18. De gedetailleerde
cijfers worden als bijlage weergegeven. De identificatie van de tegenpartij is niet alleen belangrijk
om na te gaan welk deel van het kapitaal in België is gebleven, maar ook om de budgettaire
kostprijs te ramen van de belastingaftrek voor risicokapitaal. Indien bij de vereffening van een
coördinatiecentrum of bij een belangrijke kapitaalvermindering het kapitaal wordt verschoven naar
een andere Belgische vennootschap uit de groep, verruimt dat immers de basis waarop de
belastingaftrek voor risicokapitaal kan worden toegepast, en dit in tegenstelling tot de situatie
waarbij het kapitaal naar buitenlandse vennootschappen vloeit.
18 Indien op het ogenblik van een kapitaaltransactie door een coördinatiecentrum tegelijkertijd een
gelijkwaardige tegengestelde kapitaaltransactie werd geregistreerd bij een Belgische partner van de
internationale ondernemingsgroep, werd de tegenpartij omgeschakeld van een buitenlandse naar een
binnenlandse partner.
28
Grafiek 7 Nettoveranderingen in het maatschappelijk kapitaal van de in 2004 nog erkende
coördinatiecentra1
(miljoenen euro's)
20.000 20.000
15.000 15.000
10.000 10.000
5.000 5.000
0 0
-5.000 -5.000
-10.000 -10.000
2004 2005 2006 2007
Binnenlandse bestemming of oorsprong
Buitenlandse bestemming of oorsprong
Totaal
Nota_not-aftrek_KVC05f
Bron: NBB.
1 Verschil tussen de verhogingen en -verminderingen van het maatschappelijk kapitaal, waarbij een onderscheid wordt
gemaakt tussen de kapitaaltransacties naargelang ze een binnen- of buitenlandse bestemming of oorsprong hebben.
Een eerste vaststelling is dat de sterke daling van het aantal erkende coördinatiecentra vooralsnog
niet heeft geleid tot een belangrijke netto kapitaaluitstroom bij de coördinatiecentra die in 2004
waren erkend. In de periode 2004-2007 werd zelfs een netto kapitaaltoename van 30 miljard euro
opgetekend. Enkel in 2005 werd een geringe nettodaling van het maatschappelijk kapitaal
geregistreerd. Bovendien was, op 2006 na, de verhoging van het maatschappelijk kapitaal vooral
het gevolg van de instroom van buitenlands kapitaal.
De transacties kunnen worden opgesplitst tussen de coördinatiecentra die in maart 2008 nog
erkend waren en die welke hun erkenning voordien hadden verloren.
29
Grafiek 8 Nettoveranderingen in het maatschappelijk kapitaal van de in 2004 nog erkende
coördinatiecentra volgens het recente statuut van die centra1
(miljoenen euro's)
VERGUNNING VERVALLEN VÓÓR VERGUNNING VERVALLEN TUSSEN
NOVEMBER 2007 NOVEMBER 2007 EN MAART 2008 VERGUNNING NIET VERVALLEN
30.000 30.000
20.000 20.000
10.000 10.000
0 0
-10.000 -10.000
-20.000 -20.000
2004 2005 2006 2007 2004 2005 2006 2007 2004 2005 2006 2007
Binnenlandse bestemming of oorsprong
Buitenlandse bestemming of oorsprong
Notionele aftrek_Kvc04f
Bron: NBB.
1 Verschil tussen de verhogingen en verminderingen van het maatschappelijk kapitaal, waarbij een onderscheid wordt
gemaakt tussen de kapitaaltransacties naargelang ze een binnen- of buitenlandse bestemming of oorsprong hebben.
In de door de fiscale administratie erkende coördinatiecentra die tussen 2004 en november 2007
hun erkenning verloren of eraan verzaakten, was er in 2004 en 2005 een aanzienlijke uitstroom
van kapitaal ten belope van 24 miljard euro, voornamelijk ten gevolge van vereffeningen. Terwijl de
geregistreerde tegenpartij in 2004 voor de helft van het bedrag aan kapitaaluitstroom een
buitenlandse partner was, had de kapitaaluitstroom in 2005 vooral naar Belgische
vennootschappen plaats. Sedert 2006 is de kapitaaluitstroom uit de centra die zijn blijven bestaan
evenwel gestopt en wordt er een nettotoename van het maatschappelijk kapitaal geregistreerd.
De coördinatiecentra waarvan de erkenning recentelijk - tussen november 2007 en maart 2008 -
vervallen is, lieten in de periode 2004-2007 geen markante ontwikkelingen in het maatschappelijk
kapitaal optekenen. Sedert ze hun erkenning hebben verloren, hebben drie van deze centra tot een
kapitaalverhoging besloten en vijf tot een kapitaalvermindering. Deze operaties hebben in die korte
periode, vooral tijdens de eerste maanden van 2008, geleid tot een aanzienlijke netto-instroom van
buitenlands kapitaal.
In de coördinatiecentra waarvan de erkenning in maart 2008 nog niet was vervallen, werd tussen
2004 en 2007 nog een forse kapitaalverhoging opgetekend.
30
De erkende coördinatiecentra vormen geen homogene groep; het leeuwendeel van het kapitaal zit
slechts in enkele tientallen centra. Uit de eigen-vermogenssituatie blijkt dat vooral de
coördinatiecentra die recentelijk hun erkenning hebben verloren en die welke nog zijn erkend, een
vrij omvangrijk eigen vermogen hebben. Beide groepen hadden in 2006 elk een eigen vermogen
van ongeveer 70 miljard euro. Iedere analyse van de impact van de belastingaftrek voor
risicokapitaal op de kapitaaltransacties van deze centra is dan ook zeer voorlopig van aard.
Tussen 2004 en 2008 hebben verschillende centra hun activiteiten in België stopgezet; hun
kapitaal is naar het buitenland gevloeid, ook na de invoering van de belastingaftrek voor
risicokapitaal. Terwijl in 2004 de coördinatiecentra die hun erkenning verloren, vaak in vereffening
gingen en hun maatschappelijk kapitaal uitkeerden aan de aandeelhouders, waaronder ook in
hoge mate buitenlandse aandeelhouders, lijkt er evenwel een kentering te zijn gekomen en wordt
er voorlopig geen aanzienlijke kapitaaluitstroom naar het buitenland meer vastgesteld. Vooral het
uitblijven van een omvangrijke kapitaaluitstroom uit deze centra in de tweede helft van 2007 en aan
het begin van 2008 lijkt erop te wijzen dat de belastingaftrek voor risicokapitaal voor vele
coördinatiecentra een aanvaardbaar alternatief is.
3.4 Werkgelegenheid in de coördinatiecentra
Op basis van de sociale-balansgegevens blijkt dat de werkgelegenheid in de in 2004 erkende
coördinatiecentra terugliep van 9.510 personen eind 2003 tot 8.616 personen eind 2006, wat
neerkomt op een daling met ongeveer 900 personen.
31
Tabel 5 Verloop van de werkgelegenheid in de in 2004 nog erkende coördinatiecentra
(aantal personen, situatie aan het einde van het boekjaar)
p.m. Aantal
coördinatiecentra 2003 2004 2005 2006
Totaal 226 9.510 9.419 9.411 8.616
Erkenning vervallen tussen 2004 en 44 986 796 551 536
september 2006
Vereffend of niet actief in 2006 30 595 386 151 0
Niet vereffend 14 391 410 400 536
Erkenning vervallen tussen september 36 1.171 1.192 1.201 559
2006 en november 2007
Vereffend of niet actief in 2006 14 593 580 574 0
Niet vereffend 22 578 612 627 559
Erkenning vervallen tussen november 72 4.066 3.886 4.002 3.711
2007 en maart 2008
Erkenning nog niet vervallen in maart 74 3.287 3.545 3.657 3.810
2008
Bronnen: FOD Financiën, NBB.
Die daling was voornamelijk een gevolg van de coördinatiecentra die hun erkenning vervallen
wisten en die in de betreffende periode werden vereffend of waarvan de activiteit werd stopgezet.
Eind 2004 beliep de werkgelegenheid in deze coördinatiecentra nog ongeveer 1.200 personen. Die
werkgelegenheid is niet noodzakelijkerwijs verloren gegaan voor de Belgische economie
aangezien in enkele belangrijke gevallen de werknemers werden overgenomen door andere
vennootschappen in de ondernemingsgroep.
In de coördinatiecentra waarvan de erkenning in maart 2008 vervallen was, maar die in 2006 nog
actief waren, liep de werkgelegenheid tussen eind 2003 en eind 2006 met ongeveer 200 personen
terug. In de coördinatiecentra waarvan de erkenning in maart 2008 nog niet vervallen was, is de
werkgelegenheid daarentegen met ongeveer 500 personen toegenomen.
Het aantrekken van nieuwe financiële centra van internationale ondernemingsgroepen naar België
kan de werkgelegenheid stimuleren en een compensatie bieden voor het verlies aan
werkgelegenheid in de coördinatiecentra waarvan het kapitaal en de activiteiten naar het
buitenland zijn verhuisd. Op het eerste gezicht worden deze nieuwe financiële centra momenteel
gekenmerkt door een geringe werkgelegenheid.
32
4. IMPACT OP INVESTERINGEN EN WERKGELEGENHEID EN MACRO-ECONOMISCHE
TERUGVERDIENEFFECTEN
De impact die de belastingaftrek voor risicokapitaal op de Belgische economie kan hebben, wordt
geraamd op basis van het "Noname"-kwartaalmodel van de Bank. Bij deze raming wordt er, net als
in de meeste modellen, van uitgegaan dat de effecten van de belasting van de vennootschappen
op de investeringsbeslissingen van deze laatste tot uiting komen in een verandering van de
gebruikskosten van het kapitaal. Aan de hand van macro-economische modellen, die grotendeels
voorbijgaan aan de verstoringseffecten die de belastingen sorteren, onder meer op de lokalisatie
van economische activiteiten, kunnen evenwel moeilijk maatregelen tot wijziging van de fiscaliteit
worden gesimuleerd. Zo kan bijvoorbeeld niet worden gekwantificeerd welke impact een dergelijke
maatregel ten gunste van de resultaten van de beslissingscentra en de coördinatiecentra zou
uitoefenen op het behoud of de groei van hun activiteiten in België.
De investeringsvraag van de ondernemingen is op de lange termijn afhankelijk van de productie en
de relatie tussen de kapitaalkosten en de productieprijs. Op de korte termijn worden deze
investeringen ook beïnvloed door een additioneel acceleratoreffect dat wordt uitgeoefend door de
cashflow. De maatregel inzake de belastingaftrek voor risicokapitaal werd in twee fases in de
simulatie van het model geïntegreerd. Ten eerste via een vermindering van de gebruikskosten van
het kapitaal, met als uitgangshypothese dat deze belastingmaatregel ex ante neutraal zou zijn voor
de begroting van de gezamenlijke overheid. In een tweede fase werd eveneens een verhoging van
de cashflow van de vennootschappen gesimuleerd. Om het ex ante effect van de maatregel op de
cashflow van de ondernemingen te ramen, moeten de budgettaire kosten ervan bekend zijn,
aangezien het een overdracht van middelen betreft van de overheid naar de ondernemingen. Het
is bijzonder moeilijk om deze kosten te ramen, aangezien de maatregel niet alleen betrekking heeft
op de nieuwe investeringen van de ondernemingen, maar op hun totale balans. Voor een
dergelijke raming zijn derhalve boekhoudkundige en fiscale definities nodig die het
toepassingsgebied van dit model te buiten gaan. Bovendien gaat de belastingaftrek gepaard met
een reeks compenserende maatregelen betreffende de vennootschapsbelasting. Het effect van
deze maatregelen kan moeilijk worden geraamd aan de hand van een macro-economisch model.
Deze tweede simulatie vertrekt van de hypothese dat de ondernemingen dankzij deze
belastingaftrek ex ante ieder jaar een miljard euro minder vennootschapsbelasting zouden betalen,
wat overeenstemt met een vermindering van de overheidsontvangsten ten belope van 0,3 pct. bbp.
