Hoge Raad vernietigt uitspraak hof in de zaak over een
naheffingsaanslag loonbelasting op naam van een voetbalclub in verband
met transfers van spelers
Den Haag, 11 juli 2008 - In 1997 heeft een voetbalclub twee
voetbalspelers uit het buitenland aangetrokken en daarvoor twee
geldsommen betaald aan buitenlandse clubs. De belastingdienst heeft in
november 1997 een boekenonderzoek ingesteld naar onder andere deze
transfers. Na afloop van dat onderzoek heeft de belastingdienst het
standpunt ingenomen dat de twee geldsommen geen transferbetalingen
zijn, maar moeten worden beschouwd als (netto)loon (tekengeld of extra
salaris) van de twee spelers. Op 26 november 2002 is daarom op naam
van de voetbalclub een naheffingsaanslag loonbelasting vastgesteld.
Daarnaast zijn voor de bedragen die als loon in de naheffingsaanslag
zijn betrokken op 20 december 2002 en 31 december 2002 ook
navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting voor het jaar 1997
opgelegd aan de twee spelers.
Het hof Amsterdam oordeelde op 20 december 2006 dat de
naheffingsaanslag loonbelasting moet worden vernietigd omdat daarna
ook navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting aan de spelers zijn
opgelegd (zie rechtspraak.,nl, nrs. AZ9571 en AZ9575). Het hof is van
oordeel dat sprake is van eenzelfde situatie als die aan de orde was
in het arrest van de Hoge Raad van 10 februari 1993, nr. 27812, BNB
1994/106.
De procedure bij de Hoge Raad
De minister van Financiën heeft cassatieberoep ingesteld. Dit richt
zich tegen het oordeel van het hof dat de naheffingsaanslag
loonbelasting moet worden vernietigd. De voetbalclub heeft incidenteel
cassatieberoep ingesteld. Dit richt zich tegen het oordeel van het hof
dat de naheffingsaanslag op de juiste wijze is bekendgemaakt aan de
voetbalclub.
Advocaat-generaal mr. C.W.M. van Ballegooijen heeft in zijn conclusie
van 21 december 2007 de Hoge Raad geadviseerd het beroep van de
minister gegrond te verklaren, de uitspraak van het hof te vernietigen
en de zaak te verwijzen naar een ander hof.
De uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad heeft het incidentele cassatieberoep van de voetbalclub
ongegrond verklaard en het cassatieberoep van de minister gegrond
verklaard. Volgens de Hoge Raad volgt niet uit de tekst en het systeem
van de wet dat een naheffingsaanslag in de loonbelasting moet worden
vernietigd alleen omdat later ter zake van hetzelfde feitencomplex een
of meer aanslagen in de inkomstenbelasting zijn opgelegd. De fiscus
moet uiteraard wel de beginselen van behoorlijk bestuur en andere
algemene rechtsbeginselen in acht hebben genomen. In het arrest BNB
1994/106 was sprake van bijzondere omstandigheden waardoor naheffing
niet mogelijk was: er had tussen de betrokken eenheden van de
belastingdienst een volledige onderlinge afstemming plaatsgevonden
over de aanslagen loonbelasting en inkomstenbelasting en over het
tijdstip van opleggen daarvan. Van zulke bijzondere omstandigheden is
in dit geval geen sprake.
Gevolgen van deze uitspraak
Het hof âs-Gravenhage zal de zaak opnieuw moeten bekijken om de
geschilpunten te beoordelen waaraan het hof Amsterdam niet was
toegekomen.
Dit is een samenvatting van de uitspraak van de Hoge Raad van 11 juli
2008. Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige uitspraak
is laatstgenoemde bindend.
Den Haag, 11 juli 2008,
Mw. mr. E. Hartogs, griffier
Tel 070-3611236
LJ Nummer
BC2579
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 11 juli 2008 Naar boven
Gerechtelijke organisatie