Beantwoording vragen schriftelijk overleg over de Landbouw- en Visserijraad van 15 juli 2008
11 juli 2008 - kamerstuk
Kamerbrief waarin minister antwoordt op Kamervragen over onder meer de 'health check' van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid, economische crisis visserijsector en steun aan landbouw ontwikkelingslanden.
uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
onderwerp bijlagen
D i rectie Internationale Zaken
Geachte Voorzitter,
Op 15 juli 2008 vindt in Brussel de volgende vergadering plaats van de Raad van ministers
voor Landbouw en Visserij van de Europese Unie. Ik zond u op 7 juli de geannoteerde
agenda van deze bijeenkomst, tezamen met mijn inzet per agendapunt.
In deze brief geef ik u mijn antwoorden op de vragen uit het verslag van het schriftelijk
overleg van 9 juli jl.
Health check Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)
De leden van diverse fracties hebben vragen gesteld over mijn inzet in het debat over de
health check van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).
Ik dank de leden van de fractie van de PvdA voor de steun die zij uitspreken voor de door
mij nagestreefde sterkere koppeling tussen inkomenstoeslagen en maatschappelijke
waarden. In tegenstelling tot de PvdA-fractie is het kabinet echter van oordeel dat het
afromen van diezelfde inkomenstoeslagen via modulatie geen goed idee is. Ik heb dat
standpunt recent ook uiteengezet in de brief die ik op 9 juni jl. toezond over de kabinetsinzet
in de health check (TK 2007-2008, 28 625 en 21 501-32, nr. 59). Ik heb daarbij ook
aangegeven dat het kabinet, evenals de leden van de PvdA-fractie, het nut onderschrijft
van cross compliance als impuls voor duurzame productie en conform de inzet van de
Commissie cross compliance ziet als één van de mogelijke instrumenten om inkomenstoeslagen
beter te koppelen aan het belonen van maatschappelijke waarden. Tegelijkertijd
hecht het kabinet veel waarde aan de beperking van de administratieve lasten van cross
compliance voor de landbouwondernemers en overheid. Eerder dit jaar heeft een eerste
vereenvoudiging van de cross compliance regelgeving plaatsgevonden, maar naar de
mening van het kabinet dienen in de health check verdere vereenvoudigingen te worden
doorgevoerd. Zo zal ik mij in de komende onderhandelingen inzetten om alleen de
kernbepalingen uit de verschillende richtlijnen van toepassing te laten zijn die door de
landbouwondernemer kunnen worden beïnvloed. Ook zal het kabinet zich beraden over
toekomstige rol die de bepalingen van goede landbouw- en milieucondities (GLMC)
kunnen spelen.
Ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit
Directie Internationale
Zaken
Bezuidenhoutseweg 73
Postadres: Postbus 20401
2500 EK 's-Gravenhage
Telefoon: 070 - 3786868
Fax: 070 - 3786100
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten Generaal
Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE
9 juli 2008 IZ. 2008/1381 11 juli 2008
Inbreng schriftelijk overleg over de
Landbouw- en Visserijraad van 15 juli
2008
1
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
11 juli 2008 IZ. 2008/1381 2
De leden van de SP-fractie stellen diverse vragen over de wijze waarop ik het vernieuwde
GLB voornemens ben in Nederland te implementeren. Tijdens een Algemeen Overleg op
7 maart jl. heb ik uw Kamer toegezegd nog dit jaar een hoofdlijnennotitie op te stellen
waarin de ruimte die de health check en het toekomstig GLB moet gaan bieden om
maatschappelijke prestaties gerichter te belonen, wordt vertaald naar de Nederlandse
situatie. Deze hoofdlijnennotitie zal u inzicht geven in mijn ideeën over de vertaling van
de geboden mogelijkheden naar de Nederlandse praktijk en de consequenties van de
overgang naar een (geregionaliseerd) model van gerichte beloning voor maatschappelijke
prestaties.
Voorts vragen de leden van de SP-fractie mij een scenario door te rekenen van een
toekomstig beleid waarin de EU zijn markten in tegenspraak met WTO-verplichtingen
opnieuw afschermt voor invoer en recent afgebouwde productiebeheersende maatregelen
herintroduceert. Ik acht een dergelijk scenario zo buiten de realiteit dat een
doorberekening mij niet zinvol lijkt. De SP-fractie vraagt voorts om een reactie op het
recente LEI-rapport "Agricultural trade liberalisation on greenhouse gas emissions". Deze
reactie zal ik u in een later stadium doen toekomen. Ten aanzien van het verzoek van de
SP-fractie in de Landbouwraad van 15 juli te verzoeken om een nieuw EU-onderzoek naar
de bijdrage van landbouw aan klimaatverandering ben ik van oordeel dat de circa
1000 pagina's tellende impactanalyse die de Europese Commissie heeft laten opstellen
over de health check-voorstellen daarover nu reeds voldoende informatie bevat. Een
nieuw onderzoek is derhalve niet nodig. De leden van de SP-fractie vragen voorts om een
gedetailleerd overzicht van verschuivingen in daadwerkelijke overheidssubsidiestromen
- uitgesplitst in exportsubsidies, inkomenssubsidies en voorraadbeleid - en verschuivingen
in steun via importbescherming (dus prijsbeleid dat niet gepaard gaat met overheidsuitgaven),
die sinds 1992 in de EU hebben plaatsgevonden. Dit overzicht is elektronisch
beschikbaar (http://ec.europa.eu/agriculture/healthcheck/presprop_nl.pdf) en heb ik als
bijlage bijgevoegd. De verschuivingen in steun via importbeschermingen vallen af te lezen
uit de jaarlijkse steunnotificaties van de EU bij de WTO, die eveneens elektronisch toegankelijk
zijn (http://docsonline.wto.org). De leden van de SP-fractie vragen voorts of ik
bekend ben met een grafiek over EU-uitgaven voor de akkerbouwsector uit een
presentatie van dr. ir. N.B.J. Koning. Dat is inderdaad het geval; deze grafiek is namelijk
door mijn eigen medewerkers opgesteld en kennelijk zonder bronvermelding in de
betreffende presentatie opgenomen. De grafiek laat overigens uitstekend zien dat
handelsverstorende steun voor exportsubsidies en interventiemaatregelen in de afgelopen
15 jaar in de akkerbouwsector vrijwel geheel zijn verdwenen en daarvoor in de plaats niethandelsverstorende
inkomenssteun is geïntroduceerd.
In antwoord op vragen van de CDA-fractie over het verloop van de discussie over de
zachte landing van de melkquotering, kan ik meedelen dat er circa 15 lidstaten zijn die net
als Nederland pleiten voor een grotere quotumgroei dan de 5% die Commissie voorstelt.
De resterende lidstaten hebben zich (nog) niet uitgesproken of zijn tegenstander van
quotumverruiming. Frankrijk en Duitsland behoren tot die laatste categorie. Internationale
verevening of verlaging van superheffing zijn opties die nog niet formeel ter tafel zijn
gebracht omdat de meeste lidstaten net als Nederland liever een quotumverruiming zien.
Het is echter denkbaar dat deze opties in een later stadium alsnog tijdens de onderhandelingen
worden opgebracht.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
11 juli 2008 IZ. 2008/1381 3
De leden van de VVD-fractie geven aan geen voorstander te zijn van het oprekken van het
zogenaamde artikel 68. Met dit artikel in de hand kan een deel van de inkomenssteun
worden herbestemd voor het stimuleren van bijvoorbeeld milieuvriendelijke landbouw,
kwaliteitslandbouw en risicoverzekeringen. Het kabinet streeft echter wel naar een
verruiming van artikel 68 en vindt het belangrijk dat het nu voorgestelde artikel - naast
bovengenoemde mogelijkheden - extra perspectieven biedt voor flankerende maatregelen
om de nagestreefde sterkere koppeling van inkomenssteun aan maatschappelijke
prestaties te realiseren. Van belang is daarbij voor het kabinet dat gebruik van artikel 68
betekent dat de betreffende middelen behouden blijven in de eerste pijler en worden
ingezet op of rond het boerenerf en volledig communautair worden gefinancierd. Van
renationalisering is hier dus geen sprake. In antwoord op de vraag van de VVD-fractie naar
de Franse houding ten opzichte van artikel 68 kan ik melden dat de Franse landbouwminister
en Raadsvoorzitter Barnier mij heeft gemeld dat Frankrijk serieus overweegt om
zelf ook gebruik te maken van het opgerekte artikel 68.
De opinie van de leden van de fractie van de ChristenUnie, die aangeven verruiming van
artikel 68 te prefereren boven verzwaring van cross compliance, deel ik. De zorg van de
fracties van ChristenUnie en VVD over de Commissievoorstellen voor bufferzones onder
cross compliance deel ik eveneens en zal ik ook kenbaar maken in de Landbouwraad.
Van de steun van de PvdA-fractie voor de kabinetsinzet op het gebied van de introductie
van een boven- en ondergrens aan inkomensondersteuning en op het gebied van
ontkoppeling heb ik met instemming kennisgenomen. De zorgen van PvdA-fractie over
het afschaffen van het marktinstrument braaklegging, deel ik niet. De wereldwijde
toename van de vraag naar granen en biomassa en de historisch lage graanvoorraden in
de wereld, zijn voor mij reden om niet langer vast te houden aan de verplichting tot het
braakleggen van gronden. Met het verdwijnen van de verplichte braak verdwijnt ook de
nog steeds complexe regeling voor gewassen bestemd voor industriële verwerking of voor
de productie van energie op braakgelegde percelen, de zogenaamde non food/non feedregeling.
Met het verdwijnen van deze regelingen wordt de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling
vereenvoudigd en daardoor verminderen de administratieve lasten van
boeren, evenals de uitvoeringslast voor de overheid. Ik steun daarom het Commissievoorstel
om braaklegging niet langer als marktinstrument te handhaven. Wel ben ik net
als de PvdA-fractie van oordeel dat flankerend beleid dient te voorkomen dat verlies van
biodiversiteits- en milieuwaarden optreedt. Dit kan onder andere worden bereikt door de
voorziene, gerichte beloning van maatschappelijke prestaties.
Steun aan de landbouw in ontwikkelingslanden
Het voorstel waar de PvdA-fractie naar verwijst om vrijvallende exportkredietgelden in te
zetten voor ontwikkelingslanden is mij niet bekend. De EU kent in tegenstelling tot
bijvoorbeeld de Verenigde Staten geen van overheidswege gesteunde exportkredieten en
gelden daarvoor kunnen dus ook niet vrijvallen.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
11 juli 2008 IZ. 2008/1381 4
De oproep van deze fractie om ook andere EU-lidstaten te wijzen op de afspraak dat zij
net als Nederland tenminste 0,7% van hun bruto nationaal inkomen aan officiële
ontwikkelingshulp moeten besteden, is mij uit het hart gegrepen, heb ik reeds in de
informele Landbouwraad en een vorige Landbouwraad reeds uitgedragen en zal ik net als
de andere leden van het kabinet ook actief blijven uitdragen.
De leden van de fractie van de SP vragen mijn mening over het voorstel van Commissievoorzitter
Barosso om 1 miljard euro aan onbestede middelen uit het GLB in zetten voor
landbouwontwikkeling in Afrika. Van een officieel voorstel van de Commissie daartoe is
overigens (nog) geen sprake. Dit onderwerp zal naar verwachting daarom ook niet
worden geagendeerd voor de Landbouwraad van 15 juli a.s. Hoewel het kabinet veel
sympathie heeft voor het idee om landbouwontwikkeling in Afrika te ondersteunen, acht
het kabinet het van belang dat de Commissie afspraken over begrotingsdiscipline
respecteert zoals ik dat recent tezamen met mijn collega Koenders voor Ontwikkelingssamenwerking
heb gedaan (TK 2007-2008, 31250, nr. 14). Bij eerdere raden heb ik reeds
aangegeven dat het van groot belang is om niet eenmalig maar vooral structureel steun
voor verdere landbouwontwikkeling in ontwikkelingslanden te geven. Om die reden heb
ik lidstaten opgeroepen om het voorstel te volgen.
Schoolfruit
De leden van de CDA-fractie tonen zich verheugd over het Commissievoorstel voor een
Europees schoolfruitprogramma en vragen zich af of het naast de doelstelling van het
terugdringen van obesitas een breder aandachtsveld kent, zoals het ontwikkelen van een
evenwichtig voedselpatroon. In het witboek "EU-strategie voor aan voeding, overgewicht
en obesitas gerelateerde gezondheidskwesties" van mei 2007 zet de Commissie haar
ideeën uiteen voor een geïntegreerde EU-aanpak om bij te dragen tot het terugdringen
van gezondheidsproblemen als gevolg van slechte voeding, overgewicht en obesitas.
Gratis verstrekking van fruit aan kinderen wordt daarin als een van de mogelijkheden
benoemd om dit doel te bereiken. In het witboek geeft de Commissie aan dat op
verschillende terreinen acties nodig zijn op nationaal of lokaal niveau. Activiteiten van de
EU op die terreinen zullen vooral gericht zijn op het aanvullen en optimaliseren van die
acties. Bestaande initiatieven zoals de door de CDA-fractie genoemde schoolgruiten en
smaaklessen zouden, als aanvulling op het nu voorgestelde Europese schoolfruitprogramma,
gebruik kunnen maken van EU-medefinanciering bij het gratis verstrekken
van schoolfruit. Het is volgens het Commissievoorstel niet mogelijk om de EU-bijdrage in
de plaats te laten komen van al bestaande schoolfruitprogramma's.
De leden van de VVD-fractie tonen zich terughoudend over het Commissievoorstel voor
een Europees schoolfruitprogramma, zowel om financieel-administratieve als subsidiariteitsoverwegingen.
Zoals hier boven aangegeven, is het schoolfruitprogramma onderdeel
van de EU-strategie voor aan voeding, overgewicht en obesitas gerelateerde gezondheidskwesties.
In die strategie wijst de Commissie nadrukkelijk op de eigen verantwoordelijkheid
van de lidstaten. De Commissie kondigt daarin aan alleen onderwerpen die beter op
communautair niveau aangepakt kunnen worden of zaken die onder de bevoegdheid van
de Commissie vallen, zelf te zullen oppakken.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
11 juli 2008 IZ. 2008/1381 5
De leden van de CDA-fractie vragen zich verder af of het EU-initiatief betekent dat straks
alle Nederlandse scholen groente- en fruitproducten kunnen aanschaffen en verstrekken.
Ook vragen zij uit welke middelen cofinanciering van het Nederlandse deel plaats zal
vinden. Het Commissievoorstel spreekt over het verlenen van steun aan het leveren van
bepaalde groente- en fruitproducten aan leerlingen in onderwijsinstellingen. Het is niet zo
dat de scholen volgens de Commissie zelf de producten moeten aanschaffen. Het ligt wel
voor de hand dat verstrekking van groenten en fruit door de scholen zelf gebeurt. In dit
verband kan overigens gebruik worden gemaakt de ervaring die in de afgelopen decennia
is opgedaan met de Europese schoolmelkregeling. Er is geen reden om aan te nemen dat
bepaalde scholen uitgezonderd zullen worden van de regeling. Op dit moment is nog niet
aan te geven uit welke middelen het Nederlandse aandeel gefinancierd kan worden.
De leden van de SP-fractie vragen wat de kosten voor Nederland zijn van dit schoolfruitprogramma,
indien besloten zou worden tot 50% nationale cofinanciering. Het door de
Commissie beschikbaar gestelde budget zal 90 miljoen euro per jaar bedragen voor alle
lidstaten samen. Als de gelden naar rato verdeeld worden over de lidstaten, zal de
bijdrage voor Nederland naar verwachting circa 3,5 miljoen euro per jaar kunnen
bedragen, mits hetzelfde bedrag aan nationale cofinanciering beschikbaar is.
Zoals de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken in antwoord op Kamervragen van de
leden Ten Broeke en Zijlstra, op 9 juli jl. mede namens mij toezegde, zult u zoals
gebruikelijk binnen zes weken via een BNC-fiche op de hoogte worden gesteld van het
kabinetsstandpunt over het Commissievoorstel voor een Europees schoolfruitprogramma.
