Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
ostbus 20018
P
2500 EA Den Haag
Den Haag Ons kenmerk Uw brief van Uw kenmerk
14 juli 2008 PO/KOV/34437 10 juli 2008 2070824740
Onderwerp
Lijst van vragen van het lid Langkamp (SP) over
peuterspeelzalen die bedreigd worden door
kinderopvang
Hierbij zend ik u, het antwoord op de vragen van het Kamerlid Langkamp van uw Kamer
inzake peuterspeelzalen die bedreigd worden door kinderopvang.
De vragen werden mij toegezonden bij uw bovenaangehaalde brief met kenmerk 2070824740
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Sharon A.M. Dijksma
6
44
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OCW 11 Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70-4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl
blad 2/3
Antwoorden op de schriftelijke vragen van
het Kamerlid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
aan de staatssecretaris van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap (ingezonden d.d. kenmerk 2070824740)
1
Wat vindt u van het feit dat peuterspeelzalen worden bedreigd door de kinderopvang? 1)
Voor mij is het belangrijk dat er voor kinderen in de leeftijd 0-4 verschillende voorzieningen zijn. Er
blijft keuzevrijheid voor ouders bestaan. Daartoe wil ik maatregelen nemen in lijn met de
harmonisatiedoelstellingen uit het coalitieakkoord. In de brieven die ik 13 juli 2007 (Kamerstukken II
2006/07, 308008, nr.169) en 23 mei 2008 (Kamerstukken II 2007/08, 31322, nr. 24) naar de Tweede
Kamer heb gestuurd heb ik aangegeven hoe ik uitwerking geef aan het coalitieakkoord en hoe de
verschillende voorzieningen voor kinderen van 0-4 jaar naar elkaar toe wil laten groeien: een stap naar
harmonisatie van de kwaliteit, van het toezicht en financiering. Op het punt van financiering wil ik met
ingang van 2009 ervoor zorgen dat ouders van kinderen in de peuterspeelzaal die vve nodig hebben een
bijdrage betalen, die overeenkomt met de ouderbijdrage die ze zouden betalen als hun kind
kinderopvang naar de kinderopvang zou gaan. Daarnaast doe ik onderzoek naar de feitelijke
ontwikkelingen in de peuterspeelzalen, waarover ik u in het najaar zal informeren. In mijn brief van 23
mei heb ik aangekondigd dat ik jaarlijks ruim 60 miljoen zal besteden om het peuterspeelzaalwerk te
versterken.
2
Hoeveel peuterspeelzalen zijn er op dit moment?
Ik heb u op 22 november 2007 het onderzoeksrapport "Regelgeving en Financiering kinderopvang en
peuterspeelzalen" van Regioplan toegestuurd (Kamerstukken II 2007/08, 28447, nr. 151). Hieruit blijkt
dat er op dit moment ongeveer 1727 instellingen zijn voor peuterspeelzaalwerk met ongeveer 235.000
kindplaatsen (gegevens 2006).
3
Kunt u een overzicht geven van de tarieven die gemeenten hanteren voor de peuterspeelzaal? Zo neen,
waarom niet?
Uit zojuist genoemd onderzoeksrapport blijkt dat bijna 60% van de gemeenten voor
peuterspeelzaalwerk een inkomensafhankelijke ouderbijdrage hanteert. Wanneer er een vaste
ouderbijdrage geldt, betalen ouders gemiddeld 36 per maand. Wanneer er een inkomensafhankelijke
ouderbijdrage geldt, betalen ouders een gemiddelde minimumbijdrage van 19,- per maand, een
gemiddelde maximumbijdrage van 63,- per maand en een gemiddelde bijdrage bij modaal inkomen
van 48,- per maand.
De gemiddelde ouderbijdrage per jaar is ongeveer 457,- bij een modaal inkomen.
In sommige gemeenten is peuterspeelzaalwerk voor vve kinderen gratis.
4
Hoe verhouden de tarieven van de peuterspeelzalen zich ten opzichte van de tarieven voor de
kinderopvang?
Antwoord vraag 4: zie antwoord vraag 5.
5
Is het waar dat het voor ouders in sommige gemeenten financieel aantrekkelijker is om een kind naar
de kinderopvang te sturen in plaats van naar de peuterspeelzaal? Zo ja, om welke gemeenten gaat het
en wat vindt u daarvan?