De effecten van mogelijke maatregelen om de budgettaire weerslag van deze daling van de
ontvangsten te compenseren, worden buiten beschouwing gelaten.
---
Tabel 6 Effecten van de vermindering van de kapitaalkosten1 in een scenario van ex ante
budgettaire neutraliteit
(verschillen ten opzichte van de basissimulatie; in miljoenen euro's, tenzij anders vermeld)
Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3 Jaar 4 Jaar 5
Investeringen 80 330 420 420 420
Werkgelegenheid (eenheden, einde 200 1.400 2.400 2.900 3.200
periode)
Primair begrotingssaldo 10 60 110 110 100
Bron: NBB.
1 Er wordt geen rekening gehouden met de mogelijke effecten van de compensatiemaatregelen op de kapitaalkosten.
Eerst worden de resultaten van de simulatie van een vermindering van de kapitaalkosten zonder
ex ante budgettaire kosten voorgesteld. De investeringsvraag op de lange termijn reageert zowel
op de productie als op de gebruikskosten van het kapitaal. De vermindering van de kapitaalkosten
stimuleert de investeringsvraag, die op haar beurt de binnenlandse vraag en de importvraag zal
doen toenemen. De stijging van de binnenlandse vraag leidt tot een toename van de
werkgelegenheid en een daling van de werkloosheid. Als de ex ante budgettaire kosten van de
maatregel nihil zijn, zouden de ondernemingsinvesteringen met maximaal 420 miljoen euro
toenemen en de werkgelegenheid met zowat 3.200 eenheden. Een dergelijke fiscale maatregel
met betrekking tot de financiering van de ondernemingen heeft nagenoeg geen invloed op de
prijzen. Voor meer gedetailleerde resultaten, zie bijlage 4.
Tabel 7 Effecten van de vermindering van de kapitaalkosten1, in combinatie met ex ante
budgettaire kosten van een miljard euro per jaar
(verschillen ten opzichte van de basissimulatie; in miljoenen euro's, tenzij anders vermeld)
Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3 Jaar 4 Jaar 5
Investeringen 130 600 850 900 900
Werkgelegenheid (eenheden, einde 300 2.400 4.700 6.000 6.700
periode)
Primair begrotingssaldo -990 -900 -790 -760 -770
Bron: NBB.
1 Er wordt geen rekening gehouden met de mogelijke effecten van de compensatiemaatregelen op de kapitaalkosten.
Bij de tweede simulatie wordt rekening gehouden met de effecten van een daling van de
vennootschapsbelasting met één miljard euro per jaar. Indien de maatregel leidt tot een
vermindering van de vennootschapsbelasting, creëert dit een toename van de beschikbare
cashflow voor de ondernemingen. Deze extra cashflow zal aanleiding geven tot een stijging van de
investeringen bovenop de toename die tot uiting komt via de substitutie arbeid-kapitaal als reactie
op de daling van de kapitaalkosten. Dit cashflow-effect wordt groter naarmate de ex ante
budgettaire kosten - en dus de weerslag op de cashflow - stijgen. Als de ex ante budgettaire kosten
één miljard euro zouden belopen, zou het effect op de bedrijfsinvesteringen maximaal 900 miljoen
34
euro bedragen en dat op de werkgelegenheid 6.700 eenheden. Met uitzondering van een zeer
lichte stijging van de personenbelasting en de sociale bijdragen als gevolg van de
werkgelegenheidscreatie, zijn de terugverdieneffecten voor de overheidsfinanciën relatief gering.
Aan de hand van individuele gegevens uit de sociale balansen werd eveneens een multivariabele
analyse gemaakt van de stijging van de werkgelegenheid tussen 2005 en 2006, waarbij zowel de
belastingaftrek voor risicokapitaal als de activiteitstak, de grootte en de leeftijd van de bedrijven in
aanmerking werden genomen. De belastingaftrek voor risicokapitaal lijkt een positief, zij het
marginaal effect te sorteren op de groei van de werkgelegenheid19. Een specifieke analyse van de
sectoriële werkgelegenheidseffecten van de invoering van de belastingaftrek voor risicokapitaal is
momenteel weinig zinvol, gezien het zeer beperkte macroeconomische effect op de
werkgelegenheid in het eerste jaar na de invoering.
Aangezien de maatregel in 2006 van kracht werd, is, wat gemeten werd, een neveneffect van de
maatregel op de werkgelegenheid. De aanpassing van de werkgelegenheid door de onderneming
is een proces dat tijd vergt. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat het gemeten effect
marginaal is. De resultaten stemmen overeen met de bevindingen van het model op macro-
economisch niveau, waar de effecten van de maatregel op de werkgelegenheid het eerste jaar
gering zijn.
19 In deze micro-economische oefening zou de belastingaftrek voor risicokapitaal ook voor een deel het
effect van het winstgevende karakter van de onderneming of van haar verbeterde solvabiliteit op de
werkgelegenheid kunnen omvatten.
35
5. BUDGETTAIRE GEVOLGEN
De budgettaire gevolgen van de belastingaftrek voor risicokapitaal en van de overige aspecten van
de wet van 22 juni 2005 zijn niet eenvoudig in te schatten. Het is immers van belang een
onderscheid te maken tussen, enerzijds, het bruto fiscale voordeel voor de vennootschappen zoals
dat kan worden berekend op basis van het gecorrigeerde eigen vermogen en vermeld staat in de
vennootschapsbelastingaangifte en, anderzijds, de werkelijke impact op de ontvangsten van de
Belgische overheid.
De budgettaire gevolgen van deze hervorming van de vennootschapsbelasting worden in dit
hoofdstuk eerst vanuit een macro-economisch perspectief beschouwd. Deze benadering geeft een
indicatie van de weerslag op de overheidsfinanciën. Daarna volgt een gedetailleerde, op micro-
economische informatie gebaseerde analyse waarbij, uitgaande van het bruto fiscale voordeel voor
de vennootschappen als gevolg van de invoering van de belastingaftrek voor risicokapitaal, de
overgang wordt gemaakt naar de netto budgettaire impact voor de overheid. Ten slotte wordt
nagegaan welke invloed verschillende dynamische effecten in de toekomst op de
overheidsfinanciën zouden kunnen hebben.
5.1 Macro-economische analyse van de vennootschapsbelasting
Grafiek 9 Ontvangsten uit de vennootschapsbelasting
(procenten bbp)
4,0 4,0
3,5 3,5
3,0 3,0
2,5 2,5
2,0 2,0
1,5 Invoering van de 1,5
belastingaftrek voor
1,0 1,0
risicokapitaal
0,5 0,5
0,0 0,0
30 05 07
001
1995 1997 1999 2 20 20 20
not aftrek_KVC08f-A
Bronnen: INR, NBB.
De belastingen op vennootschapswinsten in verhouding tot het bbp beliepen in 2007 3,7 pct., wat
neerkomt op ongeveer 7,5 pct. van de totale overheidsontvangsten. Zodoende lag de
36
vennootschapsbelasting 0,3 pct. bbp hoger dan in 2005, het jaar vóór de invoering van de
belastingaftrek voor risicokapitaal. Ten opzichte van 2003 was de opbrengst met zelfs 0,8 pct. bbp
of zowat een kwart gestegen. Zowel de opbrengst van de vennootschapsbelasting als het aandeel
ervan in de totale ontvangsten bevinden zich hierdoor op een historisch hoog niveau.
Het verloop van de vennootschapsbelasting in verhouding tot het bbp kan worden opgesplitst in
twee componenten, namelijk het verloop van de belastbare basis voor de vennootschapsbelasting,
enerzijds, en het verloop van het impliciete heffingstarief, anderzijds.
Grafiek 10 Macro-economische impliciete heffingstarieven inzake vennootschapsbelasting1
(procenten)
35 35
30 30
25 25
20 20
15 15
10 10
Invoering van de
5 belastingaftrek voor 5
risicokapitaal
0 0
---
01 003
1995 1997 1999 20 2 200 2007
Impliciet tarief op basis van het
bruto exploitatieresultaat
Impliciet tarief op basis van het
netto exploitatieresultaat
not aftrek_KVC08f-B
Bronnen: INR, NBB.
1 De inkohieringen werden naar het voorgaande jaar verschoven zodat ze bij benadering overeenstemmen met het jaar
waarin de voorafbetalingen voor hetzelfde aanslagjaar werden verricht. Daarnaast werden de ontvangsten
gecorrigeerd voor de niet-recurrente factoren die de ontvangsten in 2006 en 2007 hadden opgevoerd. In 2006 had de
versnelling van de inning van de inkohieringen een positieve impact van ongeveer 900 miljoen euro op deze
ontvangsten. Voor 2007 wordt de niet-recurrente opbrengst van de maatregel die het mogelijk maakt bepaalde
belastingvrije reserves aan een verlaagd tarief uit te keren of te investeren, op 245 miljoen euro geraamd.
De som van het bruto of netto exploitatieresultaat van de vennootschappen, de netto
huuropbrengsten en de netto-inkomens uit vermogen toegekend aan polishouders, en het saldo
van de ontvangen of betaalde interesten vormt een macro-economische indicator waarvan het
verloop vrij goed overeenstemt met dat van de belastbare basis20. Deze benaderende macro-
20 De fiscale definitie van de afschrijvingen verschilt sterk van die in de nationale rekeningen. Daarom
worden hier zowel de impliciete tarieven op basis van het bruto- als op basis van het netto-
exploitatieresultaat vermeld.
37
economische belastbare basis in verhouding tot het bbp is sedert 2001 continu toegenomen; alleen
in 2007 was er een lichte daling merkbaar.
De invoering van de belastingaftrek voor risicokapitaal kan een invloed hebben gehad op zowel het
impliciete heffingstarief als de belastbare grondslag. Het effect van de invoering van de
belastingaftrek op het exploitatieresultaat van de vennootschappen kan niet worden geïsoleerd,
maar op basis van simulaties aan de hand van het econometrisch model van de Bank blijkt dat de
impact vrij beperkt zou blijven. Het aantrekken van maatschappelijk kapitaal en activiteiten in de
financieringsvennootschappen - een fenomeen dat niet kan worden gesimuleerd aan de hand van
het econometrisch model - zou de netto renteontvangsten fors kunnen opvoeren. Een dergelijke
toename van de netto renteontvangsten werd opgetekend in 2006 en sorteerde in dat jaar een
opwaarts effect op het verloop van de benaderende belastbare basis in verhouding tot het bbp.
Het macro-economische impliciete vennootschapsbelastingtarief, dat werd berekend op basis van
het bruto exploitatieresultaat van de vennootschappen, steeg van 14,4 pct. in 2005 tot 14,7 pct. in
2006 en verder tot 14,8 pct. in 2007. Het impliciete tarief op basis van het netto exploitatieresultaat
bleef in 2006 stabiel op 25,5 pct. en nam vervolgens toe tot 25,7 pct. in 200721.
Deze impliciete tarieven zijn conjunctuurgevoelig en doorgaans stijgen ze in jaren met een gunstig
economisch activiteitsverloop, wat het geval was in 2006 en 200722. Daarnaast mag worden
verwacht dat de invoering van de belastingaftrek voor risicokapitaal een neerwaartse invloed heeft
op het impliciete tarief doordat activiteiten en belastbare basissen worden aangetrokken door
financieringsvennootschappen, die relatief méér baat hebben bij de belastingaftrek en dus minder
worden belast.
Al met al mag uit het verloop van de macro-economische impliciete
vennootschapsbelastingtarieven worden geconcludeerd dat de invoering van de belastingaftrek
voor risicokapitaal in 2006 en 2007 geen duidelijke negatieve impact op de overheidsontvangsten
had.
21 Het gemiddelde impliciete vennootschapsbelastingtarief van de niet-financiële vennootschappen op basis
van hun jaarrekeningen is minder conjunctuurgevoelig dan het macro-economische impliciete tarief omdat
het mogelijk is de vennootschappen met winst af te zonderen. Dit tarief vertoonde in 2006 eveneens een
lichte toename.
22 Het macro-economische exploitatieresultaat van vennootschappen is de som van de positieve en
negatieve exploitatieresultaten van vennootschappen. Bij een gunstige conjunctuur wordt het aandeel van
het positieve exploitatieresultaat waar belasting op wordt geheven, groter en dat van het negatieve
exploitatieresultaat, waar geen belasting op wordt geheven, kleiner, wat leidt tot een stijging van het
impliciete tarief.
38
Grafiek 11 Voorafbetalingen inzake vennootschapsbelasting
(veranderingen ten opzichte van het voorgaande jaar, in procenten)
25 25
20 20
15 15
10 10
5 5
0 0
-5 -5
-10 -10
9 1 3 6
97 9 0 05 0 08
1995 19 19 200 20 20 2007 20 2007 20
Op basis van
eerste vervaldag
Not. aftrek_kvc12f
Bronnen: FOD Financiën, INR, NBB.
Ook op basis van de indicaties met betrekking tot het verloop van de vennootschapsbelasting
tijdens de eerste maanden van 2008 blijkt dat dit verloop vooralsnog niet wordt gedrukt door de
invoering van de belastingaftrek voor risicokapitaal. De voorafbetalingen door de vennootschappen
op de eerste vervaldag in april 2008 zijn immers met 16,8 pct. toegenomen ten opzichte van vorig
jaar.
5.2 Bruto fiscaal voordeel voor de vennootschappen op basis van de jaarrekeningen
Op basis van de gegevens van de Balanscentrale, de zogeheten schema's A van de
kredietinstellingen en de gegevens afkomstig van de CBFA voor de verzekeringsinstellingen kan
het bruto fiscale voordeel van de belastingaftrek voor risicokapitaal bij benadering worden
ingeschat. Een exacte berekening op basis van deze gegevens is evenwel niet mogelijk, waardoor
het bruto fiscale voordeel voor de vennootschappen volgens deze benadering wordt overschat. In
de jaarrekeningen zijn immers geen gegevens beschikbaar betreffende de boekwaarde van
buitenlandse inrichtingen, de villavennootschappen of gegevens over de kmo's die de
investeringsreserve toepassen, waardoor er voor deze elementen dus niet kan worden
gecorrigeerd op basis van de informatie uit de jaarrekeningen. Daarnaast zijn voor de raming van
een aantal correcties enkel de boekhoudkundige gegevens beschikbaar, terwijl de werkelijke
correctie gebeurt door middel van de fiscale waarde. Bovendien wordt de berekening gemaakt op
basis van de financiële situatie van de vennootschappen bij het afsluiten van het boekjaar, terwijl
voor de fiscale aangifte wijzigingen in het gecorrigeerde eigen vermogen slechts pro rata temporis
39
in aanmerking worden genomen. In jaren met belangrijke kapitaalverhogingen kan dit een
significante impact hebben.
Daarnaast blijkt uit de fiscale aangiften dat van de vennootschappen die voor het aanslagjaar 2006
een vrijstelling van de winsten vroegen onder het stelsel van de coördinatiecentra er in het
aanslagjaar 2007 een belastingaftrek voor risicokapitaal ten belope van 1,3 miljard euro
plaatsvond. Dit bedrag zou leidden tot een bruto fiscaal voordeel van 442 miljoen euro voor deze
vennootschappen. Aangezien bij de inschatting op basis van de jaarrekeningen het geheel van de
coördinatiecentra werd uitgesloten voor de berekening van het bruto fiscale voordeel, dient dit te
worden toegevoegd.
Het bruto fiscale voordeel voor de vennootschappen kan worden opgesplitst in twee componenten.
Enerzijds is er de statische component, die het voordeel weergeeft zoals dat zou zijn geweest op
basis van de financiële structuur van de vennootschappen voorafgaand aan de invoering van de
maatregel en, anderzijds, de dynamische component die weergeeft hoe de financiële stromen het
bruto fiscale voordeel hebben beïnvloed.
De statische component wordt berekend door middel van een simulatie op basis van de
gecorrigeerde-eigen-vermogenssituatie zoals die was op het ogenblik vóór de invoering van de
maatregel. Om eventuele anticipatie-effecten te vermijden, wordt daarbij gekeken naar de
balansgegevens uit 2004. Op basis van deze laatste zou het totale theoretische bruto fiscale
voordeel voor de vennootschappen op 1.365 miljoen euro worden geraamd. Dat is meer dan het
dubbele van de initieel door de overheid geraamde brutokostprijs van 506 miljoen euro.
De invoering van de belastingaftrek voor risicokapitaal heeft geleid tot zeer belangrijke dynamische
effecten, waardoor het bruto fiscale voordeel voor de vennootschappen eind 2006 opliep tot
3.035 miljoen euro. Dit komt neer, ongerekend de impact van de coördinatiecentra die de
belastingaftrek voor risicokapitaal toepassen, op een stijging met meer dan 1,2 miljard euro ten
opzichte van de op basis van gegevens van 2004 gesimuleerde oefening.
40
Tabel 8 Inschatting van het bruto fiscale voordeel voor de vennootschappen van de
belastingaftrek voor risicokapitaal1
(miljoenen euro's)
Verloop
20042 20052 2004-
2006 2006
Niet-financiële vennootschappen3 1 012 1 290 1 633 +620
Waarvan
grote vennootschappen 528 749 988 +460
kmo's 485 541 644 +159
Financieringsvennootschappen die een
jaarrekening neerleggen bij de Balanscentrale 215 374 792 +577
Kredietinstellingen en verzekeringsmaatschappijen 151 163 197 +46
Coördinatiecentra die de belastingaftrek voor
risicokapitaal toepassen4 - - 442 + 442
Totaal 1.365 1.805 3.035 +1.670
Bronnen: CBFA, FOD Financiën, NBB.
1 De gegevens zijn berekend op basis van de financiële situatie van de vennootschappen zoals die was aan het
einde van het boekjaar.
2 Voor 2004 en 2005 gaat het om het theoretische bruto fiscale voordeel voor vennootschappen aangezien de
belastingaftrek voor risicokapitaal op dat ogenblik nog niet van kracht was.
3 Exclusief financieringsvennootschappen die een jaarrekening neerleggen bij de Balanscentrale.
4 Het is niet mogelijk op basis van de beschikbare gegevens het theoretische voordeel voor deze coördinatiecentra
voor 2004 en 2005 te bepalen.
Bij de niet-financiële vennootschappen was het bruto fiscale voordeel voor de vennootschappen op
basis van de balansstructuur aan het einde van het boekjaar 2006 met 61 pct. gestegen ten
opzichte van het einde van het boekjaar 2004. Bij de grote vennootschappen steeg dat bruto
fiscale voordeel met 87 pct. Bij de kmo's beliep de toename 32 pct., bij de kredietinstellingen en
verzekeringsmaatschappijen 30 pct.
Voor de financieringsvennootschappen die bij de Balanscentrale een jaarrekening neerleggen,
nam het bruto fiscale voordeel tussen 2004 en 2006 zeer fors toe. Eind 2006 bedroeg dat voordeel
voor dit type van vennootschappen meer dat het drievoudige van het theoretische voordeel dat kan
worden berekend op basis van hun balansstructuur aan het einde van 2004. Deze
vennootschappen bestaan onder meer uit financiële holdings, kredietvennootschappen en
portefeuillemaatschappijen. Tot deze categorie behoren ook een aantal nieuwe instellingen die
verbonden zijn aan financiële instellingen - kredietinstellingen en verzekeringsmaatschappijen - of
die de financiële centra van multinationale ondernemingen vormen.
41
Tabel 9 Bruto fiscaal voordeel voor de niet-financiële vennootschappen van de belastingaftrek
voor risicokapitaal per bedrijfstak op basis van de jaarrekeningen1
(miljoenen euro's)
20042 20052 2006
Landbouw, jacht, visserij 9 10 11
Winning van delfstoffen 5 5 9
Landbouw- en voedingsnijverheid 37 41 50
Textiel, kleding en schoenen 14 14 15
Hout 5 6 7
Papier, uitgeverijen en drukkerijen 18 24 36
Vervaardiging van cokes, raffinage, kernindustrie 1 2 5
Chemie en rubber 67 163 243
Metaalindustrie en metaalbewerking 35 44 43
Metaalverwerkende nijverheid 46 54 96
Overige verwerkende industrieën 26 31 36
Energie en water 34 34 36
Bouwnijverheid 55 66 76
Kleinhandel 91 102 121
Groothandel 166 185 237
Horeca 10 13 17
Vervoer 46 80 83
Post en telecommunicatie 32 48 56
Financiële dienstverlening 15 16 31
Vastgoedactiviteiten 152 192 201
Verhuur zonder bedieningspersoneel 12 13 24
Diensten aan ondernemingen 114 123 166
Diensten aan huishoudens 22 24 31
Totaal niet-financiële vennootschappen 1 012 1 290 1 633
Bron: NBB.
1 De gegevens zijn berekend op basis van de financiële situatie van de vennootschappen zoals die was aan het einde
van het boekjaar.
2 Voor 2004 en 2005 gaat het om het theoretische bruto fiscale voordeel voor vennootschappen aangezien de
belastingaftrek voor risicokapitaal op dat ogenblik nog niet van kracht was.
In alle bedrijfstakken van de niet-financiële vennootschappen nam het geraamde bruto fiscale
voordeel van de belastingaftrek voor risicokapitaal tussen 2004 en 2006 toe. Het grootste deel
daarvan kon worden toegeschreven aan de bedrijfstakken chemie en de groothandel. De forse
stijging in de bedrijfstak chemie viel deels te verklaren door de overname van de activiteiten van
een coördinatiecentrum door een andere vennootschap binnen dezelfde vennootschapsgroep die
wél gebruik maakt van de belastingaftrek voor risicokapitaal.
De vennootschappen die de belastingaftrek voor risicokapitaal niet kunnen toepassen vanwege
onvoldoende winsten, mogen de aftrek gedurende zeven jaar overdragen, waardoor een fiscale
reserve wordt opgebouwd. Voor de vennootschappen die hun jaarrekening bij de Balanscentrale
neerleggen, kan de budgettaire kostprijs van deze in 2006 opgebouwde fiscale reserve, indien
deze verliezen ooit volledig tegen het hoogste nominale vennootschapsbelastingtarief zouden
worden gerecupereerd, op ongeveer 500 miljoen euro worden geraamd.
42
5.3 Netto-effect op de overheidsfinanciën
Het bruto fiscale voordeel, voor de vennootschappen, van de belastingaftrek voor risicokapitaal
wordt op basis van een benadering via jaarrekeninggegevens en inclusief de coördinatiecentra die
de belastingaftrek voor risicokapitaal toepassen voor 2006 op 3.035 miljoen euro geraamd. Deze
benadering dient evenwel op een aantal punten te worden gecorrigeerd.
Om te beginnen wordt de impact van de verhogingen van het maatschappelijk kapitaal in de loop
van 2006 reeds volledig in rekening gebracht in de simulatie op basis van de jaarrekeningen, terwijl
hij in de fiscale aangifte slechts pro rata temporis in aanmerking mag worden genomen. Deze
overschatting kan op basis van de maandelijkse verhogingen van het maatschappelijk kapitaal in
de loop van 2006 op 374 miljoen euro worden geraamd. Tevens dient ook een correctie te
gebeuren voor kmo's die geen gebruik maken van de belastingaftrek voor risicokapitaal, maar het
stelsel van de investeringsreserve blijven toepassen. Daarnaast moet de inschatting op basis van
de jaarrekeningen worden gecorrigeerd voor het gedeelte van het eigen vermogen van
vennootschappen dat betrekking heeft op de activiteiten van de vaste inrichtingen in het
buitenland. Ten slotte dient een correctie te gebeuren voor de uitsluiting van villavennootschappen
en voor overige elementen zoals waarderingsverschillen. Deze laatste correctie gebeurt aan de
hand van het verschil tussen, enerzijds, het totaal dat wordt bekomen door de bovenstaande
elementen en, anderzijds, het bruto fiscale voordeel van de belastingaftrek voor risicokapitaal zoals
dat tot uiting komt in de inkohieringen inzake vennootschapbelasting. De FOD Financiën heeft
gegevens bezorgd van het bedrag van de belastingaftrek voor risicokapitaal voor het aanslagjaar
200723. Het bruto fiscale voordeel voor de vennootschappen kan op basis van deze gegevens
worden geraamd op 2.325 miljoen euro.
Rekening houdend met de op 60 miljoen euro geraamde budgettaire kostprijs van de afschaffing
van het registratierecht op inbrengen in vennootschappen, zou de brutokostprijs van de in de wet
van 22 juni 2005 opgenomen maatregelen voor 2006 op ongeveer 2.385 miljoen euro uitkomen.
Het netto-effect dat de krachtens de wet van 22 juni 2005 ten uitvoer gelegde belastinghervorming
op de Belgische overheidsontvangsten sorteerde, stemt echter niet overeen met de som van het
bruto fiscale voordeel, voor de vennootschappen, van de belastingaftrek voor risicokapitaal en de
impact van de afschaffing van het registratierecht.
Om van deze brutokostprijs over te schakelen naar de werkelijke impact op de Belgische
overheidsontvangsten dienen immers verschillende correcties te worden uitgevoerd. De wet
23 Het betreft gegevens van de situatie van de inkohieringen op 30 juni 2008. Voor het aanslagjaar 2007
werden deze gegevens met 2,1 pct. opgehoogd om rekening te houden met de nog uit te voeren
inkohieringen en aldus een volledig beeld te krijgen.
43
voorzag immers in verschillende compensatiemaatregelen om de negatieve budgettaire effecten te
beperken (cf. hoofdstuk 2.2). Bovendien resulteert de instroom van buitenlands kapitaal weliswaar
in een groter bruto fiscaal voordeel, maar hoogstwaarschijnlijk niet in negatieve effecten op de
Belgische overheidsontvangsten. Dat is evenmin het geval met de versterking van het eigen
vermogen van binnenlandse oorsprong. Voorts hebben de coördinatiecentra die hun erkenning
hebben verloren, maar hun activiteiten in een andere vorm voortzetten, weliswaar de bruto-impact
van de belastingaftrek voor risicokapitaal laten oplopen, maar die transformatie heeft niet geleid tot
lagere overheidsontvangsten.
In de hieronder volgende paragrafen worden deze verschillende elementen ontleed, wordt hun
budgettaire impact geraamd en wordt, ten slotte, voor het jaar 2006 een totaalbeeld voorgesteld
van de budgettaire impact van de wet van 22 juni 2005.
Budgettaire compensatiemaatregelen24
De wet van 22 juni 2005 bevat een aantal compensatiemaatregelen die erop gericht zijn de
budgettaire kostprijs te beperken. Op basis van een recente inschatting zou de opbrengst van de
beperking van de fiscale aftrekbaarheid van de meerwaarden ongeveer 270 miljoen euro hoger
kunnen uitvallen dat initieel werd geraamd. De opbrengst van de andere compensatiemaatregelen
zou vrijwel overeenstemmen met de aanvankelijke raming.
Tabel 10 Effect van de budgettaire compensatiemaatregelen in 2006
(miljoenen euro's)
Initiële raming' Recente raming²
Afschaffing van het belastingkrediet voor kmo's 17 14
Besparingen op de investeringsreserve 60 58
Afschaffing van de gewone investeringsaftrek voor kmo's 41 37
Beperking van de fiscale vrijstelling van meerwaarden 337 608
Totaal 454 717
Bronnen: FOD Financiën, NBB.
' Volgens het verslag namens de Commissie voor de Financiën en de Begroting bij de bespreking van het
wetsontwerp tot invoering van de belastingaftrek voor risicokapitaal.
² Op basis van een recente inschatting door de FOD Financiën, met uitzondering van de fiscale vrijstelling van
meerwaarden. De opbrengst van deze maatregel is overeenkomstig de methode van de initiële raming gebaseerd op
de vrijgestelde meerwaarden voor aandelen voor aanslagjaar 2007.
24 De uitsluiting van de zogeheten villavennootschappen wordt hier niet hernomen omdat deze maatregel
een invloed heeft op het bedrag van belastingaftrek voor risicokapitaal die in de fiscale aangifte wordt
vermeld en er dus reeds mee is rekening gehouden.
---
Macro-economische terugverdieneffecten
De hervorming van de vennootschapsbelasting zou kunnen leiden tot een dynamischer
economische activiteit en een hogere werkgelegenheid, wat op zijn beurt zou leiden tot hogere
ontvangsten en lagere uitgaven voor de overheid. Dergelijke terugverdieneffecten werden door de
regering initieel op 58 miljoen euro geraamd. Op basis van het econometrisch model van de Bank
zou de daling van de kapitaalkosten leiden tot terugverdieneffecten waarvan het positieve effect op
de overheidsfinanciën in het eerste jaar na de belastinghervorming evenwel beperkt zou blijven tot
ongeveer 10 miljoen euro. Indien deze hervorming ex ante budgettair neutraal is, zouden deze
terugverdieneffecten na drie jaar hun maximum bereiken en iets meer dan 100 miljoen euro
bedragen.
Kapitaalinstroom vanuit het buitenland en uitbreiding van de heffingsgrondslag
Bij de instroom van kapitaal vanuit het buitenland dient een onderscheid te worden gemaakt tussen
de kapitaalverhogingen die ook zonder de invoering van de belastingaftrek voor risicokapitaal
zouden hebben plaatsgevonden en de extra instroom van kapitaal. Deze laatste instroom vanuit
het buitenland was voor de overheid normaliter geen aanleiding om de nettokostprijs te verhogen.
De toename van het maatschappelijk kapitaal van financieringsvennootschappen van buitenlandse
oorsprong of de vervanging, door maatschappelijk kapitaal, van bestaande, door het buitenland
verstrekte leningen impliceert normaal gesproken geen vermindering van de door de Belgische
overheid geïnde vennootschapsbelasting. Deze stromen zouden zelfs kunnen leiden tot de
ontplooiing van nieuwe economische activiteiten en tot een verschuiving, naar België, van de
belastbare grondslagen van internationale ondernemingsgroepen en aldus ook tot extra
ontvangsten voor de Belgische overheid.
Zo zou er minimaal kunnen worden van uitgegaan dat de kapitaalverhoging van buitenlandse
oorsprong voor de Belgische overheid budgettair neutraal is. Deze kapitaaltoename heeft het bruto
fiscale voordeel voor de vennootschappen met ongeveer 465 miljoen euro verhoogd.
Wordt bovendien verondersteld dat de instroom van buitenlands kapitaal eveneens geleid heeft tot
een verbreding van de heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting in België, dan zou er
zelfs een positieve weerslag op de overheidsfinanciën zijn geweest. Dat is onder meer het geval
als de rentetarieven die de nieuw gecreëerde of bijkomend gekapitaliseerde
financieringsvennootschappen op hun uitstaande leningen aanrekenen, het op de belastingaftrek
voor risicokapitaal van toepassing zijnde percentage overtreffen. In de veronderstelling dat er
zodoende op de toename van het maatschappelijk kapitaal van buitenlandse oorsprong een
rendement van 5 pct. wordt gerealiseerd - dat is ongeveer 1,5 procentpunt méér dan het
percentage dat voor het aanslagjaar 2007 wordt toegepast op de belastingaftrek voor risicokapitaal
45
- en dat rendement tegen het gewone nominale tarief wordt belast, dan zou dit in 2006
supplementaire overheidsontvangsten ten belope van 280 miljoen euro hebben opgeleverd.
Substitutie van vreemd vermogen door eigen vermogen
De relatief beperkte toename van het vreemd vermogen van de niet-financiële vennootschappen
laat vermoeden dat zij wordt afgeremd door de groei van het eigen vermogen. Deze verschuiving
vergroot het bruto fiscale voordeel voor de vennootschappen, maar niet het netto budgettaire effect
aangezien het percentage van de belastingaftrek voor risicokapitaal doorgaans lager ligt dan de
verschuldigde rentetarieven op schulden.
Wordt de geringste toename van de schuld tussen 1994 en 2005 als maatstaf gehanteerd, dan
bedraagt het effect op de brutokostprijs 52 miljoen euro. Wordt voor die periode de gemiddelde
schuldtoename genomen, dan bedraagt het effect 309 miljoen euro. In dit laatste geval kunnen er
echter aanzienlijke dubbeltellingen voorkomen met de instroom van buitenlands vermogen in de
plaats van vroeger verstrekte buitenlandse leningen. Daarom bedraagt het als correctie op te
nemen bedrag minimaal 52 miljoen euro, wat overeenstemt met de impact van de
kapitaalverhogingen door de "huishoudens". Wordt er bovendien van uitgegaan dat het gemiddelde
rentetarief op de leningen die niet zijn aangegaan vanwege de substitutie door eigen vermogen,
1 procentpunt hoger zou hebben gelegen dan het percentage dat van toepassing is op de
belastingaftrek voor risicokapitaal, dan zouden de ontvangsten uit vennootschapsbelasting in 2006
met 15 miljoen euro zijn toegenomen.
Behoud van het kapitaal van de coördinatiecentra
Een van de doelstellingen van de invoering van de belastingaftrek voor risicokapitaal was het
behoud van het kapitaal van de Belgische coördinatiecentra op het ogenblik dat zij hun erkenning
verliezen. Wanneer de erkenning van een coördinatiecentrum vervalt, heeft deze vennootschap -
net zoals andere vennootschappen - recht op de belastingaftrek voor risicokapitaal. Indien het
eigen vermogen van het coördinatiecentrum in België blijft, dan stijgt het bruto fiscale voordeel van
de belastingaftrek voor risicokapitaal. Enerzijds moet rekening worden gehouden met de impact,
op het bruto fiscale voordeel van de belastingaftrek voor risicokapitaal, van de 44 coördinatiecentra
waarvan de erkenning tussen 2004 en september 2006 verviel. Daarnaast blijkt op basis van de
fiscale aangiften dat verschillende coördinatiecentra met een erkenning zijn overgestapt op het
systeem van de belastingaftrek voor risicokapitaal. Het totale effect dat de coördinatiecentra in
2006 hebben gehad op de brutokostprijs kan op 561 miljoen euro worden geraamd.
Het netto-effect op de ontvangsten van de vennootschapsbelasting valt moeilijk te ramen. De
winsten van deze coördinatiecentra genoten reeds aanzienlijke fiscale voordelen en werden tegen
een laag effectief tarief belast. De werkelijke budgettaire kostprijs is afhankelijk van het kapitaal dat
46
ook zonder de invoering van de belastingaftrek voor risicokapitaal in België zou zijn gebleven en
tegen een normaal tarief zou zijn belast. De belastbare basis van deze centra is echter zeer mobiel
en er zijn indicaties dat dankzij de invoering van de belastingaftrek voor risicokapitaal een groter
deel van het kapitaal in België kan worden gehouden. Voor de raming van het netto budgettair
effect wordt er dan ook van uitgegaan dat de belastingopbrengst van het kapitaal dat dankzij de
belastingaftrek in België blijft, het verlies aan belastingontvangsten op het kapitaal dat anders ook
zou zijn gebleven, compenseert.
Niet-recuperatie van vorige verliezen
Omdat de belastingaftrek voor risicokapitaal in de fiscale aangifte plaatsvindt vóór de aftrek voor
overgedragen verliezen leidt dit het ertoe dat door de belastingaftrek voor risicokapitaal voor
bepaalde vennootschappen met een onvoldoende hoog fiscaal resultaat dit resultaat nul wordt,
terwijl dit anders door de aftrek van overgedragen verliezen zou zijn gebeurd. Dit verhoogt het
bedrag vermeld in de fiscale aangifte voor de belastingaftrek voor risicokapitaal en verlaagt de
aftrek voor overgedragen verliezen, maar deze substitutie heeft geen invloed op de door de
vennootschap verschuldigde belasting omdat deze nul is. Dit effect kan op 149 miljoen euro
worden geraamd.
47
Totaalbeeld van de budgettaire impact
Tabel 11 Netto-effect in 2006, op de overheidsfinanciën, van de maatregelen in de wet van
22 juni 2005
(miljoenen euro's)
Bruto fiscaal voordeel van de belastingaftrek voor risicokapitaal1 3.035
Pro rata temporis-verrekening van de veranderingen in eigen vermogen -374
Correctie voor vaste inrichtingen in het buitenland -49
Kmo's die de investeringsreserve blijven toepassen -13
Overige correcties op het eigen vermogen -274
Afschaffing van het registratierecht op inbrengen in vennootschappen 60
Brutokostprijs² 2.385
Budgettaire compensatiemaatregelen -717
Macro-economische terugverdieneffecten³ -10
Instroom van buitenlands kapitaal en uitbreiding van de heffingsgrondslag -465 tot -745
Substitutie van vreemd vermogen door eigen vermogen -52 tot -67
Impact van de coördinatiecentra4 -561
Niet-recuperatie van vroegere verliezen² -149
Netto budgettair effect -140 tot -430
Bronnen: CBFA, FOD Financiën, NBB.
1 Op basis van de jaarrekeningen in 2006; de gegevens zijn bijgevolg berekend op basis van de financiële situatie van
de vennootschappen zoals die was aan het einde van het boekjaar.
² Op basis van de gegevens van fiscale aangiften betreffende het aanslagjaar 2007 afkomstig van de FOD Financiën.
3 Het vermelde cijfer heeft betrekking op de macro-economische terugverdieneffecten in het eerste jaar na de
belastinghervorming.
4 Het betreft enerzijds de coördinatiecentra die voor aanslagjaar 2006 gebruik maakten van het fiscale regime van de
coördinatiecentra, maar in aanslagjaar 2007 zijn overgestapt op de belastingaftrek voor risicokapitaal en anderzijds
de kapitaaluitstroom van de in de loop van 2005 en 2006 vereffende coördinatiecentra naar andere binnenlandse
vennootschappen.
Het in 2006 opgetekende uiteindelijke netto-effect op de overheidsfinanciën als gevolg van de
maatregelen in de wet van 22 juni 2005 zou tussen -140 en -430 miljoen euro liggen. Deze raming
van het netto budgettaire effect is echter, zowel in opwaartse als in neerwaartse zin, met heel wat
onzekerheid omgeven.
5.4 Te verwachten invloed van de dynamische effecten
De dynamische effecten van de invoering van de belastingaftrek voor risicokapitaal hebben nog
niet hun volledige uitwerking gehad. Het bruto fiscale voordeel voor de vennootschappen zou de
komende jaren nog flink kunnen vergroten als gevolg van enkele ontwikkelingen.
Om te beginnen, is er de tijdens de afgelopen jaren opgetekende toename van het eigen
vermogen, een tendens die zich wellicht zal voortzetten. Zo was er in 2007 en ook tijdens de eerste
maanden van 2008 een sterke instroom van buitenlands kapitaal. Het eigen vermogen van de
48
vennootschappen zou ook kunnen toenemen door fiscale-optimalisatietechnieken, wat er de facto
zou kunnen toe leiden dat de belastingaftrek voor risicokapitaal steeds meer een aftrek op een
aanzienlijk gedeelte van het totale geconsolideerde vermogen wordt en niet louter op het eigen
vermogen. Dat is het geval wanneer het eigen vermogen van de verbonden vennootschappen
afzonderlijk beschouwd het op groepsniveau geconsolideerd eigen vermogen overtreft.
Ook door de stopzetting van het stelsel van de coördinatiecentra zal het bruto fiscale voordeel voor
de vennootschappen groter worden, aangezien mag worden verwacht dat de activiteiten van deze
coördinatiecentra in veel gevallen zullen worden voortgezet, weliswaar in de vorm van
vennootschappen die gebruik maken van de belastingaftrek voor risicokapitaal.
Voorts zorgt de stijging van de rentevoeten op lineaire obligaties ervoor dat het basispercentage
voor de berekening van de belastingaftrek op risicokapitaal stijgt. Dit basispercentage is reeds
opgetrokken van 3,442 pct. voor het aanslagjaar 2007 tot 4,307 pct. voor het aanslagjaar 2009, en
het is niet uitgesloten dat dit percentage, dat afhankelijk is van de rentevoet op lineaire obligaties
van de Belgische overheid met een looptijd van 10 jaar, nog verder zal stijgen.
Ten slotte is er de aanwending van de fiscale reserve die werd opgebouwd door vennootschappen
die, onder meer voor het aanslagjaar 2007, onvoldoende winst hadden geboekt om de
belastingaftrek voor risicokapitaal integraal te kunnen gebruiken.
Het netto-effect, op de overheidsontvangsten, van de instroom van kapitaal uit het buitenland en
van de transformatie van coördinatiecentra blijft in principe beperkt en zou zelfs positief kunnen
zijn. De instroom van buitenlands kapitaal en de substitutie van vreemd vermogen door eigen
vermogen zouden immers aanleiding kunnen geven tot een uitbreiding van de heffingsgrondslag
voor de vennootschapsbelasting in België ten gevolge van, onder meer, wijzigingen in de
winstallocatie van internationale ondernemingsgroepen. Ook de positieve impact van de macro-
economische terugverdieneffecten op de overheidsontvangsten zou, door de toename van de
economische activiteit, nog iets belangrijker kunnen worden.
De overige factoren, daarentegen, zouden de netto budgettaire impact ongunstig kunnen
beïnvloeden. Dat is het geval met de stijging van het tarief voor de berekening van de
belastingaftrek voor risicokapitaal, de aanwending van het nog niet benutte gedeelte van de
belastingaftrek en de aanpassingen van de structuur van vennootschappen en
vennootschapsgroepen in het kader van fiscale-optimalisatietechnieken. Voor een aantal van deze
factoren zou die impact zeer aanzienlijk kunnen zijn. Het valt dan ook niet uit te sluiten dat, als
gevolg hiervan, de overheidsontvangsten uit vennootschapsbelasting in de toekomst fors zullen
worden gedrukt.
49
De precieze weerslag zal uiteraard afhankelijk zijn van de wijze waarop deze factoren zullen
evolueren. In dit verband zij opgemerkt dat de budgettaire kosten vooral zouden kunnen oplopen
ingeval het exploitatieresultaat van vennootschappen significant zou dalen - dat is meestal het
geval bij een conjunctuurinzinking - en de rente zou oplopen.
Er zij in ieder geval beklemtoond dat de budgettaire impact van de wet van 22 juni 2005, zoals die
in deze studie wordt becijferd, enkel betrekking heeft op 2006 en dat de toekomstige impact van de
dynamische gevolgen van de invoering van de belastingaftrek voor risicokapitaal momenteel nog
onduidelijk is. Een volledig beeld zal pas over enkele jaren kunnen worden gegeven, nadat een
einde zal zijn gekomen aan het stelsel van de coördinatiecentra en de hervorming volop haar
uitwerking zal hebben gekregen.
50
Bijlagen
Bijlage 1
Hoogste nominale standaardtarieven inzake vennootschapsbelasting1
(procenten)
1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008
België 40,2 40,2 40,2 40,2 40,2 40,2 40,2 40,2 34,0 34,0 34,0 34,0 34,0 34,0
Bulgarije 40,0 40,0 40,2 37,0 34,3 32,5 28,0 23,5 23,5 20,0 15,0 15,0 10,0 10,0
Tsjechië 41,0 39,0 39,0 35,0 35,0 31,0 31,0 31,0 31,0 28,0 26,0 24,0 24,0 21,0
Denemarken 34,0 34,0 34,0 34,0 32,0 32,0 30,0 30,0 30,0 30,0 28,0 28,0 25,0 25,0
Duitsland 56,8 56,7 56,7 56,0 51,6 51,6 38,3 38,3 39,6 38,3 38,7 38,7 38,7 29,8
Estland 26,0 26,0 26,0 26,0 26,0 26,0 26,0 26,0 26,0 26,0 24,0 23,0 22,0 21,0
Ierland 40,0 38,0 36,0 32,0 28,0 24,0 20,0 16,0 12,5 12,5 12,5 12,5 12,5 12,5
Griekenland 40,0 40,0 40,0 40,0 40,0 40,0 37,5 35,0 35,0 35,0 32,0 29,0 25,0 25,0
Spanje 35,0 35,0 35,0 35,0 35,0 35,0 35,0 35,0 35,0 35,0 35,0 35,0 32,5 30,0
Frankrijk 36,7 36,7 41,7 41,7 40,0 37,8 36,4 35,4 35,4 35,4 35,0 34,4 34,4 34,4
Italië 52,2 53,2 53,2 41,3 41,3 41,3 40,3 40,3 38,3 37,3 37,3 37,3 37,3 31,4
Cyprus 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 29,0 28,0 28,0 15,0 15,0 10,0 10,0 10,0 10,0
Letland 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 22,0 19,0 15,0 15,0 15,0 15,0 15,0
Litouwen 29,0 29,0 29,0 29,0 29,0 24,0 24,0 15,0 15,0 15,0 15,0 19,0 18,0 15,0
Luxemburg 40,9 40,9 39,3 37,5 37,5 37,5 37,5 30,4 30,4 30,4 30,4 29,6 29,6 29,6
Hongarije 19,6 19,6 19,6 19,6 19,6 19,6 19,6 19,6 19,6 17,6 17,5 17,5 21,3 21,3
Malta 35,0 35,0 35,0 35,0 35,0 35,0 35,0 35,0 35,0 35,0 35,0 35,0 35,0 35,0
Nederland 35,0 35,0 35,0 35,0 35,0 35,0 35,0 34,5 34,5 34,5 31,5 29,6 25,5 25,5
Oostenrijk 34,0 34,0 34,0 34,0 34,0 34,0 34,0 34,0 34,0 34,0 25,0 25,0 25,0 25,0
Polen 40,0 40,0 38,0 36,0 34,0 30,0 28,0 28,0 27,0 19,0 19,0 19,0 19,0 19,0
Portugal 39,6 39,6 39,6 37,4 37,4 35,2 35,2 33,0 33,0 27,5 27,5 27,5 26,5 26,5
Roemenië 38,0 38,0 38,0 38,0 38,0 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 16,0 16,0 16,0 16,0
Slovenië 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 23,0 22,0
Slowakije 40,0 40,0 40,0 40,0 40,0 29,0 29,0 25,0 25,0 19,0 19,0 19,0 19,0 19,0
Finland 25,0 28,0 28,0 28,0 28,0 29,0 29,0 29,0 29,0 29,0 26,0 26,0 26,0 26,0
Zweden 28,0 28,0 28,0 28,0 28,0 28,0 28,0 28,0 28,0 28,0 28,0 28,0 28,0 28,0
Verenigd Koninkrijk 33,0 33,0 31,0 31,0 30,0 30,0 30,0 30,0 30,0 30,0 30,0 30,0 30,0 30,0
EU-272 35,3 35,3 35,2 34,1 33,5 31,9 30,7 29,3 28,3 27,1 25,5 25,3 24,5 23,6
EU-252 35,0 35,0 34,9 33,9 33,3 32,2 31,1 29,7 28,7 27,4 26,3 26,0 25,5 24,4
EA-132 38,5 38,6 38,7 37,2 36,4 35,8 34,1 32,8 32,0 31,4 30,0 29,5 28,5 27,1
Bron: EC.
1 Inclusief lokale heffingen.
2 Ongewogen gemiddelde.
52
Bijlage 2
Geregistreerde veranderingen in het maatschappelijk kapitaal van Belgische vennootschappen1
(miljarden euro's)
Binnenlandse Buitenlandse Onbepaald Totaal
oorsprong oorsprong
Niet-financiële Financiële Overheid Huishoudens Instellingen
vennoot- instellingen zonder
schappen winstoogmerk
t.b.v.
huishoudens
Oprichtingen
2004 1,5 0,9 0,1 0,0 0,6 0,0 0,4 0,8 2,8
2005 1,5 0,6 0,0 0,0 0,9 0,0 0,9 0,2 2,7
2006 7,6 2,4 2,4 0,5 2,3 0,0 10,8 0,0 18,4
2007 4,6 1,5 0,3 0,0 2,8 0,0 3,6 0,0 8,3
Kapitaalverhogingen
2004 18,0 15,8 0,2 1,2 0,7 0,0 47,8 0,9 66,7
2005 15,2 13,0 1,2 0,2 0,8 0,0 23,7 2,2 41,2
2006 50,3 29,4 17,0 1,4 2,4 0,0 62,6 4,0 116,9
2007 65,2 25,3 34,1 1,3 4,6 0,0 94,8 11,6 171,6
Kapitaalverminderingen
2004 16,9 13,1 0,4 3,2 0,2 0,0 11,9 0,6 29,4
2005 14,7 13,7 0,6 0,3 0,1 0,0 14,2 2,1 31,0
2006 9,7 7,4 0,7 1,3 0,3 0,0 22,3 1,1 33,1
2007 13,9 12,8 0,5 0,0 0,6 0,0 23,4 1,6 38,9
Netto-effect op het
maatschappelijk kapitaal
2004 2,6 3,5 -0,1 -2,0 1,1 0,0 36,4 1,1 40,1
2005 2,0 0,0 0,6 0,0 1,5 0,0 10,5 0,4 12,9
2006 48,2 24,4 18,6 0,7 4,5 0,0 51,1 2,9 102,2
2007 56,0 14,0 33,9 1,3 6,8 0,0 74,9 10,1 141,0
Bron: NBB.
1 De gegevens van de kapitaalverhogingen en -verminderingen werden gecorrigeerd voor transacties die geen impact hebben op de berekeningsbasis van de belastingaftrek voor risicokapitaal, bijvoorbeeld de
omzettingen van reserves in kapitaal.
53
Geregistreerde veranderingen in het maatschappelijk kapitaal van Belgische vennootschappen exclusief transacties door de in 2004 nog erkende coördinatiecentra1
(miljarden euro's)
Binnenlandse Buitenlandse Onbepaald Totaal
oorsprong oorsprong
Niet-financiële Financiële Overheid Huishoudens Instellingen
vennoot- instellingen zonder
schappen winstoogmerk
t.b.v.
huishoudens
Oprichtingen
2004 1,5 0,9 0,1 0,0 0,6 0,0 0,4 0,8 2,8
2005 1,5 0,6 0,0 0,0 0,9 0,0 0,9 0,2 2,7
2006 7,6 2,4 2,4 0,5 2,3 0,0 10,8 0,0 18,4
2007 4,6 1,5 0,3 0,0 2,8 0,0 3,6 0,0 8,3
Kapitaalverhogingen
2004 10,2 8,1 0,2 1,2 0,7 0,0 19,3 0,8 30,3
2005 9,5 7,3 1,2 0,2 0,8 0,0 16,1 2,2 27,8
2006 40,7 19,8 17,0 1,4 2,4 0,0 48,7 3,9 93,4
2007 59,0 19,0 34,1 1,3 4,6 0,0 82,3 11,6 152,9
Kapitaalverminderingen
2004 9,4 5,7 0,4 3,2 0,2 0,0 5,3 0,6 15,3
2005 7,1 6,0 0,6 0,3 0,1 0,0 9,1 2,1 18,3
2006 4,6 2,3 0,7 1,3 0,3 0,0 5,0 1,1 10,7
2007 10,8 9,7 0,5 0,0 0,6 0,0 20,9 1,6 33,2
Netto-effect op het
maatschappelijk kapitaal
2004 2,4 3,3 -0,1 -2,0 1,1 0,0 14,4 1,0 17,8
2005 3,9 1,9 0,6 0,0 1,5 0,0 7,9 0,4 12,2
2006 43,7 20,0 18,6 0,7 4,5 0,0 54,5 2,9 101,1
2007 52,8 10,8 33,9 1,3 6,8 0,0 65,1 10,1 128,0
Bron: NBB.
1 De gegevens van de kapitaalverhogingen en -verminderingen werden gecorrigeerd voor transacties die geen impact hebben op de berekeningsbasis van de belastingaftrek voor risicokapitaal, bijvoorbeeld de
omzettingen van reserves in kapitaal.Ook de transacties door coördinatiecentra werden buiten beschouwing gelaten.
54
Geregistreerde veranderingen in het maatschappelijk kapitaal van de in 2004 nog erkende coördinatiecentra1
(miljarden euro's)
Binnenlandse Buitenlandse Onbepaald Totaal
oorsprong oorsprong
Niet-financiële Financiële Overheid Huishoudens Instellingen
vennoot- instellingen zonder
schappen winstoogmerk
t.b.v.
huishoudens
Kapitaalverhogingen
2004 7,7 7,7 0,0 0,0 0,0 0,0 28,6 0,1 36,4
2005 5,7 5,7 0,0 0,0 0,0 0,0 7,6 0,0 13,4
2006 9,6 9,6 0,0 0,0 0,0 0,0 13,8 0,0 23,4
2007 6,3 6,3 0,0 0,0 0,0 0,0 12,4 0,0 18,7
Kapitaalverminderingen
2004 7,5 7,5 0,0 0,0 0,0 0,0 6,6 0,0 14,0
2005 7,6 7,6 0,0 0,0 0,0 0,0 5,1 0,0 12,7
2006 5,1 5,1 0,0 0,0 0,0 0,0 17,2 0,0 22,4
2007 3,1 3,1 0,0 0,0 0,0 0,0 2,6 0,0 5,7
Netto-effect op het
maatschappelijk kapitaal
2004 0,3 0,3 0,0 0,0 0,0 0,0 22,0 0,1 22,4
2005 -1,9 -1,9 0,0 0,0 0,0 0,0 2,6 0,0 0,7
2006 4,5 4,5 0,0 0,0 0,0 0,0 -3,4 0,0 1,1
2007 3,2 3,2 0,0 0,0 0,0 0,0 9,9 0,0 13,0
Bron: NBB.
1 De gegevens van de kapitaalverhogingen en -verminderingen werden gecorrigeerd voor transacties die geen impact hebben op de berekeningsbasis van de belastingaftrek voor risicokapitaal, bijvoorbeeld de
omzettingen van reserves in kapitaal.
Bijlage 3
Kapitaalverkeer in alle Belgische vennootschappen die gelieerd zijn aan buitenlandse vennootschappen1 (totaal)
(kapitaal geïnvesteerd via directe verwantschapsbanden; miljarden euro's)
2001 2002 2003 2004 2005 2006
1. Inbreng van buitenlands kapitaal in ingezeten
ondernemingen 64,9 56,2 70,3 60,1 76,2 126,6
1.a In het buitenland geherinvesteerde middelen door de
betrokken ondernemingen 35,7 29,2 37,4 31,6 48,5 70,1
In de vorm van eigen vermogen 17,0 11,7 16,4 17,4 3,4 3,3
In de vorm van leningen tussen ondernemingen
onderling 18,7 17,5 21,0 14,2 45,1 66,8
1.b Inbreng van buitenlands kapitaal dat in België blijft 29,2 27,0 32,9 28,5 27,7 56,5
2. Opvragingen van buitenlands kapitaal in ingezeten
ondernemingen 31,3 47,9 51,9 37,1 48,0 85,4
2.a In het buitenland gedesinvesteerde middelen door de
betrokken ondernemingen 5,7 18,5 14,8 16,2 6,7 91,1
In de vorm van eigen vermogen -0,9 9,2 -2,5 1,9 -1,8 19,7
In de vorm van leningen tussen ondernemingen
onderling 6,6 9,4 17,3 14,3 8,4 71,4
2.b Niet door desinvesteringen in het buitenland
gecompenseerde opvragingen van buitenlands kapitaal 25,6 29,4 37,2 20,9 41,4 -5,7
1 - 2. Verandering in de invoer van buitenlandse directe
investeringen 33,6 8,2 18,4 23,0 28,2 41,1
1.a - 2.a Netto-investeringen in het buitenland door de
betrokken ondernemingen 30,0 10,7 22,6 15,4 41,8 -21,0
1.b - 2.b Effectieve kapitaalverhoging (+) of -
vermindering (-) in de betrokken
ondernemingen 3,6 -2,4 -4,2 7,6 -13,6 62,2
Bron: NBB.
1 Directe verwantschapsband, gedefinieerd als het bezit van ten minste 10 pct. van de aandelen of stemrechten.
56
Kapitaalverkeer in de coördinatiecentra die gelieerd zijn aan buitenlandse vennootschappen1
(kapitaal geïnvesteerd via directe verwantschapsbanden; miljarden euro's)
2001 2002 2003 2004 2005 2006
1. Inbreng van buitenlands kapitaal in ingezeten
ondernemingen 13,4 21,6 32,3 18,6 34,9 13,5
1.a In het buitenland geherinvesteerde middelen door de
betrokken ondernemingen 16,6 12,2 18,4 10,1 38,9 1,9
In de vorm van eigen vermogen 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
In de vorm van leningen tussen ondernemingen
onderling 16,6 12,2 18,4 10,1 38,9 1,9
1.b Inbreng van buitenlands kapitaal dat in België blijft -3,2 9,4 13,9 8,5 -4,0 11,5
2. Opvragingen van buitenlands kapitaal in ingezeten 8,4 7,5 22,8 16,2 22,7 32,8
ondernemingen
2.a In het buitenland gedesinvesteerde middelen door de
betrokken ondernemingen 6,2 6,1 12,9 12,9 7,7 65,2
In de vorm van eigen vermogen 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 -0,3
In de vorm van leningen tussen ondernemingen
onderling 6,2 6,1 12,9 12,9 7,7 65,6
2.b Niet door desinvesteringen in het buitenland
gecompenseerde opvragingen van buitenlands kapitaal 2,2 1,4 9,9 3,3 15,0 -32,5
1 - 2. Verandering in de invoer van buitenlandse directe
investeringen 4,9 14,2 9,5 2,5 12,2 -19,3
1.a - 2.a Netto-investeringen in het buitenland door de
betrokken ondernemingen 10,4 6,1 5,5 -2,8 31,2 -63,3
1.b - 2.b Effectieve kapitaalverhoging (+) of -
vermindering (-) in de betrokken
ondernemingen -5,4 8,1 4,0 5,2 -19,0 44,0
Bron: NBB.
1 Directe verwantschapsband, gedefinieerd als het bezit van ten minste 10 pct. van de aandelen of stemrechten.
57
Kapitaalverkeer in de Belgische vennootschappen die gelieerd zijn aan buitenlandse vennootschappen1 (met
uitzondering van coördinatiecentra)
(kapitaal geïnvesteerd via directe verwantschapsbanden; miljarden euro's)
2001 2002 2003 2004 2005 2006
1. Inbreng van buitenlands kapitaal in ingezeten
ondernemingen 51,6 34,5 38,0 41,5 41,3 113,1
1.a In het buitenland geherinvesteerde middelen door de
betrokken ondernemingen 19,2 17,0 19,0 21,5 9,6 68,2
In de vorm van eigen vermogen 17,0 11,7 16,4 17,4 3,4 3,3
In de vorm van leningen tussen ondernemingen
onderling 2,2 5,3 2,7 4,1 6,2 64,9
1.b Inbreng van buitenlands kapitaal dat in België blijft 32,4 17,5 19,0 19,9 31,7 44,9
2. Opvragingen van buitenlands kapitaal in ingezeten
ondernemingen 22,9 40,4 29,1 21,0 25,3 52,7
2.a In het buitenland gedesinvesteerde middelen door de
betrokken ondernemingen -0,5 12,4 1,9 3,4 -1,0 25,9
In de vorm van eigen vermogen -0,9 9,2 -2,5 1,9 -1,8 20,1
In de vorm van leningen tussen ondernemingen
onderling 0,4 3,3 4,4 1,4 0,7 5,8
2.b Niet door desinvesteringen in het buitenland
gecompenseerde opvragingen van buitenlands kapitaal 23,4 28,0 27,3 17,6 26,3 26,8
1 - 2. Verandering in de invoer van buitenlandse directe
investeringen 28,7 -5,9 8,9 20,5 16,0 60,4
1.a - 2.a Netto-investeringen in het buitenland door de
betrokken ondernemingen 19,7 4,6 17,2 18,2 10,6 42,3
1.b - 2.b Effectieve kapitaalverhoging (+) of -
vermindering (-) in de betrokken
ondernemingen 9,0 -10,5 -8,3 2,4 5,4 18,1
Bron: NBB.
1 Directe verwantschapsband, gedefinieerd als het bezit van ten minste 10 pct. van de aandelen of stemrechten.
58
Bijlage 4
Veranderingen in het maatschappelijk kapitaal van de in 2004 nog erkende coördinatiecentra1
(miljoenen euro's)
2004 2005 2006 2007
1. Erkenning vervallen tussen 2004 en september 2006
Kapitaalverhogingen 164 622 373 708
Onbepaalde oorsprong 0 1 0 0
Binnenlandse oorsprong 0 1 0 95
Buitenlandse oorsprong 164 620 373 614
Kapitaalverminderingen 13.151 4.627 234 365
Onbepaalde bestemming 0 0 0 0
Binnenlandse bestemming 6.015 4.622 149 81
Buitenlandse bestemming 7.136 5 85 285
Netto kapitaalveranderingen -12.987 -4.005 139 343
Onbepaalde oorsprong of bestemming 0 1 0 0
Binnenlandse oorsprong of bestemming -6015 -4.622 -149 14
Buitenlandse oorsprong of bestemming -6972 615 288 329
2. Erkenning vervallen tussen september 2006 en november
2007
Kapitaalverhogingen 50 1.544 4.518 5.200
Onbepaalde oorsprong 50 0 0 0
Binnenlandse oorsprong 0 1.544 4.508 5.200
Buitenlandse oorsprong 0 0 10 0
Kapitaalverminderingen 1.653 7.381 4.253 1.508
Onbepaalde bestemming 0 0 0 0
Binnenlandse bestemming 1.507 5.852 3.691 1.431
Buitenlandse bestemming 146 1.529 562 78
Netto kapitaalveranderingen -1.603 -5.837 265 3.692
Onbepaalde oorsprong of bestemming 50 0 0 0
Binnenlandse oorsprong of bestemming -1.507 -4.308 818 3.769
Buitenlandse oorsprong of bestemming -146 -1.529 -552 -78
3. Erkenning vervallen tussen november 2007 en maart
2008
Kapitaalverhogingen 10.579 4.363 1.161 5.566
Onbepaalde oorsprong 0 0 0 0
Binnenlandse oorsprong 2.897 1.562 673 199
Buitenlandse oorsprong 7.682 2.801 487 5.366
Kapitaalverminderingen 3.474 482 5.019 3.839
Onbepaalde bestemming 0 0 0 0
Binnenlandse bestemming 191 351 0 1.686
Buitenlandse bestemming 3.283 131 5.019 2.153
Netto kapitaalveranderingen 7.105 3.881 -3.858 1.726
Onbepaalde oorsprong of bestemming 0 0 0 0
Binnenlandse oorsprong of bestemming 2.706 1.212 673 -1.487
Buitenlandse oorsprong of bestemming 4.399 2.670 -4.532 3.214
4. Erkenning nog niet vervallen in maart 2008
Kapitaalverhogingen 25.607 6.864 17.395 7.236
Onbepaalde oorsprong 25 12 25 11
Binnenlandse oorsprong 4.848 2.627 4.395 776
Buitenlandse oorsprong 20.734 4.225 12.975 6.449
Kapitaalverminderingen 752 1.335 13.412 1
Onbepaalde bestemming 0 0 0 0
Binnenlandse bestemming 752 497 1.756 0
Buitenlandse bestemming 0 838 11.656 1
Netto kapitaalveranderingen 24.855 5.529 3.983 7.236
Onbepaalde oorsprong of bestemming 25 12 25 11
Binnenlandse oorsprong of bestemming 4.096 2.130 2.639 776
Buitenlandse oorsprong of bestemming 20.734 3.387 1.319 6.449
5. Totaal kapitaaltransacties coördinatiecentra
Kapitaalverhogingen 36.400 13.394 23.447 18.710
Onbepaalde oorsprong 75 13 25 11
Binnenlandse oorsprong 7.745 5.734 9.577 6.270
Buitenlandse oorsprong 28.580 7.646 13.845 12.429
Kapitaalverminderingen 19.030 13.825 22.918 5.714
Onbepaalde bestemming 0 0 0 0
Binnenlandse bestemming 8.466 11.322 5.596 3.198
Buitenlandse bestemming 10.564 2.504 17.322 2.516
Netto kapitaalveranderingen 17.370 -432 528 12.996
Onbepaalde oorsprong of bestemming 75 13 25 11
Binnenlandse oorsprong of bestemming -720 -5.587 3.981 3.072
Buitenlandse oorsprong of bestemming 18.015 5.143 -3.477 9.913
Bronnen: FOD Financiën, NBB.
1Hierbij is rekening gehouden met eventuele liquidatiepremies of -tekorten bij de vereffening van het coördinatiecentrum.
59
Bijlage 5
EVALUATIE VAN DE IMPACT, OP DE BELGISCHE ECONOMIE, VAN DE BELASTINGAFTREK VOOR RISICOKAPITAAL
1. Implementatie
De mogelijke impact, op de Belgische economie, van de belastingaftrek voor risicokapitaal wordt geëvalueerd aan
de hand van "Noname", het kwartaalmodel van de Bank. Deze evaluatie wordt uitgevoerd met dien verstande dat,
zoals in de meeste modellen, de effecten van de vennootschapsbelastingen op de investeringsbeslissingen van de
vennootschappen tot uiting komen via een wijziging in de gebruikskosten van het kapitaal.
De vraag naar investeringen op de lange termijn, dat wil zeggen de vraag die voortvloeit uit het programma voor
winstmaximalisering van de ondernemingen, is afhankelijk van de productie met een unitaire elasticiteit en van de
verhouding van de kapitaalkosten tot de productieprijs met een elasticiteit die wordt bepaald door die van de
substitutie van kapitaal door arbeid. Op de korte termijn wordt een aanvullend acceleratoreffect gesorteerd door de
cashflows.
Gebruikskosten van het kapitaal
Deze fiscale maatregel wordt in eerste instantie in het model geïntroduceerd aan de hand van een wijziging in de
kapitaalkosten. Er bestaan talrijke definities van de kapitaalkosten, afhankelijk van de gemaakte hypothesen of de
gewenste mate van complexiteit, maar alle maatregelen hebben als hoofdelement de opportuniteitskosten van de
middelen die worden gebruikt om het project te financieren. Lagere kosten leiden daarbij doorgaans tot een hoger
investeringsniveau. Zonder belastingheffing zijn de opportuniteitskosten gelijk aan de risicovrije rente vermeerderd
met een risicopremie. Er wordt verondersteld, wat weinig restrictief is, dat de risicopremie onafhankelijk is van de
beschouwde maatregel. De opportuniteitskosten, co, zijn afhankelijk van de rente, R, van het rendement na
belastingen vereist voor een met aandelen gefinancierde investering, RE , van het rendement na belastingen
vereist voor een met schulden gefinancierde investering, RD , en van het aandeel van de investeringen dat
gefinancierd wordt met aandelen, E . Deze opportuniteitskosten kunnen worden omschreven als:
co = ERE +(1-E )RD
Vóór de invoering van de notionele interesten waren enkel de interesten op schuld aftrekbaar, zodat
RE = rpE +R
RD = rpD +(1-t)R
waarin t het belastingtarief is van de vennootschappen.
Als ook de financiering via eigen vermogen aftrekbaar is, wordt het vereiste rendement op deze investeringen
RE = rpE +(1-t)R
RD = rpD +(1-t)R
60
De invoering van de maatregel stemt derhalve overeen met een verlaging van de opportuniteitskosten met
co -coIN =
(
---
(
of
co = - E .t.R
dat de op het model uitgeoefende schok zal vormen.
Op basis van de geaggregeerde cijfers voor alle niet-financiële vennootschappen samen, blijkt dat over de laatste
vijf laatste beschikbare jaren, d.w.z. 2002-2006, het gemiddelde van de E 43 pct. bedraagt. De ex ante schok op
de opportuniteitskosten bedraagt bijgevolg:
co = -0,43.0,33.R
Voor het aanslagjaar 2007 is deze rente R vastgesteld op 3,442 pct. (3,942 pct. voor de kmo's).
Ex ante budgettair effect
Om het ex ante effect van de maatregel op de cashflows van de ondernemingen te evalueren, moet absoluut de
budgettaire kostprijs ervan bekend is, aangezien het een overdracht van middelen van de Staat naar de
ondernemingen betreft. Het is bijzonder moeilijk om deze kostprijs te evalueren omdat de maatregel niet alleen
betrekking heeft op de nieuwe investeringen van de ondernemingen, maar ook op hun balanstotaal. De evaluatie
doet bijgevolg een beroep op boekhoudkundige en fiscale definities die het toepassingsgebied van het model
overstijgen, en gaat bovendien gepaard met een reeks compenserende maatregelen inzake bedrijfsfiscaliteit
waarvan de impact moeilijk te ramen valt. Om die reden werden twee simulaties uitgevoerd. In de eerste simulatie
wordt de maatregel verondersteld neutraal te zijn voor de begroting; in de tweede simulatie zou de maatregel
1 miljard euro per jaar kosten, dat wil zeggen 0,3 pct. bbp. Gezien de volatiliteit die wordt vastgesteld in de
gegevens van zowel de cashflows als de vennootschapsbelastingen, wordt de schok rechtstreeks in een nominaal
bedrag uitgedrukt, veeleer dan het belastingtarief van de vennootschappen te veranderen.
2. Resultaten
In elk van de simulaties wordt de maatregel geacht geen invloed te hebben op de loononderhandelingen, zodat de
loonkosten ongerekend de indexering ongewijzigd blijven. De fiscale regel die erop toeziet dat de overheidsschuld
een vooraf vastgesteld pad volgt, wordt niet geactiveerd, zodat het door de maatregel veroorzaakte overheidstekort
niet wordt gecompenseerd door een verhoging van andere belastingen of door een verlaging van de uitgaven.
Tabel 1 bevat de resultaten in verband met de effecten op de vraag naar investeringen op de lange termijn, waarbij
de investeringen reageren op de productie en op de gebruikskosten van het kapitaal. De schok wordt toegebracht
op het rentegedeelte van de gebruikskosten van het kapitaal. De impact ervan op de gebruikskosten op zich is
tevens afhankelijk van het niveau van de risicopremie: hoe hoger die premie, hoe lager het proportionele effect van
de schok op de gebruikskosten van het kapitaal. Zoals hierboven opgemerkt, wordt deze risicopremie constant
gehouden (op 10 pct. per jaar, wat overeenstemt met de bij de raming van het model gehanteerde waarde).
61
De verlaging van de kapitaalkosten stimuleert de vraag naar investeringen die, op haar beurt, de binnenlandse
vraag en de invoervraag zal stimuleren. De verhoging van de binnenlandse vraag zal leiden tot een stijging van de
werkgelegenheid en een daling van de werkloosheid. Wanneer de budgettaire kostprijs van de maatregel gelijk is
aan nul, zouden de bedrijfsinvesteringen met maximaal 0,8 pct. en de werkgelegenheid met circa 3.000 eenheden
toenemen. Aangezien een dergelijke aanpassingsmaatregel van de fiscaliteit betrekking heeft op de financiering
van de investeringen, sorteert hij nagenoeg geen effect op de prijzen.
Tabel 2 toont de gecumuleerde lange-termijneffecten en de acceleratoreffecten die door de cashflows op de korte
termijn worden uitgeoefend wanneer ze met 1 miljard euro toenemen.
Wanneer de maatregel resulteert in een verlaging van de vennootschapsbelasting, genereert dit een toename van
de beschikbare cashflows voor de ondernemingen. Die extra cashflows zullen aanleiding geven tot een grotere
stijging van de investeringen dan die welke plaatsvindt via de substitutie van kapitaal door arbeid uitsluitend als
reactie op de verlaging van de kapitaalkosten. Dit effect van de cashflows zal des te belangrijker zijn naarmate de
ex ante budgettaire kosten - en derhalve de impact op de cashflows - hoger zijn. Naargelang de ex ante
budgettaire kosten 500 miljoen of één miljard euro bedragen, zou het effect op de bedrijfsinvesteringen ten hoogste
1,2 pct. en 1,6 pct. en dat op de werkgelegenheid 4.800 à 6.700 eenheden bedragen. Afgezien van een zeer
geringe verhoging van de personenbelasting en van de sociale bijdragen als gevolg van de banencreaties, zijn de
terugverdieneffecten voor de overheidsfinanciën relatief beperkt.
62
Tabel 1 Effecten van de verlaging van de kapitaalkosten als gevolg van de belastingaftrek voor risicokapitaal in
een scenario van ex ante budgettaire neutraliteit
(verschillen in pct. ten opzichte van de basissimulatie, tenzij anders vermeld)
Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3 Jaar 4 Jaar 5
Prijzen en kosten
HICP 0,00 0,03 0,04 0,03 0,01
HICP ongerekend energie 0,00 0,03 0,04 0,03 0,01
Deflator van de particuliere consumptie 0,00 0,03 0,04 0,03 0,01
Deflator van de bruto-investeringen in vaste activa -0,01 -0,01 0,01 0,00 -0,01
Deflator van het bbp 0,00 0,00 0,01 0,01 0,01
Loonkosten per eenheid product -0,01 -0,01 0,04 0,06 0,05
Uurloonkosten 0,00 0,02 0,04 0,04 0,02
Productiviteit 0,01 0,02 0,00 -0,02 -0,04
Reële bezoldiging per werknemer 0,00 -0,01 0,00 0,00 0,00
Deflator van de invoer 0,00 0,04 0,04 0,02 0,01
Deflator van de uitvoer 0,00 0,02 0,02 0,02 0,01
Ruilvoet (*) 0,00 -0,02 -0,01 0,00 0,00
Economische activiteiten
(vaste prijzen)
Bbp 0,01 0,04 0,05 0,05 0,04
Particuliere consumptie 0,00 0,00 0,00 0,01 0,00
Overheidsconsumptie 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
Investeringen 0,13 0,48 0,55 0,53 0,52
Uitvoer 0,00 0,00 -0,01 -0,02 -0,02
Invoer 0,02 0,07 0,08 0,07 0,07
Reële beschikbaar inkomen van de huishoudens 0,00 -0,01 0,00 0,01 0,01
Spaarquote van de huishoudens (pct. van het beschikbaar inkomen) 0,00 -0,01 -0,01 0,00 0,00
Arbeidsmarkt
Werkloosheidsgraad (*) 0,00 -0,02 -0,04 -0,06 -0,06
Totale werkgelegenheid 0,00 0,02 0,05 0,06 0,07
waarvan de marktsector 0,00 0,02 0,06 0,08 0,08
Begrotingsontwikkelingen
(in pct. bbp)
Totale ontvangsten (*) 0,00 0,02 0,03 0,03 0,02
Totale uitgaven (*) 0,00 0,00 0,00 -0,01 -0,01
Netto financieringssaldo (*) 0,00 0,02 0,03 0,03 0,03
Primair saldo (*) 0,00 0,02 0,03 0,03 0,03
Overheidsschuld (*) 0,00 -0,01 -0,04 -0,07 -0,10
Bruto-investeringen in vaste activa
Woningbouw 0,00 0,00 0,00 0,00 0,01
Overheid 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
Ondernemingen 0,19 0,69 0,78 0,77 0,76
Bron: NBB.
* absolute afwijkingen ten opzichte van de basissimulatie.
63
Tabel 2 Effect van de verlaging van de kapitaalkosten als gevolg van de belastingaftrek voor risicokapitaal,
gepaard gaande met ex ante begrotingskosten van één miljard euro per jaar
(verschillen in pct. ten opzichte van de basissimulatie, tenzij anders vermeld)
Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3 Jaar 4 Jaar 5
Prijzen en kosten
HICP 0,00 0,04 0,08 0,07 0,04
HICP ongerekend energie 0,00 0,04 0,08 0,07 0,04
Deflator van de particuliere consumptie 0,00 0,04 0,08 0,07 0,04
Deflator van de bruto-investeringen in vaste activa -0,01 -0,02 0,01 0,01 -0,01
Deflator van het bbp 0,00 -0,01 0,01 0,02 0,01
Loonkosten per eenheid product -0,02 -0,02 0,07 0,11 0,11
Uurloonkosten 0,00 0,03 0,08 0,08 0,05
Productiviteit 0,02 0,05 0,01 -0,04 -0,07
Reële bezoldiging per werknemer 0,00 -0,02 0,00 0,01 0,01
Deflator van de invoer 0,01 0,06 0,08 0,05 0,02
Deflator van de uitvoer 0,00 0,04 0,04 0,04 0,02
Ruilvoet (*) 0,00 -0,03 -0,04 -0,02 0,00
Economische activiteiten
(vaste prijzen)
Bbp 0,02 0,08 0,10 0,10 0,10
Particuliere consumptie 0,00 0,00 0,01 0,02 0,02
Overheidsconsumptie 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
Investeringen 0,21 0,86 1,12 1,15 1,12
Uitvoer 0,00 -0,01 -0,02 -0,03 -0,03
Invoer 0,03 0,13 0,16 0,16 0,15
Reële beschikbaar inkomen van de huishoudens 0,00 -0,02 -0,01 0,01 0,02
Spaarquote van de huishoudens (pct. van het beschikbaar inkomen) 0,00 -0,02 -0,02 -0,01 0,00
Arbeidsmarkt
Werkloosheidsgraad (*) 0,00 -0,03 -0,08 -0,11 -0,13
Totale werkgelegenheid 0,00 0,03 0,09 0,13 0,15
waarvan de marktsector 0,00 0,04 0,11 0,15 0,18
Begrotingsontwikkelingen
(in pct. bbp)
Totale ontvangsten (*) -0,31 -0,27 -0,23 -0,22 -0,22
Totale uitgaven (*) 0,00 0,02 0,03 0,03 -0,02
Netto financieringssaldo (*) -0,32 -0,29 -0,26 -0,25 -0,25
Primair saldo (*) -0,31 -0,27 -0,23 -0,21 -0,20
Overheidsschuld (*) 0,20 0,48 0,72 0,94 1,14
Bruto-investeringen in vaste activa
Woningbouw 0,00 0,00 0,00 0,01 0,02
Overheid 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
Ondernemingen 0,30 1,25 1,61 1,64 1,61
Bron: NBB.
* absolute afwijkingen ten opzichte van de basissimulatie.
64 Bijlage 6
Belastingen op vennootschappen
(miljoenen euro's)
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007
Belastingen op vennootschapswinsten 7.760 7.702 8.089 8.091 8.142 7.912 9.210 10.223 11.835 12.143
Voorafbetalingen 6.925 6.755 7.115 7.125 6.586 6.600 7.976 8.398 9.033 9.782
Inkohieringen1 143 178 422 347 949 799 540 852 1.821 1.311
Roerende voorheffing 686 763 548 607 581 502 684 964 961 1.032
Andere belastingen op het inkomen 6 7 5 13 25 11 10 9 21 18
Overige belastingen op vennootschappen 297 295 274 279 308 303 382 631 414 446
Jaarlijkse taks op collectieve beleggingsinstellingen 67 81 92 96 103 104 151 189 209 253
Heffing ter bestrijding van het niet-benutten van een site
voor de productie van elektriciteit 0 0 0 0 0 0 0 0 70 0
Overdracht aan het Fonds voor Arbeidsongevallen van
erkende particuliere verzekeringsinstellingen 230 215 182 183 205 199 231 229 255 248
Effectiseringen in 2005 en 2006 0 0 0 0 0 0 0 213 -120 -54
Totaal 8.057 7.997 8.363 8.371 8.449 8.215 9.592 10.853 12.249 12.589
1 Met inbegrip van de belasting van de niet-verblijfhouders.
Bronnen: FOD Financiën, INR, NBB.
65
Belastingen op vennootschappen
(procenten bbp)
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007
Belastingen op vennootschapswinsten 3,4 3,2 3,2 3,1 3,0 2,9 3,2 3,4 3,7 3,7
Voorafbetalingen 3,0 2,8 2,8 2,8 2,5 2,4 2,8 2,8 2,9 3,0
Inkohieringen1 0,1 0,1 0,2 0,1 0,4 0,3 0,2 0,3 0,6 0,4
Roerende voorheffing 0,3 0,3 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,3 0,3 0,3
Andere belastingen op het inkomen 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Overige belastingen op vennootschappen 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,2 0,1 0,1
Jaarlijkse taks op collectieve beleggingsinstellingen 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 0,1 0,1 0,1
Heffing ter bestrijding van het niet-benutten van een site
voor de productie van elektriciteit 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Overdracht aan het Fonds voor Arbeidsongevallen van
erkende particuliere verzekeringsinstellingen 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1
Effectiseringen in 2005 en 2006 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 0,0 0,0
Totaal 3,5 3,4 3,3 3,2 3,2 3,0 3,3 3,6 3,9 3,8
1 Met inbegrip van de belasting van de niet-verblijfhouders.
Bronnen: FOD Financiën, INR, NBB.
66 Bijlage 7
Macro-economische impliciete vennootschapsbelastingtarieven
(procenten)
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007
In verhouding tot het bruto exploitatieresultaat e.a.1
Belasting op vennootschapswinsten 15,9 15,4 15,2 15,2 14,4 13,4 13,9 14,3 14,2 14,9
waarvan voorafbetalingen 14,2 13,5 13,4 13,4 11,7 11,2 12,1 11,7 11,7 11,9
Gecorrigeerde vennootschapsbelasting2 16,5 15,7 16,2 16,0 13,7 13,5 14,5 14,4 14,7 14,8
In verhouding tot het netto exploitatieresultaat e.a.1
Belasting op vennootschapswinsten 29,4 29,2 28,9 30,6 28,5 26,0 25,8 25,4 24,6 25,7
waarvan voorafbetalingen 26,2 25,6 25,4 27,0 23,1 21,7 22,3 20,9 20,3 20,6
Gecorrigeerde vennootschapsbelasting² 30,5 29,8 30,8 32,3 27,1 26,1 26,9 25,5 25,5 25,7
Bronnen: FOD Financiën, INR, NBB.
1 De andere factoren - naast het exploitatieresultaat - van de benaderende macro-economische heffingsbasis zijn de netto-ontvangen interesten, het netto-inkomen uit vermogen toegerekend aan polishouders
en het netto-inkomen uit grond en minerale reserves.
2 Met de correctie werden de bedragen die via de inkohieringen worden geïnd, verschoven naar het voorgaande jaar zodat ze bij benadering overeenstemmen met het jaar waarin de voorafbetalingen gebeuren
die op hetzelfde aanslagjaar betrekking hebben. Het bedrag van de inkohieringen dat in 2008 zal worden geïnkohierd en overeenstemt met de voorafbetalingen in 2007, werd op 1.286 miljoen euro geraamd.
Tevens werd de invloed geneutraliseerd van de uitzonderlijke versnelling van het inkohieringstempo in 2006, die heeft geleid tot een toename van de overheidsontvangsten met 900 miljoen euro, en van de
niet-recurrente opbrengst in 2007, die wordt geraamd op 245 miljoen euro, van de maatregel die het mogelijk maakt bepaalde belastingvrije reserves tegen een verlaagd tarief uit te keren of te investeren.
---- --