Toelating genetisch gemodificeerde soja en katoen
Diverse fracties hebben vragen gesteld over de procedure voor markttoelating in de EU
van genetische gemodificeerde gewassen en daarvan afkomstige diervoeders, levensmiddelen
en biobrandstoffen (ggo's), evenals over het debat dat de Europese Commissie
en het Franse voorzitterschap dit najaar hierover organiseren. Voordat ik in ga op deze
vragen, schets ik eerst de aanleiding voor dit debat.
De Europese lidstaten zijn verdeeld over de markttoelating van ggo-gewassen Tot nu toe
is er in de Landbouw- en Milieuraad geen gekwalificeerde meerderheid voor of tegen
markttoelating van ggo's. In dat geval besluit de Europese Commissie, conform de
comitologieprocedure, over toelating. Ggo's kunnen tot de Europese markt worden
toegelaten als ze veilig zijn bevonden voor mens en milieu. Bij de discussie in de Raad over
toelating van ggo's gaat het echter vaak niet over de risicobeoordeling, maar over andere
maatschappelijke aspecten van ggo's. Lidstaten voeren uiteenlopende argumenten aan
om tegen markttoelating te stemmen of om zich te onthouden van stemming. Deze
vragen hebben betrekking op onder andere de negatieve publieke opinie over ggo's, het
vermeend gebrek aan maatschappelijke meerwaarde van ggo's en de vraag of ggo's
passen in de ontwikkeling naar een duurzame landbouw of de lokale landbouwpraktijk.
De verdeeldheid over markttoelating van ggo's zal blijven bestaan, zolang dergelijke
argumenten ten grondslag liggen aan het stemgedrag van lidstaten. Daarbij is geen
enkele partij gediend.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
11 juli 2008 IZ. 2008/1381 6
Ik sta dan ook, evenals de fracties van de ChristenUnie en de SGP positief tegenover de
initiatieven van de Europese Commissie en het Franse voorzitterschap om een discussie
aan te gaan over de huidige implementatie van het geldende EU-beleid. Nederland zal
daarom ook zitting nemen in de denktank die de Europese Commissie hiervoor heeft
opgericht.
Nederland wil dat de discussie bijdraagt aan een beter gedragen EU-beleid voor ggo's. Bij
het aangaan van de discussie hanteert Nederland de volgende uitgangspunten. Het is van
belang dat de wetenschappelijke risicobeoordeling de basis vormt voor de besluitvorming.
De risicobeoordeling moet 'science based' zijn. De beoordelingsprocedures voor ggo's
worden lopende de discussie niet opgeschort. Hiervoor is geen aanleiding op grond van
risico's voor mens en milieu. In de discussie zullen diverse sociaal economische aspecten
aan de orde komen. Bijvoorbeeld de voedselprijzen en de keuzevrijheid van lidstaten om
ggo vrije gebieden aan te wijzen, waar de ChristenUnie in haar opmerking naar verwijst.
Nederland is bereid hierover een discussie aan te gaan. Een zorgvuldige afweging over
deze aspecten is van belang. Daarbij dienen de grondslagen van het EU beleid, zoals de
gemeenschappelijke markt, en WTO-afspraken goed in ogenschouw worden genomen.
De huidige situatie van trage besluitvorming is onwenselijk en leidt tot handelsproblemen.
Deze problemen kunnen vergaande economische gevolgen hebben voor de Europese
diervoeder- en levensmiddelenindustrie. Ik heb u bij brief van 20 februari jl. over deze
problematiek geïnformeerd (TK 2007-2008, 27428, nr. 99). Inmiddels heb ik Wageningen
Universiteit en Research Centrum gevraagd een nadere analyse te verrichten naar de
gevolgen van het huidige toelatingsbeleid, waaronder welke kansen onbenut blijven en
de gevolgen daarvan voor voedselprijzen en vervoederprijzen.
De SP-fractie heeft aandacht gevraagd voor de geagendeerde besluiten over toelating van
een ggo soja- en katoenvariëteiten op de Landbouwraad van 15 juli a.s. Nederland kan in
principe instemmen met markttoelating van ggo's als de Europese voedselveiligheidsautoriteit
(EFSA) deze na een zorgvuldige wetenschappelijke beoordeling veilig heeft
bevonden. De Commissie genetische modificatie (Cogem), het Rikilt Instituut voor
Voedselveiligheid en het RIVM kijken kritisch mee met de beoordeling die de EFSA
uitvoert. De EFSA beantwoordt de vragen en opmerkingen van de Nederlandse experts
naar tevredenheid. Mede hierdoor kan Nederland instemmen met EFSA beoordeling en de
besluiten voor ggo-markttoelating. Bij de beoordeling worden gezondheidseffecten van
consumptie van dierlijke producten afkomstig van dieren gevoerd met ggo-diervoeder niet
meegewogen. Dit is vanuit voedselveiligheidsoogpunt ook niet nodig en niet zinvol. Bij de
vertering wordt het voer afgebroken tot de elementaire bouwstenen (aminozuren). De
bedoelde dierlijke producten bevatten dan ook geen enkel DNA afkomstig uit het voer.
Afgelopen mei heeft de Europese Commissie de EFSA verzocht om een aantal ggo-dossiers
te herbeoordelen. De aanleiding hiervoor werd gevormd door nieuwe wetenschappelijke
gegevens die de EFSA nog niet in haar beoordeling had kunnen meenemen. De Commissie
heeft daarbij haar vertrouwen uitgesproken in de hoge kwaliteit van het wetenschappelijk
advies van de EFSA. Ik deel dat vertrouwen in de EFSA.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
11 juli 2008 IZ. 2008/1381 7
WTO
Ik kan de leden van de fracties van het CDA en de ChristenUnie in antwoord op hun
vragen over de stand van zaken in de WTO-onderhandelingen bevestigen dat het kabinet
een zo evenwichtig mogelijk eindresultaat nastreeft. Uw kamer zal nog deze week een
brief ontvangen waarin staatssecretaris Heemskerk mede namens mij de kabinetsinzet
toelicht in de aanloop naar het ministerieel WTO-overleg van eind juli in Genève. Daarin
zal onder andere worden aangegeven dat Nederland streeft naar een WTO-landbouwakkoord
dat leidt tot substantieel minder handelsverstorende subsidies, vergroting van
markttoegang en volledige parallelle uitfasering van alle vormen van exportsteun. De EU
moet zich ook blijven inzetten voor de zorgvuldige behandeling van non-trade concerns
als dierenwelzijn en milieu zowel in de huidige Doha-ronde (in het kader van de groene
box), als in toekomstige onderhandelingsrondes, rekening houdend met de bijzondere
positie van ontwikkelingslanden. Volledige parallelle uitfasering van alle vormen van
exportsteun dient het uitgangspunt te zijn. Uitfasering van exportrestituties op basis van
budget houdt de voorkeur en voor de toegepaste steunniveaus dient een referentieperiode
te worden opgenomen. De Commissie dient zich over de wijze waarop tariefcontingenten
dienen te worden berekend, blijvend in te spannen voor zo beperkt mogelijke
tariefcontingenten, inclusief het gebruik van de meest toepasselijke consumptiedata.
Bij de EU-keuze van gevoelige producten moet rekening worden gehouden met een aantal
dierenwelzijnsgevoelige producten (pluimveevlees, eiproducten en varkensvlees).
Nederland steunt de inzet van de Commissie om de reikwijdte van de bestaande speciale
vrijwaringsclausule voor ontwikkelde landen te beperken.
In tegenstelling tot de wens van de leden van de SP-fractie om, streeft het kabinet naar
ongewijzigde handhaving van de bestaande criteria van de groene box, die niet of
nauwelijks handelsverstorende steun vrijstelt van reductieverplichtingen. Op die manier
wordt gewaarborgd dat de niet of nauwelijks handelsverstorende elementen uit het
hervormde GLB ook in de toekomst in de WTO niet meer ter discussie staan. Ik onderschrijf
wel de analyse van de SP-fractie dat gedeeltelijk gekoppelde blauwe steun handelsverstorende
elementen kent en deze steunvorm afbouw behoeft. Om die reden ben ik ook
voor volledige ontkoppeling van inkomenssteun, uiterlijk te bereiken in 2013.
De wijze waarop de leden van de SP-fractie schrijven over het "schuiven tussen gele,
blauwe en groene boxen" beschouw ik als karikatuur van de werkelijkheid. Er hebben
immers sinds 2003 zeer ingrijpende hervormingen van het GLB plaatsgevonden, waardoor
de ondersteuning van de landbouw in de EU sterk minder handelsverstorend is geworden.
Uit het geheel andere karakter dat het GLB de afgelopen jaren heeft gekregen, vloeit naar
mijn overtuiging terecht voort dat deze in WTO-termen als minder handelsverstorend
geldt. De bordjes zijn niet alleen verhangen, het achterliggende beleid is ook ingrijpend
gewijzigd. Dat inkomenstoeslagen nadelig uitpakken voor natuur, platteland en dierenwelzijn
is een constatering van de SP-fractie, die ik niet onderschrijf. Integendeel, het
kabinet streeft er conform het coalitieakkoord juist naar om de huidige Europese
inkomenstoeslagen in de landbouw in de toekomst meer te koppelen aan het realiseren
van maatschappelijke waarden, zoals het in stand houden van het landschap en de zorg
voor milieu en dierenwelzijn en diergezondheid.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
11 juli 2008 IZ. 2008/1381 8
De leden van de SP-fractie baseren zich ten onrechte op de veronderstelling dat de Global
Europe-strategie van Commissaris Mandelson de leidraad is voor mijn inzet in de WTOonderhandelingen.
Ik baseer die op de uitgangspunten die het kabinet eerder heeft
gedeeld met Kamer en de bovengenoemde inzet die daaruit voortvloeit. De noodzaak van
verdere marktoriëntatie en versterking van concurrentiekracht, zoals die in de Global
Europe-strategie wordt verwoord, onderschrijf ik. In tegenstelling tot wat de SP-fractie
impliceert, staan voedselzekerheid en de belangen van de Europese landbouwondernemers,
maar ook van hun collega's in ontwikkelingslanden, mij uitdrukkelijk voor
ogen. Ik verwijs in dit verband naar een aantal conclusies van de door mij recentelijk
bijgewoonde VN-voedseltop in Rome. Daarin wordt gesteld dat een succesvolle afronding
van de Doha-ronde zal bijdragen aan de voedselzekerheid in ontwikkelingslanden en
verdere handelsliberalisatie in de landbouw nieuwe marktkansen voor boeren in deze
landen kan creëren.
Ik heb voorts kennisgenomen van het deels positieve en deels negatieve oordeel van de
SP-fractie over de meningen van de Franse president Sarkozy over het verloop van de
WTO-onderhandelingen.
Decontaminatie pluimveevlees
De leden van de fracties van CDA, VVD en SP dank ik voor de steun die zij uitspreken voor
mijn inzet op het gebied van decontaminatie van pluimveevlees. Overigens is dit onderwerp
van de agenda van de Raad afgehaald en zal het naar verwachting in de Raad van
29 september opnieuw worden geagendeerd.
De economische crisis in de visserijsector
De leden van de fracties van het CDA, de PvdA, de SP, de CU en de SGP hebben vragen
gesteld over de economische crisis in de visserijsector. Ik beantwoord deze per deelonderwerp.
Sociaal economische gevolgen
Algemeen geldt dat mijn inzet is gericht op een duurzaam beheer van visbestanden en
bestaanszekerheid voor de visserij. Daarom wil ik de structuur van de visserij versterken en
de sector perspectief bieden op een duurzame toekomst. Het operationele programma bij
het Europese Visserijfonds is daarop gericht. Communautair wordt bepaald waar, hoeveel,
hoe en wanneer gevist mag worden. De productie omstandigheden op zee die bepalend
zijn voor de duurzaamheid van de visserij en visbestanden, zijn dus vergaand gereguleerd.
Ten aanzien van de afzet van vis en visproducten alsmede de inzet van productiemiddelen
is het vrije marktprincipe van toepassing en dat moet naar mijn mening zo blijven. Wij
zullen rekening moeten houden met een structureel hoog niveau van de olieprijzen; juist
daarom zijn de maatregelen die ik voorsta gericht op een structurele aanpassing van de
visserijsector. Of dit in het licht van toekomstige energieprijsontwikkelingen voldoende zal
zijn, zal de toekomst moeten uitwijzen.
Voor het economische belang dat (direct en indirect) is gemoeid is met het dreigende
omvallen van een groot deel van de Nederlandse Noordzeevloot geldt, dat een exact cijfer
niet gemakkelijk is te geven. Momenteel bevindt vooral de kottersector zich in de
problemen, en dan vooral het segment van de grote schepen (2000 pk).
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
11 juli 2008 IZ. 2008/1381 9
De kleinere vlootsegmenten (rond 300 pk) hebben ook problemen, maar minder nijpend
dan de grotere. De kottersector besomt jaarlijks circa 250 miljoen euro. De vis wordt na
aanlanding via de afslagen afgezet en veelal verwerkt, voordat hij de weg naar de
consument vindt. In die verschillende stadia wordt waarde aan het product toegevoegd.
De economische waarde van de totale Noordzee visserijkolom is minimaal het dubbele
van de waarde van de aangelande vis.
Voor de werkgelegenheid geldt een vergelijkbare redenering. Direct werken circa 2000
mensen op de kottervloot. De totale werkgelegenheid in de rest van de schakels is al snel
een veelvoud van de werkgelegenheid van de aanvoersector. Afslagen en verwerkers
kunnen echter alternatieven vinden voor de aanvoer uit de Noordzee. Een berekening van
de kosten voor de overheid aan uitkeringen en overige gederfde belastinginkomsten,
wanneer een groot deel van de Noordzeevissers gedwongen zou worden het werk
voorgoed neer te leggen is op korte termijn niet te geven. In eerste instantie zou het
teloorgaan van de Noordzeevloot tot het verlies van enkele duizenden banen kunnen
leiden. Afhankelijk van de duur van de periode zonder werk, is dan een inschatting te
maken van de kosten aan sociale uitkeringen. Algemeen geldt overigens dat de mensen
werkzaam in de visserij over een prima arbeidsmoraal beschikken en veelal erg gewild zijn
als werknemers in andere (nautische) sectoren. Het is dan ook niet te verwachten dat veel
van hen lang zonder baan zullen blijven zitten. Dit is voor mij uiteraard geen reden de
zaak op zijn beloop te laten. Integendeel, mijn beleid is erop gericht te werken aan
structurele oplossingen voor de huidige crisis gericht op innovatie en verduurzaming.
Voor mij staat voorop dat we moeten streven naar oplossingen die op zijn minst een
belangrijk deel van de vloot perspectief voor de toekomst geeft
Maatregelen voor de korte termijn
De leden van de fracties van het CDA, de SP, de CU en de SGP hebben vragen gesteld over
eventuele maatregelen voor de korte termijn. Zoals ik in mijn brief van 2 juli jl. uiteen heb
gezet (TK 2007-2008, 29675, nr. 47), ben ik geen voorstander van maatregelen die de
onderliggende oorzaken van de huidige problemen niet aanpakken. Daarom voel ik
weinig voor stillegpremies en/of andere vormen van tijdelijke exploitatiesteun of het
betalen van sociale premies. Ook het gebruik van de 'de minimis'-regeling voor dit doel
acht ik gezien deze redenering niet verstandig. Ten tijde van de totstandkoming van het
operationele programma bij het Europese Visserij Fonds (EVF), waren de aard van de
problemen en de richting van de oplossingen niet wezenlijk anders dan nu. Wel laat de
ernst van de crisis - feitelijk de niet voorziene zeer sterke stijging van de brandstofprijzen
en de tegenvallende visprijzen - zich thans veel sterker voelen. Vanwege het feit dat door
het meerjarenplan schol en tong de quota de komende jaren onder druk zullen staan en
bedrijven veel zullen moeten investeren in duurzame technieken, heb ik eind vorig jaar
een saneringsronde gehouden. Daarmee is bijna 15% van de capaciteit uit het grootste
vlootsegment uit de vaart genomen. Een dergelijke maatregel betekent voor de wijkers
een mogelijkheid om op een verantwoorde manier de visserij te verlaten en voor de
overblijvende bedrijven een beter economisch perspectief, doordat zij kunnen groeien in
omvang. Om bedrijven te ondersteunen in de omschakeling zal ik, naast de bestaande
innovatieprogramma's, begin 2009 ook een investeringsregeling openen. Het openen van
een nieuwe saneringsregeling betekent zonder extra financiële middelen een zeer forse
aanpassing van het beleid gericht op vernieuwing en verduurzaming.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
11 juli 2008 IZ. 2008/1381 10
Een dergelijke keuze lijkt mij, gezien de uitdagingen waar de blijvers in de sector voor
staan, niet verstandig. Zoals ik heb aangegeven in bovengenoemde brief van 2 juli jl. is het
vroegst mogelijke moment van openstelling van de investeringsregeling voor vissers die
willen omschakelen naar energiezuinigere en selectieve visserijtechnieken 1 januari 2009.
