Commissie Mans slaat met verplichte omgevingsdiensten plank mis
11/07/2008 11:42
VNG
Het instellen van verplichte 'omgevingsdiensten' voor gemeenten is de verkeerde oplossing voor een complex probleem: het gebrek aan samenhang in bestaande en nieuwe wetgeving waarin beleidsdoelen, vergunningverlening en handhaving onlosmakelijk met elkaar verbonden zouden moeten zijn. Zo reageert de VNG op het advies van de Commissie Mans. De VNG pleit voor een logische volgorde: schep eerst een duidelijk wettelijk kader en kijk daarna naar het systeem van vergunningverlening en handhaving.
De VNG dringt er bij minister Cramer op aan om een kritische blik op de eigen VROM-regelgeving te werpen. De afgelopen jaren is veel nieuwe wetgeving op het gebied van milieu, bouwen en wonen tot stand gekomen, waarbij vergunningen moeten worden verleend, meldingen moeten worden gedaan en waarop moet worden gehandhaafd. Echter de samenhang ontbreekt veelal. Hier zit volgens de VNG de kern van het probleem. Er moet allereerst een duidelijk wettelijk kader worden gecreëerd voor gemeenten en provincies, pas daarna moet worden bekeken of het stelsel van vergunningverlening en handhaving nog optimaal functioneert. Er zijn momenteel nog te veel ontwikkelingen rondom de VROM regelgeving, bijvoorbeeld de Wabo, om nu al conclusies te trekken over de vormgeving van het handhavingstelsel. Beide trajecten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De commissie Mans gaat in haar advies alleen in op de achterkant van het proces, de handhaving. De vergunningverlening wordt overgeslagen.
De VNG ziet verplichte omgevingsdiensten, zoals voorgesteld door de Commissie Mans, als een oneigenlijk en te zwaar instrument voor een kwaliteitslag in het stelsel van handhaving. Het is de verantwoordelijkheid van de gemeenten om de uitvoering van de vergunningverlening en handhaving op een goed kwalitatief niveau te laten plaatsvinden. Daarmee is het ook aan de gemeenten om keuzen te maken over de organisatie daarvan: alleen, in samenwerking met andere gemeenten of door middel van inkoop van kwaliteit en capaciteit. Rijk, provincies en gemeenten hebben net een intensief en succesvol traject voor de professionalisering van de milieuhandhaving achter de rug. Hierin ging het om gezamenlijk geformuleerde kwaliteitseisen waarbij gemeenten zelf de conclusie konden trekken of zij nog in staat waren de taken uit te voeren. Daarbij was zowel opschaling (verticaal) richting regionale milieudiensten als ook verbreding (horizontaal) richting multidisciplinaire handhaving in eigen huis in beeld. Ongeveer 40 % van de gemeenten heeft toen opgeschaald en 60 % koos voor verbreding.
Daarnaast heeft de VNG grote twijfels bij het advies van de commissie Mans dat qua schaal moet worden aangesloten bij de politieregio's. Het is tenslotte aan de gemeenten zelf om te bepalen welk schaalniveau zij willen hanteren bij samenwerking. De VNG benadrukt dat het voorstel van de commissie Mans haaks staat op de uitwerking van de commissie Oosting, die adviseerde om per beleidsterrein één toezichthoudende instantie te hebben, óf de provincie, óf het rijk. Door de provincie in de omgevingsdienst te plaatsen worden ze zowel toezichthouder als vergunningverlener. Uit het voorstel van commissie Mans blijkt dat zowel de VROM-Inspectie als de provincie een handhavingstaak behouden. De VNG vindt dit een inconsistente benadering, en pleit voor een heldere splitsing van taken tussen handhavers aan de ene kant, en uitvoerders van interbestuurlijk toezicht aan de andere kant.
De VNG komt na de zomer samen met het IPO met hààr visie op een verbetering van de handhaving en de kwaliteit van de leefomgeving bij gemeenten. Uitgangspunt is dat gemeenten zelf keuzes moeten maken om te komen tot een betere kwaliteit. Dit kan eventueel leiden tot het oprichten van omgevingsdiensten met gemeenten die dit samen willen doen, maar ook andere oplossingsrichtingen zijn mogelijk.
11 juli 2008
Vereniging Nederlandse Gemeenten