Raad voor de Journalistiek

Uitspraken vastgesteld d.d. 21 juli 2008
door mr. C.A. Streefkerk, voorzitter, drs. B.J. Brouwers, T.R. Harkema, mr. A.H. Schmeink en mr. drs. G.J. Wolffensperger, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M.S. van den Berg, secretaris, en mw. mr. P.J. Blok, plaatsvervangend secretaris.

Horizon / PREMtime
Uitspraak: ongegrond
Klaagster maakt bezwaar tegen de reportage "Families in de clinch met jeugd- en pleegzorg" die is uitgezonden in het televisieprogramma PREMtime. De klacht heeft allereerst betrekking op de negatieve beeldvorming van klaagster en één van haar medewerkers. Hoewel in een onderdeel van de uitzending de naam van klaagster en de voornaam van een medewerker worden genoemd, gaat het in dat onderdeel van de uitzending met name om de ervaringen van de betrokken grootouders. Van verweerder behoefde niet te worden verwacht dat van alle betrokkenen een evenwichtig beeld wordt geschetst. Dat in een uitzending over een complex onderwerp als de plaatsing van kinderen in een pleeggezin, de focus in het bijzonder wordt gericht op de ervaringen van één van de betrokken partijen, is op zichzelf niet in strijd met de eisen van journalistieke zorgvuldigheid, mits daarbij de rol van andere betrokken partijen niet op journalistiek onzorgvuldige wijze aan de orde komt. In de onderhavige uitzending worden de namen van klaagster en haar medewerker slechts terloops genoemd. Bezien in het geheel van de uitzending kan niet worden gezegd dat door verweerder een negatief beeld van klaagster en haar medewerker wordt geschetst, of dat verweerder anderszins journalistiek onzorgvuldig heeft bericht over klaagster. Verder heeft klaagster betoogd dat er ten onrechte geen hoor en wederhoor is toegepast. Onbetwist is dat verweerder contact heeft opgenomen met Bureau Jeugdzorg en dat door deze instelling in eerste instantie zou worden meegewerkt aan de uitzending. Verweerder behoefde niet daarnaast ook nog contact op te nemen met andere betrokken instellingen zoals klaagster. Daarbij is van belang dat Bureau Jeugdzorg als gezinsvoogdijinstelling verantwoordelijk was voor het kind, en dat de uitzending niet zozeer ging over de rol van instellingen voor pleegzorg (zoals klaagster), maar vooral over de ervaringen van pleegouders, in welk kader slechts beperkte aandacht aan klaagster is besteed. Al met al kan dan ook niet geoordeeld worden dat verweerder is tekortgeschoten in het toepassen van wederhoor. Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor
· Feitenweergave: grievende berichtgeving Publicatie op www.rvdj.nl/2008/33

X / J. Bos (De Regiokrant)
Uitspraak: ongegrond
Klaagster maakt bezwaar tegen het artikel "CDA wil gehandicapten uit woonwijk weren" datin De Regiokrant is verschenen. Klaagster heeft allereerst geklaagd over de kop van het artikel. Deze kop kan als enigszins suggestief worden gekarakteriseerd, maar dat dit klaagster onwelgevallig is, is onvoldoende voor de conclusie dat verweerder daarmee journalistiek onzorgvuldig jegens klaagster heeft gehandeld. Het is immers journalistiek gebruikelijk dat een artikel in de kop scherp wordt aangezet. Daarmee worden alleen de grenzen van journalistieke zorgvuldigheid overschreden als de kop geen enkele grond vindt in het artikel. Daarvan is hier - gelet op de context van het gehele artikel - geen sprake.
Verder heeft klaagster betoogd dat zij in het artikel ten onrechte wordt genoemd als auteur van een verklaring. Deze omstandigheid is echter onvoldoende voor de conclusie dat verweerder daarmee journalistiek onzorgvuldig zou hebben gehandeld ten opzichte van klaagster. Niet betwist is immers dat klaagster de vragen mede heeft ondertekend en ook achter de inhoud van de vragen staat. Verweerder was in dit geval niet gehouden tot vermelding van de namen van alle ondertekenaars.
Tot slot heeft klaagster er op gewezen dat er ten onrechte geen hoor en wederhoor is toegepast. Het beginsel van wederhoor geldt niet voor publicaties en berichtgeving van feitelijke aard tenzij een dergelijke publicatie iemands belang zodanig raakt dat wederhoor geboden is. Hiervan is in het onderhavige geval geen sprake. Niet in geschil is immers dat de weergave van de vragen in het artikel overeen komt met de door de CDA fractie bij het college ingediende tekst. Aldus is in het artikel een document weergegeven dat mede door klaagster in de openbaarheid is gebracht. Onder deze omstandigheden was het voor verweerder niet nodig contact op te nemen met klaagster. Verweerder mocht er van uitgaan dat de geplaatste tekst overeen kwam met de bedoeling van de CDA fractie.
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor
· Feitenweergave: onjuiste berichtgeving Publicatie op www.rvdj.nl/2008/34

A.W.J.J. de Jongh (Stichting Otterstation Nederland) / B. Nijmeijer (HP/De Tijd)
Uitspraak: gegrond
Klager maakt bezwaar tegen het artikel "Otter spotten" datin HP/De Tijd is verschenen. Hij heeft allereerst geklaagd dat in het artikel ten onrechte de indruk wordt gewekt dat door toedoen van de stichting otters zijn overleden. De passage van het artikel waarin klager en de Stichting Otterstation Nederland worden genoemd, is dusdanig geformuleerd dat de suggestie wordt gewekt dat de stichting verantwoordelijk moet worden gehouden voor het overlijden en het gewond raken van de otters. In de bewuste passage wordt alleen de stichting als betrokken organisatie genoemd en worden bijvoorbeeld niet de verschillende rollen in het herintroductieprogramma geschetst. Bovendien wordt het beëindigen van de samenwerking in verband gebracht met `de beschuldigingen over en weer'. Dit wekt bij de lezer de indruk dat de samenwerking in verband met die beschuldigingen is beëindigd, terwijl dit niet is komen vast te staan.
Verder heeft klager betoogd dat in het artikel ten onrechte de indruk wordt gewekt dat hij eerst na beëindiging van de samenwerking zich, uit rancune, kritisch naar het programma is gaan opstellen. Klager heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat deze kritische houding niet is ontstaan nadat de samenwerking met de stichting werd beëindigd, maar dat hij reeds ten tijde van zijn betrokkenheid bij het programma kritische kanttekeningen bij de wijze van herintroduceren heeft gezet. Het artikel bevat aldus onjuistheden met betrekking tot de betrokkenheid van de stichting bij het overlijden en gewond raken van otters en de kritische houding van klager. Deze onjuistheden hadden voorkomen kunnen worden door het artikel aan te passen naar aanleiding van de opmerkingen van klager bij het conceptartikel, zoals ook was afgesproken. Verweerder heeft dat zonder goede grond nagelaten. Hiermee heeft verweerder grenzen overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van journalistieke zorgvuldigheid, maatschappelijk aanvaardbaar is.
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor
· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving Publicatie op www.rvdj.nl/2008/35

F.A.C.J. van der Vorm / TROS Opgelicht?!
Uitspraak: deels gegrond c.q onthouding oordeel Op 6 november 2007 is in de uitzending van TROS Opgelicht?! aandacht besteed aan klager. Klager maakt bezwaar tegen deze uitzending. Allereerst heeft hij betoogd dat hij in het programma op suggestieve en tendentieuze wijze wordt neergezet als oplichter zonder dat dit door feiten wordt ondersteund. De vormgeving van de gewraakte uitzending - de wijze van presenteren van feiten en meningen in combinatie met de montage van de beelden - laat de kijker weinig ruimte voor een andere conclusie dan dat klager kan worden aangemerkt als een oplichter. Daarbij wijst de Raad niet alleen op de titel van het programma, maar ook op de uitlating van één van de gasten. Hoewel het niet aan verweerder is om deze uitlating expliciet te ontkrachten, wordt de suggestie in dit geval in stand gelaten en wordt daar bovendien in de uitzending op voortgebouwd. De aldus geuite beschuldiging is echter onvoldoende onderbouwd. In de uitzending worden enkel zakelijke conflicten naar voren gebracht. Zo hetgeen in de uitzending naar voren gebracht wordt al juist zou zijn, dan biedt dat geen grond voor de suggestie dat klager als oplichter aangemerkt kan worden.
Verder heeft klager er op gewezen dat hij bij de totstandkoming van het programma onheus is bejegend. Zo heeft klager onder meer naar voren gebracht dat tijdens het gesprek in de woning van zijn partner heimelijk opnamen zijn gemaakt en dat hij onder druk is gezet om in de studio zijn verhaal te doen. Of deze gang van zaken daadwerkelijk zo heeft plaatsgevonden en klager bij de voorbereiding van het programma onheus is bejegend, kan door de Raad evenwel niet in voldoende mate worden vastgesteld. Met betrekking tot dit onderdeel van de klacht onthoudt de Raad zich dan ook van een oordeel.
Tot slot heeft klager er over geklaagd dat hem geen deugdelijke gelegenheid is geboden tot wederhoor. Niet is betwist dat klager gelegenheid tot wederhoor is geboden. Klager heeft te kennen gegeven dat hij, gelet op de gang van zaken voorafgaand aan de uitzending, er van heeft afgezien om van deze gelegenheid gebruik te maken. De juistheid van deze beweegredenen kan de Raad niet vaststellen, zodat die stelling van klager onvoldoende grond kan bieden voor gegrond verklaring van deze klacht.
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: misbruik van positie, verborgen camera-techniek, hoor en wederhoor

· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving Publicatie op www.rvdj.nl/2008/36

---