Ik ben vooralsnog niet voornemens het bedrag van 2 miljoen euro te verhogen.
Binnen de huidige budgettaire kaders ben ik niet van plan in het operationele programma
grote verschuivingen aan te brengen. Een substantieel deel van de middelen is ingezet
voor het saneringsinstrument in as 1. Gelet op de voorwaarden in het Vloot Aanpassing
Programma zal het budgettaire beslag van partiële sanering in dezelfde orde van grootte
kunnen liggen als de onlangs uitgevoerde sanering. Het Commissievoorstel voorziet, naast
de introductie van de mogelijkheid tot partiële sanering, overigens niet in meer flexibiliteit
in het bestaande saneringsinstrumentarium. Wat betreft private financiering in relatie tot
investeringen aan het schip houd ik vooralsnog vast aan de thans geldende percentages
uit het EVF. Immers, verhoging van het percentage publieke steun leidt bij een gelijkblijvend
beschikbaar bedrag tot een evenredige daling van het aantal begunstigden. Na
goedkeuring door de Raad van het maatregelenpakket zal ik - mede in het licht van de
budgettaire kaders en de investeringsbehoefte - bezien welke aanpassingen kunnen
worden aangebracht. Dit geldt ook voor een aantal andere onderdelen uit het Commissievoorstel,
zoals bijvoorbeeld de collectieve acties.
Indien besloten wordt tot extra Europese budgettaire middelen is mijn inzet erop gericht
volop gebruik te maken van de mogelijkheden die de communautaire maatregelen
bieden. In de discussie over de verdeling van de eventueel extra ter beschikking komende
middelen moet naar mijn mening rekening worden gehouden met de specifiek situatie
van de Nederlandse vloot ten aanzien van het energiegebruik.
Pakket maatregelen Commissaris Borg
De leden van de fracties van het CDA, de SP, de CU en de SGP hebben vragen gesteld over
extra financiële middelen van de Europese Commissie. Op de onderdelen van het pakket
van Commissaris Borg die betrekking hebben op aanpassing van het EVF, ben ik in mijn
bovengenoemde brief van 2 juli jl. ingegaan. Wat betreft de 600 miljoen euro waarover de
Europese Commissie spreekt, wil ik het volgende opmerken. Op dit moment zijn nog geen
concrete voorstellen bekend. In informele mededelingen van de Commissie geeft zij aan
dat een bedrag van 600 miljoen euro voor de voorgenomen maatregelen noodzakelijk is
en dat zij de instelling van een ad hoc financieel instrument overweegt. De Commissie
geeft in haar mededeling slechts een zeer summiere toelichting op hoe zij aan dit cijfer is
gekomen. Bovendien is het nog onduidelijk waar de middelen vandaan zouden moeten
komen en hoe ze vervolgens ingezet zouden kunnen worden. Duidelijk is wel dat de
Commissie inzet van middelen koppelt aan een ambitieus herstructureringsplan voor de
vloten. Dit kan door herprogrammering van de Operationele Programma's of door de
opzet van een ambitieus Vloot Aanpassing Programma. Bij de uitvoering van het
Nederlandse operationele programma heb ik in as 1 reeds een aanzienlijke inspanning
gedaan. Van het totale EVF budget is ongeveer 25% ingezet voor sanering. Binnen de
huidige financiële kaders ben ik niet voornemens het operationele programma open te
breken.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
11 juli 2008 IZ. 2008/1381 11
De Nederlandse regering zal haar standpunt bepalen zodra de voorstellen bekend zijn. Het
bestaande operationele programma bij het Europese Visserijfonds bevat al de mix van
maatregelen, waar de fractie van de CU om vraagt, namelijk de verschillende assen van
het Europese Visserij Fonds. De inzet van het EVF-instrumentarium is gericht op het
creëren van een structureel perspectief voor de visserijsector. Bij de keuze voor kortetermijnmaatregelen
is voor mij doorslaggevend in hoeverre deze maatregelen een
positieve bijdrage leveren aan de uitvoering van de meer op de lange termijn gerichte
maatregelen en in hoeverre ze ook passen binnen de financiële perspectieven.
De door de fractie van de CU aangehaalde maatregelen op het terrein van het aanpassen
van vistuig en schepen zijn in het kader van het huidige EVF ook mogelijk. Het Commissievoorstel
voorziet nu in een aantal verruimingen van bestaande maatregelen zoals tijdelijk
stilligregelingen, investeringen aan boord van vaartuigen, sociaal economische compensatie;
dit onafhankelijk van een Vloot Aanpassing Programma. Daarnaast wordt aantal
maatregelen verruimd uitsluitend indien er sprake is van een Vloot Aanpassing
Programma.
Ik deel de vrees van enkele fracties, dat de Nederlandse visserij op achterstand zou worden
gezet ten opzichte van andere landen, niet. De maatregelen die de Commissie voorstelt
zijn in communautaire regelgeving ingekaderd. Ik vind dat positief. Op deze wijze moeten
alle lidstaten aan dezelfde voorwaarden voldoen en vallen zij onder dezelfde cofinancieringspercentages.
Het is uiteraard aan de lidstaten om - in overleg met de Commissie -
te bezien hoe zij invulling geven aan het operationele programma. In mijn brief van 2 juli
heb ik mijn keuze aangegeven. Een keuze die naar mijn mening het meeste perspectief
biedt voor de Nederlandse visserij sector en de Nederlandse vloot niet op achterstand zet
ten opzichte van andere vloten. Mijn inzet is erop gericht om volop gebruik te blijven
maken van de mogelijkheden die de Commissie biedt. Ik ben het eens met de SGP-fractie
dat er niet meer ruimte moet komen om buiten het staatssteunkader om nationale
maatregelen te nemen. Dit leidt tot concurrentieverschillen tussen de visserijsectoren. Het
maatregelen pakket van de Commissie is communautair ingekaderd. Er is geen sprake van
een eenmalige vrijstelling van staatssteunregels voor de visserij. Op nationale maatregelen
van de lidstaten die buiten dit kader vallen, zijn de staatssteunregels van
toepassing.
Wat betreft de voorwaarden die de Commissie stelt om de 'Fleet Adaption Schemes' in te
kunnen stellen geldt dat er ten aanzien van dit onderdeel van het Commissievoorstel een
aantal onduidelijkheden bestaat, waarover op dit moment wordt overlegd in Brussel. Het
gaat hier onder om de vraag welke vlootindeling gehanteerd wordt. De capaciteitsreductie
geldt voor omvang van de actieve vloot die deel uitmaakt van een Vloot
Aanpassing Programma. De inmiddels gesaneerde kotters tellen overigens niet mee voor
de noodzakelijke capaciteitreductie met 30% in een Vloot Aanpassing Programma.
Verbetering afzet
De leden van de PvdA-fractie hebben aandacht gevraagd voor de marktpositie van vis,
onder meer door het instellen van een Noordzeekeurmerk en de marktpositie van
betrekkelijk onbekende vissoorten. Certificering is een belangrijk middel om het aanbod
van duurzame vis en daarmee duurzame visserij te bevorderen.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
11 juli 2008 IZ. 2008/1381 12
Certificering is echter een verantwoordelijkheid van marktpartijen. Ik zie hier voor mij
vooral een stimulerende en faciliterende rol. In het maatschappelijke convenant voor de
Noordzeevisserij "Duurzaam vissen" hebben de kottersector, het Wereld Natuurfonds
Nederland, Stichting de Noordzee, het Productschap Vis en mijn ministerie onlangs een
aantal gezamenlijke ambities vastgelegd en afspraken gemaakt. Communicatie en
certificering zijn twee belangrijke pijlers onder het convenant. Er zijn onder meer concrete
afspraken gemaakt over het gezamenlijk optrekken op het terrein van certificering.
Zogenaamde kopgroepen zullen certificeringtrajecten gaan volgen (MSC, Marine
Stewardship Council, of gelijkwaardig). De kenniskringen bieden hierbij ondersteuning en
ik zal mij inspannen middelen uit het EVF voor dit proces vrij te maken. Naar mijn mening
sluiten de afspraken die zijn gemaakt in het kader van het maatschappelijke convenant
goed aan op het onderdeel uit het PvdA puntenplan "duurzaam Noordzee Keurmerk".
Voor de vermarkting van minder bekende vissoorten geldt, dat ik initiatieven van de
sector afwacht. Ik ben ervan overtuigd dat de sector ervan doordrongen is dat haast
geboden is. Ik ben bereid promotiecampagnes te ondersteunen, mits die betrekking
hebben op kwaliteitscertificering, met inbegrip van het creëren van etiketten en de
certificering van producten die zijn gevangen of gekweekt met milieuvriendelijke
productiemethoden.
U kunt ervan verzekerd zijn dat ik al het mogelijke zal doen wat in mijn vermogen ligt om
de visserijsector door deze crisis heen te helpen. Ik blijf de ontwikkelingen op Europees en
nationaal vlak nauwlettend volgen om te bezien of de gekozen aanpak de noodzakelijke
en gewenste resultaten oplevert. Ik blijf steeds bereid om nationaal en in Brussel te kijken
of zaken beter en/of sneller kunnen. Maar dan wel zonder de langetermijndoelstelling uit
het oog te verliezen.
Overige punten
De CDA-fractie vraagt mij aan te geven welke ervaringen ik tot dusverre heb opgedaan
met het Franse EU-voorzitterschap. Aangezien het Franse voorzitterschap nog geen twee
weken geleden is begonnen en de eerste Landbouwraad onder Frans Voorzitterschap nog
moet plaatsvinden, is het niet opportuun om daarover nu reeds uitspraken te doen.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit