Rare jongens, die Romeinen
Waren jongeren in de Oudheid vroeg-volwassenen met
verantwoordelijke publieke functies, of wispelturige, soms
idealistische adolescenten? In het boek Jeugd in het Romeinse
Rijk analyseren Leids historicus Johan Strubbe en zijn Leuvense
collega Christian Laes een debat. Spreken literaire bronnen en
inscripties elkaar echt tegen?
Afbeelding: Jongeman met witte mannentoga. Mozaïek uit de 2e-3e
eeuw na Chr. (Rheinisches Landesmuseum, Trier). Vóór hun
fysieke volwassenheid droegen jongens (tot 14-15 jaar) en
meisjes (tot 12 jaar) de toga praetexta, met purperen zoom. Ook
droegen ze een amulet tegen het boze oog, de bulla.
Puberhersenen
Met zeer veel interesse volgt dr. Johan Strubbe, hoofddocent
Oude Geschiedenis, het onderzoek van de Leidse
ontwikkelingspsychologen naar de ontwikkeling van puber- en
adolescentenhersenen. Het boek Jeugd in het Romeinse Rijk,
Jonge jaren, wilde haren?, pas verschenen, begint met een
verwijzing ernaar. Het gaat over Romeinse jongeren - vooral
jongens - van ongeveer 15 tot 25 jaar.
Wispelturig
`In de Engelse vertaling besteden we nog meer aandacht aan dat
ontwikkelingsonderzoek', zegt Strubbe. `Opvallend veel
kenmerken herkennen we. Uit het onderzoek van de
ontwikkelingspsychologen komt naar voren dat de hersenen nog in
ontwikkeling zijn tot een jaar of 24, en zich bovendien
gefaseerd ontwikkelen: ratio en emotie zijn nog niet in
evenwicht. Rond die leeftijd kreeg de jeugd in de Oudheid ook
verantwoordelijke functies. We zien ook het commentaar van
ouderen over de roekeloosheid van jongeren, de wispelturigheid.
We lezen de verzuchtingen dat jongeren de consequenties van hun
daden niet goed kunnen overzien, dat ze steeds kiezen wat op
korte termijn voordelig is.'
Bloed en warmte
Een biologische verklaring hadden de Romeinse auteurs ook,
vertelt Strubbe. Dat was de theorie van de lichaamssappen.
`Jongeren werden gekenmerkt door een overvloed aan bloed en
warmte. In de loop der jaren zouden ze wel afkoelen en
evenwichtig worden. Al te veel zorgen hoefde men zich dus niet
te maken.'
---
**
`Wanneer ik mijn lezing begin, blijven ze maar naar elkaar
knipogen en praten over wagenmenners, mimen, paarden, dansers,
voorbije of toekomstige gevechten. Nog beter: sommigen staan
erbij als standbeelden, met hun armen gekruist. Anderen pulken
in hun neus met beide handen, nog anderen blijven zitten
wanneer velen uitbundig opveren, ze dwingen enthousiaste
toehoorders te gaan zitten, weer anderen tellen het aantal
nieuwkomers, nog anderen staren naar de bladeren van de
bomen.'
De redenaar Libanius (4e eeuw na Chr.) vertelt over een lezing
die hij hield voor studenten in Antiochië. Orationes 3, 12-13.
(Jeugd in het Romeinse Rijk p.92).
---
**
Debat
Maar de nieuwe ontwikkelingspsychologische inzichten waren niet
het motief om het boek te schrijven. Uitgangspunt ervan is een
hard-tegen-hard debat dat na meer dan vijfentwintig jaar nog
niet is beslecht, en waarin Leidse historici een belangrijke
partij waren. Inzet was de vraag of er in de Oudheid wel sprake
was van een aparte jeugdfase tussen pakweg vijftien jaar, de
leeftijd waarop jongens de witte mannentoga gingen dragen, en
vijfentwintig jaar.
Ferocitas
Ja, zo'n jeugdfase was er zeker, betoogde de Leuvense
onderzoeker Emiel Eyben in 1977 in een dik en invloedrijk boek
over `de jonge Romein', gebaseerd op een schat aan literaire
bronnen. Eigenlijk leken de Romeinse jongeren sprekend op die
van de twintigste eeuw. Ze waren vol Sturm und Drang,
idealistisch, maar tevens roekeloos. Ferocitas, onstuimigheid,
is het sleutelwoord bij Eyben.
Publieke functies
Niks jeugdfase, zo reageerden de Leidse - nu emeritus -
hoogleraar Oude Geschiedenis Harry Pleket, en diens promovendus
Marc Kleijwegt, die in 1991 zijn proefschrift publiceerde over
`the absence of adolescence in Graeco-Roman society'. Jongeren
werden al vroeg opgenomen in de maatschappij, zo stellen zij.
Jongens werden op hun vijftiende geacht kleine volwassenen te
zijn, en vervulden dan ook publieke functies. Meisjes waren
huwbaar als ze twaalf waren.
Dertig of veertig
Pleket en Kleijwegt baseerden zich op een ander genre teksten,
namelijk de inscripties, waaruit veel informatie te halen valt
over de publieke loopbaan van Romeinen en Grieken uit de elite.
Er was ook geen eenduidige terminologie voor jeugd en jongeren,
zo concludeerden ze; termen als iuvenes en hun Griekse
equivalenten konden net zo goed slaan op mannen van in de
dertig of zelfs veertig.
Kritisch opnieuw kijken
Tot voor kort bestonden de twee visies naast elkaar. `Ze hebben
elkaar nooit begrepen', zegt Strubbe. `Kleijwegt bood geen
discussie over de literaire bronnen, en Eyben ging nooit in op
het epigrafische materiaal.' Strubbe en zijn Leuvense collega
Christian Laes vroegen zich af of een synthese mogelijk was.
Strubbe: `Er zijn niet dramatisch veel nieuwe inscripties
bijgekomen. Dus we hebben vooral heel kritisch opnieuw naar het
bronnenmateriaal gekeken: welke leeftijden worden bedoeld met
welke termen? Is die en die inscriptie wel bewijskrachtig?'
Afbeelding: Jongeman met drinkbeker en prostituee, en dienares
met doosje. Fresco uit Herculaneum (ca. 70 na Chr.). Museo
Archeologico Nazionale, Napels).
Genuanceerd
Een grote variëteit aan thema's passeert in het boek de revue,
zoals Griekse en Latijnse termen voor jeugd en jongeren,
overgangsriten, generatieconflicten, jongeren in de antieke
geneeskunde, onderwijs, verenigingen, jeugdig gedrag,
juridische bepalingen, visies op de jeugd, en de invloed van
het christendom. Het resultaat is een zeer gedetailleerd en
genuanceerd overzicht, dat het debat strijdpunt voor strijdpunt
behandelt. Hier krijgen Pleket en Kleijwegt gelijk, daar Eyben.
Make love not war
De terminologie voor de diverse levensfasen was bijvoorbeeld
inderdaad behoorlijk vaag, constateren Strubbe en Laes. En de
poetae novi zoals Catullus en Ovidius, die in hun gedichten de
diepe gevoelens van de jeugd verwoordden, en zich tegen de
oorlog uitspraken, - `make love not war', zegt Eyben - waren
vaak wel erg oudere jongeren. Strubbe: `Wat Eyben vooral fout
deed was het beeld van de literaire bronnen weergeven als het
beeld van de Romeinse jeugd. Terwijl die bronnen gaan over een
elitejeugd in de stad Rome, bijvoorbeeld zonen van senatoren en
ridders die niets te doen hadden, of studenten in de late
Oudheid, ver van het ouderlijk gezag.'
Elitaire families
Anderzijds bleek het ook nogal tegen te vallen met die
verantwoordelijke publieke functies. `Het kwam mondjesmaat
voor', zegt Strubbe, `en was in ieder geval geen structureel
gegeven. De politieke cultuur van het Romeinse Rijk was echt
radicaal anders dan nu. Een kleine groep elitaire families was
in voortdurende competitie. De jongeren werden ingezet om de
familie in het zadel te houden, en hadden vooral
representatieve functies, bedoeld om het geld van de familie
dienstbaar te maken aan de stad.'
Jeugdverenigingen
Hiermee valt dus een van de pijlers van de stelling van
Kleijwegt weg, aldus Strubbe. `Het opent de ruimte voor een
jeugdperiode, waarin een jongere niet veel te doen heeft. Ook
heeft een student van me, Saskia Hin, een scriptie geschreven -
inmiddels gepubliceerd - over jeugdverenigingen in de steden in
het Griekse Oosten. Daaruit bleek dat die niet een soort
opleidingen waren die een snelle voorbereiding boden op
deelname aan het publieke leven, zoals Kleijwegt meende.'
---
***
Thrason Leon, zoon van Hierocles, uit Hieracome, (gestorven) in
de leeftijd van (..) heeft het hogepriesterschap uitgeoefend
toen hij tien was, de gymnasiarchie toen hij elf jaar was, het
priesterschap van de grootste god Zeus Panamaros toen hij
zestien jaar was, het priesterschap van Zeus Chrysaoreios
Propator toen hij twintig jaar was.
Inscriptie uit Stratoniceia, een stad in het zuidwesten van
Klein-Azië, tweede eeuw na Chr. Veel geciteerd, maar niet
representatief voor het optreden van jongeren, zegt Strubbe
(Jeugd in het Romeinse Rijk p. 150).
---
****
Hippies in toga's
Is er dan echt geen winnaar aan te wijzen? `We gaan meer in de
richting van Eyben', zegt Strubbe. En voegt er meteen aan toe
dat dit niet wil zeggen dat de Romeinse jongeren een soort
hippies in toga's zijn - zoals Eyben werd verweten ervan te
maken -, of dat er geen verschil is met de 21e-eeuwse
sms-generatie.
Minder problematisch
Strubbe: `Natuurlijk, dat hersenonderzoek, en die
sociobiologische constanten, vormen een zeer interessant
gegeven. Maar het gaat erom hoe een maatschappij daarmee om
gaat. Wordt het gedrag toegestaan of niet? Wat zijn de
verwachtingspatronen? En dan zie je bijvoorbeeld dat het
onevenwichtige en losbandige gedrag in de Romeinse maatschappij
veel minder problematisch werd gevonden dan nu. Voor
jongemannen tenminste. Meisjes moesten hun maagdelijkheid
bewaren tot het huwelijk.'
Elite
Bovendien is er heel veel wat we niet weten, zegt Strubbe met
hoorbare spijt. `De bronnen - literaire bronnen en inscripties
- gaan over een kleine mannelijke elite. Over de meisjes weten
we vrijwel niets. Auteurs waren niet geïnteresseerd in wat zij
dachten. Ook weten we niet wat die jongens uit de inscripties
`s avonds deden, nadat ze in de stadsraad hadden gezeten.
Misschien gedroegen ze zich wel als moderne adolescenten. En
naar hun innerlijk kunnen we alleen maar raden. Daar zeggen de
inscripties helemaal niets over.'
Christian Laes en Johan Strubbe, Jeugd in het Romeinse Rijk.
Jonge jaren, wilde haren? Davidsfonds/Leuven 2008. ISBN 978 90
5826 508 1, EUR 24,95.
Link: Dr. J.H.M. Strubbe
(15 juli 2008/HP)
15/7/2008
Universiteit Leiden