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70 - 4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl
blad 3/3
Antwoord vraag 4 en 5:
De tarieven in het peuterspeelzaalwerk zijn afhankelijk van gemeentelijk ouderbijdragen beleid. In de
meeste gemeenten zijn de ouderbijdragen afhankelijk van de hoogte van het inkomen van de
ouders(zie ook antwoord 3). In sommige gemeenten is de peuterspeelzaal gratis voor kinderen die vve
nodig hebben.
Voor kinderopvang wordt voor afname van gelijk aantal uren door ouders uit de laagste
inkomensgroepen doorgaans per uur minder betaald dan in de peuterspeelzaal. Voor de overige
inkomens is het verschil afhankelijk van de gemeentelijke ouderbijdragentabellen en kan de
ouderbijdrage dus meer of minder zijn dan in de peuterspeelzaal. Kinderopvangtoeslagen worden
alleen betaald wanneer ouders arbeid en zorg combineren. Zij kunnen gebruik maken van een
tegemoetkoming van de belastingdienst voor kinderopvangkosten. Het beleid is erop gericht dat
peuterspeelzalen niet duurder zijn dan de kinderopvang voor ouders met kinderen die vve nodig
hebben(zie antwoord 1). Ouders betalen voor deze kinderen een bijdrage, die niet hoger is dan zij
zouden betalen bij de kinderopvang. Hiervoor wordt met ingang van 2009 20 miljoen beschikbaar
gesteld.
6
Acht u het wenselijk dat steeds meer ouders ervoor kiezen hun kind niet meer naar de peuterspeelzaal
te brengen, maar naar de kinderopvang? Zo ja, waarom? Zo neen, bent u bereid die gemeenten waar
het tarief voor de peuterspeelzaal relatief hoger ligt dan voor de kinderopvang hierop aan te spreken?
Zie antwoord 1, ik vind het belangrijk dat ouders keuzevrijheid hebben uit voorzieningen. In veel
gevallen sluit een kinderopvangarrangement beter aan bij een (toegenomen) arbeidsparticipatie. Ik
heb met de VNG afspraken gemaakt over het toegankelijk houden van de peuterspeelzalen voor niet-
vve kinderen. "OCW en VNG erkennen het belang van het vergroten van de toegankelijkheid van de
voorschoolse voorzieningen. OCW en VNG zijn bezorgd over de daling van het totaal aantal kinderen
dat ingeschreven staat bij peuterspeelzalen. Het is niet de bedoeling dat bij een stijging van het aantal
plaatsen in voor vve-doelgroepkinderen, het overige aantal peuterspeelzaalplaatsen afneemt. In dat
licht stimuleert de VNG de gemeenten voldoende middelen te blijven inzetten ten behoeve van het
behoud van de toegankelijkheid en het waarborgen van de kwaliteit van peuterspeelzalen"
(Bestuurlijke Afspraken 3 april 2008). Ik heb met de VNG afgesproken dat de gemeenten eventuele
vrijvallende middelen inzetten om het peuterspeelzaalwerk toegankelijk te houden voor ouders van
kinderen die niet in aanmerking komen voor vve.
7
Deelt u de mening dat kinderen die geen achterstand hebben gewoon naar de peuterspeelzaal moeten
kunnen blijven gaan? Zo neen, waarom niet? Zo ja, deelt u de mening dat de peuterspeelzalen niet
mogen verdwijnen?
Zie antwoord 6.
8
Deelt u de mening dat de mogelijkheid voor ouders om kinderen zonder achterstand gewoon twee
dagdelen naar de peuterspeelzaal te kunnen brengen moet blijven bestaan en dat het dus onwenselijk
is als alle peuterspeelzalen worden omgevormd tot voorscholen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat gaat
u ondernemen om ervoor te zorgen dat er voldoende peuterspeelzalen blijven bestaan?
Zie antwoord 1 en 6. Het beleid uit de brieven van 13 juli 2007 en 23 mei 2008 is erop gericht ervoor
zorg te dragen dat keuzevrijheid voor ouders blijft bestaan.
1) De Telegraaf, 7 juli 2008
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70 - 4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl