Rechtbank Amsterdam
Bij gezinshereniging geen inburgeringsexamen in buitenland vereist
Amsterdam, 15 juli 2008 - De Vreemdelingenkamer van de Amsterdamse
rechtbank heeft vandaag een uitspraak gedaan over het
inburgeringsvereiste voor vreemdelingen in het buitenland.
Een vreemdeling die voor langere tijd naar Nederland wil komen, moet
eerst in zijn eigen land een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv)
aanvragen. Pas als hij die heeft gekregen, mag hij naar Nederland
reizen om een verblijfsvergunning aan te vragen.
Sinds 2005 eist de Minister van Buitenlandse Zaken bovendien dat de
vreemdeling voor het krijgen van zo´n mvv eerst in het land van
herkomst het basisexamen inburgering haalt.
De rechtbank Amsterdam heeft nu bepaald dat de Minister een
mvv-aanvraag voor gezinshereniging niet mag afwijzen omdat het
inburgeringsexamen niet vooraf is gehaald.
Het ging in de uitspraak om een Marokkaanse vrouw, die een mvv had
aangevraagd om bij haar man in Nederland te gaan wonen. Haar aanvraag
was door Minister afgewezen, omdat de vrouw het inburgeringsexamen in
Marokko niet had gehaald. Van die afwijzing had zij beroep ingesteld
bij de rechtbank Amsterdam. De rechtbank heeft beslist dat de aanvraag
ten onrechte is afgewezen, nu de wet de Minister in dit geval geen
bevoegdheid geeft om een mvv te weigeren. De rechtbank constateert dat
de wetgever heeft verzuimd deze bevoegdheid in de wet op te nemen. Het
gaat de taak van de rechter te buiten om dit te herstellen.
De uitspraak betekent niet dat de vreemdeling die voor
gezinshereniging naar Nederland wil komen, nu in Nederland de
procedure tot verlening van de verblijfsvergunning mag afwachten. Hij
moet nog steeds in het land van herkomst een mvv aanvragen. Het is
alleen niet meer nodig om daarvoor in het land van herkomst eerst een
inburgeringsexamen af te leggen. Hij mag dat in Nederland doen. Voor
vreemdelingen die om andere redenen dan gezinshereniging naar
Nederland willen komen, blijft het halen van het inburgeringsexamen in
het land van herkomst wèl vereist.
De Minister kan tegen deze uitspraak binnen vier weken hoger beroep
instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
LJ Nummer
BD7189
Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum actualiteit: 15 juli 2008 Naar boven