Gerechtelijke organisatie

Hoge Raad oordeelt dat bij levensverzekeringsconstructies in de familiesfeer geen successierecht hoeft te worden betaald

Den Haag, 11 juli 2008 - Erflater heeft in 1995 overeenkomsten van levensverzekering gesloten met zijn latere echtgenote en met zijn beide kinderen. Erflater trad daarbij op als verzekeraar en verzekerde, de echtgenote en de kinderen waren verzekeringnemer. Indien verzekerde (erflater) zou overlijden vóór 21 december 2005, zou aan de echtgenote fl. 2 miljoen en aan elk van beide kinderen fl. 3 miljoen worden uitgekeerd. De echtgenote en de kinderen betaalden hun jaarlijkse verzekeringspremies met geld dat de erflater telkens aan hen schonk. De opzet van de overeenkomsten was dat bij een eventueel overlijden de verzekeringsuitkeringen niet belast zouden zijn met successierecht, omdat zij niet âkrachtens erfrechtâ werden verkregen, maar krachtens een verzekeringsovereenkomst. Bij overeenkomsten met een (officiële) levensverzekeringsmaatschappij worden zulke uitkeringen niet belast met successierecht. Erflater is in 2000 op 51-jarige leeftijd overleden, waarna de verzekerde bedragen zijn uitgekeerd. De Belastingdienst stelt zich op het standpunt dat over de verzekeringsuitkeringen wél successierecht moet worden betaald.
Het gerechtshof âs-Hertogenbosch oordeelde op 28 juli 2006 verschillend: bij de echtgenote, die geen erfgename was, werd de uitkering onbelast gelaten; bij de kinderen, erfgenamen, werd wel successierecht geheven over de uitkeringen, omdat bij hen sprake zou zijn van ongeoorloofde wetsontduiking (zie LJN AY7739 en AY7711).

De procedure bij de Hoge Raad
In de procedure van de echtgenote heeft de minister van Financiën cassatieberoep ingesteld. Hij is van oordeel dat de uitkering bij de echtgenote was belast op grond van een van de bepalingen in de Successiewet of anders op grond van wetsontduiking. Ook de beide kinderen hebben cassatieberoep ingesteld omdat volgens hen van wetsontduiking geen sprake is. De minister van Financiën heeft in die procedures incidenteel cassatieberoep ingesteld omdat hij vindt dat de uitkeringen al op grond van gewone toepassing van de Successiewet belast zijn.
Advocaat-generaal mr. R.E.C.M. Niessen heeft in zijn conclusies van 23 augustus 2007 advies aan de Hoge Raad uitgebracht. Hij is van mening dat op grond van de Successiewet wel successierecht kan worden geheven over de verzekeringsuitkeringen.

De uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad heeft op 11 juli 2008 geoordeeld dat de echtgenote en de kinderen geen successierecht hoeven te betalen over de verzekeringsuitkeringen.
Er is volgens de Hoge Raad geen reden om uitkeringen bij verzekeringen tussen particulieren in de familiesfeer anders te behandelen dan uitkeringen door officiële levensverzekeringsmaatschappijen. De echtgenote en de beide kinderen hebben aan de erflater normale premies betaald voor de levensverzekering, net als zij aan een levensverzekeringsmaatschappij zouden hebben moeten betalen. En de wetgever heeft uitdrukkelijk geregeld dat het jaarlijks schenken van de premies er niet toe leidt dat na overlijden over een verzekeringsuitkering successierecht moet worden betaald. Het beroep van de minister van Financiën op een aantal zogenaamde fictiebepalingen in de Successiewet wordt verworpen. Van ongeoorloofde wetsontduiking is volgens de Hoge Raad geen sprake.

Dit is een samenvatting van de uitspraken van de Hoge Raad van 11 juli 2008. Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige uitspraken zijn laatstgenoemde bindend.

Zie voor de volledige uitspraken:
zaaknr. 43527, LJN BB3898
zaaknr. 43547, LJN BB4363

Den Haag, 11 juli 2008,
mw. mr. E. Hartogs, griffier
tel 070-3611236

LJ Nummers

BB3898
BB4363

Bron: Hoge Raad der Nederlanden Datum actualiteit: 11 juli 2008 Naar boven