Herstel van kabeljauwbestanden en het bijbehorende BNC-fiche
11 juli 2008 - kamerstuk
Directie Visserij
De Voorzitter van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20017
2500 EA 's-GRAVENHAGE
uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
25 juni 2008
141656U
Viss. 2008/4161 11 juli 2008
onderwerp bijlagen
Herstel van kabeljauwbestanden en het
bijbehorende BNC-fiche
Geachte Voorzitter,
Naar aanleiding van uw bovenvermelde brief over het voorstel tot wijziging van
Verordening (EG) nr. 423/2004 wat betreft het herstel van kabeljauwbestanden en tot
wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 (COM(2008) 162 def.) deel ik u het volgende
mede.
Uit uw brief heb ik een zevental vragen gedestilleerd:
1. Wat zijn de argumenten van de regering om te concluderen dat de oude regeling niet
(meer) voldoet?
Het vigerende herstelplan voor de kabeljauw (Verordening (EG) nr. 423/2004 ) dateert van
2004. Dit werd toentertijd ingesteld omdat het paaibestand (volwassen vis) zich al enkele
jaren onder het biologisch minimum (of `limiet') bevond. Dit is het niveau waaronder de
kans op herstel bijzonder klein wordt geacht en waarvan de internationale biologen
adviseren om dit te vermijden. Sinds het in werking treden van het herstelplan is de
toestand van de meeste Europese kabeljauwbestanden niet veel verbeterd en zitten de
bestanden nog steeds onder het biologisch minimum (zie figuur). De Noordzeekabeljauw
is hierop een uitzondering, het bestand laat enig herstel zien en zit nu boven het
biologisch minimum.
Naast de lage paaistand constateren de biologen dat de visserijdruk te hoog is. De visserij-
druk wordt uitgedrukt in visserijsterfte (afgekort met "F") en is een maat voor het deel van
het bestand dat wordt bevist in een jaar. Deze is al sinds 1970 boven het door de EU
geaccepteerde niveau, hetgeen betekent dat de visserij te intensief is. De laatste jaren
treedt hier verbetering op.
De Europese Commissie heeft de situatie en mogelijke oplossingen besproken met de
visserijsector en maatschappelijke organisaties in de Regionale Advies Raad voor de
Noordzee (North Sea RAC) en met wetenschappers van ICES en de wetenschappelijke
adviesraad voor technische en wetenschappelijke aangelegenheden. Zij ondersteunen de
conclusie.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
11 juli 2008 Viss. 2008/4161 2
Figuur 1. Omvang van het paaibestand sinds 1960. Data van International Council for the Exploration
of the Sea en IMARES 2008.
2. Wat zijn de voordelen van het (weer) nationaal verdelen van visserij-inspanning?
Het knelpunt met het communautair regelen van de verdeling van de visserij-inspanning is
dat het rigide en gecompliceerde regelingen oplevert. Tot nu toe wordt de visserij-
inspanning, in de vorm van zeedagen, toebedeeld aan vaartuigen. Een vast aantal
zeedagen per vaartuig, afhankelijk van het vistuigtype waarmee gevist wordt. Om de
visserij-inspanning beheerbaar te houden, zijn de mogelijkheden voor het uitwisselen van
zeedagen tussen vaartuigen beperkt door strenge regels. Afwijken van de communautaire
verdeling gaat in veel gevallen gepaard met administratieve lasten en lange goedkeurings-
procedures.
In het nieuwe voorstel krijgt de lidstaat een totale hoeveelheid visserijinspanning
toegewezen, uitgedrukt in kiloWatt-dagen. Het voordeel daarvan is dat Nederland nu bij
de verdeling, indien nodig, zelf rekening kan houden met de grootte van het quotum van
een vaartuig. Het nationaal verdelen van de visserij-inspanning blijft nog steeds gebonden
aan strenge regels, maar biedt het voordeel de verdeling van de visserij-inspanning beter
te kunnen afstemmen op de nationale omstandigheden en behoeften.
3. Dit plan is gebaseerd op de ecosysteembenadering, wat houdt dat in?
In de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de rol
van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) bij de implementatie van een ecosysteem-
benadering van het beheer van de zeeën (COM(2008) 187), schetst de Europese Commissie
haar visie op de ecosysteembenadering en presenteert een aantal acties om dit te
verwezenlijken. In de mededeling wordt een aantal activiteiten aangekondigd, waarvan de
volgende relevant voor het herstel van kabeljauw:
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
11 juli 2008 Viss. 2008/4161 3
a. Reductie van te hoge visserijdruk op bestanden en kwetsbare delen van het eco-
systeem. De door de Commissie voorgestelde nieuwe doelstelling van het kabel-
jauwherstelplan richt zich in eerste instantie op reductie van de visserijsterfte (F0,4).
b. Doel is om alle bestanden in 2015 te beheren volgens maximaal duurzame
opbrengst (of in het engels `Maximum Sustainable Yield' - MSY). Dit betekent een
vangstniveau waarbij de opbrengst per geleverde inspanning het hoogst is. Deze
afspraak vloeit voort uit de World Summit on Sustainable Development in
Johannesburg 2002. In het voorstel van de Europese Commissie voor het kabeljauw
herstelplan is het uiteindelijke doel om MSY te bereiken.
c. Meerjarenplannen voor het herstel c.q. beheer van visbestanden. In het GVB 2002 is
vastgelegd dat steeds meer visserijen gereguleerd zouden moeten worden met
meerjarenplannen. Voorrang zou gegeven moeten worden aan bestanden die zich
buiten veilig biologische grenzen bevinden. Het herstelplan voor de kabeljauw is
zo'n meerjarenplan.
d. Rekening houden met ecologie, economie en sociale aspecten. De meerjaren-
plannen geven regels voor het vaststellen van de jaarlijkse vangstmogelijkheden.
Afhankelijk van het bestand wordt er naar gestreefd om de doelstellingen staps-
gewijs te halen. Dit komt de stabiliteit voor de sector ten goede.
4. In hoeverre zijn niet EU-landen als Noorwegen en IJsland betrokken bij het herstelplan?
Het kabeljauwbestand in de Noordzee wordt gezamenlijk beheerd door Noorwegen en de
Europese Unie. De Commissie voert in 2008 gesprekken met Noorwegen over het herstel-
plan van de EU. Het doel is om hier in het najaar een akkoord over te bereiken. Dat is vóór
de onderhandelingen met Noorwegen aanvangen in november 2008 over de vangstmoge-
lijkheden voor 2009. Het jaarlijkse akkoord met Noorwegen omvat een herstelplan voor
kabeljauw in de Noordzee. Het ligt in de lijn der verwachting dat deze het komende najaar
bekeken zal worden in het licht van het EU-plan.
5. Hoe vindt de coördinatie plaats van de vangstgegevens en is er sprake van Europees
toezicht?
Vissers registreren in logboeken wat, wanneer en waar ze hebben gevangen. Ook worden
de aanlandingen geregistreerd. De Algemene Inspectiedienst controleert deze gegevens
en houdt toezicht op zee, in de havens van aanlanding en bij de veilingen. De gegevens
worden elektronisch opgeslagen en naar de Europese Commissie gestuurd. De controles
op de herstelplannen voert de AID uit, in samenwerking met controle en inspectiediensten
van andere Europese landen. Verder is het visserijcontroleagentschap van de Europese
Unie een belangrijke partner.
6. Is het nieuwe systeem uitvoerbaar? En indien niet, wat zijn de gevolgen?
Een aantal aspecten van het voorstel leidt tot zorgen van niet alleen de Nederlandse
regering, maar ook van andere lidstaten. In het BNC fiche voor het kabeljauw herstelplan
(dossier E08005143 op www.europapoort.nl), worden de zorgen genoemd. Kort samen-
gevat:
1. De criteria voor de nationale toedeling van visserij-inspanning aan vaartuigen. De in
het voorstel genoemde criteria zijn:
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
11 juli 2008 Viss. 2008/4161 4
a. Bevordering van goede visserijpraktijken, inclusief het versterken van de data-
collectie, vermindering van discards (teruggooi van vis) en minimaliseren van de
impact op jonge vis;
b. Deelname aan samenwerkingsprogramma's voor het vermijden van onnodige
bijvangsten van kabeljauw;
c. Milieuvriendelijke vaartuigen, inclusief laag brandstofverbruik en lage uitstoot van
broeikasgassen;
d. Proportionaliteit in relatie tot de grootte van de contingenten (individuele quota)
van de individuele vissers.
Nederland steunt deze criteria, maar acht het noodzakelijk dat lidstaten voldoende
vrijheid krijgen om de nationale toedeling van visserij-inspanning in te richten. Een
verplichte toepassing van alle voornoemde criteria zal de nationale verdeling onnodig
ingewikkeld en rigide maken en leiden tot een toename van de administratieve lasten.
2. De overdracht van zeedagen. Voor een goede uitvoering van het visserij-inspannings-
beleid is het essentieel dat er op een flexibele en niet bureaucratische wijze zeedagen
kunnen worden geruild, daar waar dat verantwoord is. Dit is ook van belang voor het
kunnen overstappen naar meer duurzame vistuigen. Het huidige voorstel bevat een
procedure die veel te gecompliceerd en tijdrovend is. Nederland heeft reeds een
voorstel voor een eenvoudigere systematiek bij de Commissie ingediend.
3. Andere technische punten zoals definities en gekozen referentieperiodes.
Nederland is actief betrokken bij dit dossier en zal actieve bijdragen leveren om deze
punten verbeterd te krijgen.
7. Kan de regering aannemelijk maken dat vissers niet uitwijken naar ontwikkelings-
landen?
De Nederlandse visserij is gericht op de platvisvisserij. Kabeljauw is slechts een bijvangst.
Europees gezien bestaat er voor kabeljauw een aanzienlijke markt. Het is in het belang
van de Europese visser om het bestand goed te beheren om reducties in de vangst-
mogelijkheden op de lange termijn te voorkomen. De mogelijkheden om uit te wijken
naar Arctische kabeljauw zijn beperkt. Alternatieven voor de kabeljauw zijn er niet in
ontwikkelingslanden. Mochten vissers toch daar (op andere soorten) willen gaan vissen,
dan bieden de visserij partnerschapakkoorden met die landen een basis. De vereisten aan
schepen en vistuigen verschillen fundamenteel van de benodigdheden in veel van die
landen.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
---- --
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit