Antwoorden op kamervragen kamerlid Arib over obesitas in achterstandswijken
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
PG-K-U-2861562
17 juli 2008
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Arib
(PvdA) over obesitas in achterstandswijken (2070823990).
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
1. Heeft u kennisgenomen van de conclusie van de heer J.S., hoogleraar en
obesitasdeskundige aan de VU, dat dikke kinderen vooral in de
achterstandswijken wonen?
Ja.
2. Bent u verrast over deze conclusie of ligt deze in de lijn van uw
verwachting?
Deze conclusie is niet verrassend, omdat bekend is dat een aantal
determinanten die obesitas bevorderen (onder andere op het gebied van
leefstijl en dagelijkse leefomgeving) cumuleert in de bedoelde wijken.
3. Welke gegevens laat de Overgewichtmonitor zien? Sluiten deze gegevens aan
bij de conclusie van genoemde hoogleraar?
De overgewichtmonitor is een van de instrumenten waarmee de 31 Grote
Steden, in het kader van de Gezondheidsbenchmark Grote Stedenbeleid (
2005-2009), de gezondheidssituatie van hun bewoners zichtbaar maken.
De steden willen namelijk de gezondheidsachterstanden aanpakken
middels het terugdringen van overgewicht bij kinderen van 0-19 jaar.
Het voorkomen van overgewicht is voor jongens en meisjes apart bepaald
in de leeftijdsgroepen 5, 6, 10, 11 en 14 jaar. Uit recente gegevens
blijkt dat overgewicht vaker voorkomt bij meisjes dan bij jongens in
de grote steden en het hoogst is bij 10-jarige jongens en meisjes.
Deze conclusies sluiten deels aan bij de conclusies van Hoogleraar
Jaap Seidell.
4. Welke specifieke maatregelen zijn genomen binnen het beleidskader Grote
Steden Beleid 2005-2009 ten aanzien van de aanpak van overgewicht bij
jongeren in achterstandswijken? Wat zijn de resultaten van deze maatregelen,
gezien de conclusie?
De bij vraag 3 genoemde Gezondheidsbenchmark Grotestedenbeleid (GSB)
overgewicht bij jeugdigen betreft alleen een verzameling van
epidemiologische gegevens over de prevalentie van overgewicht onder
jeugdigen en niet over interventies. De benchmark maakt het mogelijk
de situatie van de G31 met elkaar te vergelijken en van elkaar te
kunnen leren. Nu in september het rapport over deze benchmark
verschijnt, kan worden gekeken welke gemeenten gezonder zijn. Om te
leren van steden met gezondere bewoners is het belangrijk om ook de
gezondheidsbevorderende activiteiten tussen de diverse steden te
kunnen vergelijken. De Gezondheidsbenchmark GSB wordt daarom in 2009
uitgebreid met informatie over de uitgevoerde interventies in het
kader van het Grote Steden Beleid. De basis hiervoor vormt de database
die in 2008 is opgezet en wordt beheerd door het Centrum Gezond Leven
van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Het RIVM
integreert deze informatie in de Gezondheidsbenchmark GSB.
5. Bent u van plan aanvullende maatregelen te nemen gericht op jongeren in
achterstandswijken? Zo ja, welke? Zo neen, waarom niet?
Over het gezondheidsbeleid in achterstandswijken voer ik overleg met
de Minister van WWI. Ik zal de Kamer hierover eind van dit jaar nader
informeren in het kader van mijn Beleidsplan gericht op de
sociaal-economische determinanten van gezondheid (moties Van der Veen
en Arib). Ook kom ik, samen met mijn collega Rouvoet, in het najaar
2008 met de nota overgewicht; waarin de beleidskaders ten aanzien van
onder andere overgewicht en achterstandwijken worden geschetst.
1) Netwerk, 24 juni 2008