9-7-2008
plenaire behandeling Aanbestedingswet 30 501
Vandaag, 8 juli 2008, wisselen we met de regering van gedachten over
de Aanbestedingswet. Eindelijk, zou ik daar aan toe willen voegen.
Het VV van de cie EZ in deze Kamer is van 5 december 2006. De lange
tijd die dit wetgevingstraject in beslag heeft genomen, heeft helaas
niet tot een transparante wet geleid. En mijn fractie is er dan ook
niet gerust op dat dit goedkomt.
De afgelopen tijd heb ik behoorlijk geworsteld met het onderwerp
aanbesteding. Vanwaar die worsteling? Waarom is het zo'n ingewikkeld
onderwerp. Er zijn een aantal redenen.
We hebben te maken met aanbesteders en opdrachtnemers (ondernemingen),
met verschillende typen aanbesteders (rijk, gemeentes, scholen,
ziekenhuizen etc.), die bovendien van verschillende omvang kunnen zijn
(groot en klein). Dit laatste geldt ook aan de kant van de
ondernemingen. In bepaalde opzichten is het belang van de aanbesteder
tegengesteld aan dat van de opdrachtnemer en ook binnen de categorie
ondernemingen is het belang van het grootbedrijf niet vanzelfsprekend
hetzelfde als dat van het MKB. En dan zijn er nog verschillende vormen
van aanbesteding (Europees, nationaal, openbaar, niet openbaar etc) en
drie typen opdrachten die uitbesteed kunnen worden (werken, leveringen
en diensten), die ieder hun eigen problematiek meebrengen.
Een tweede reden voor de complexiteit, deels uit het hiervoor genoemde
volgend, is dat het aanbestedingsrecht zich op het snijvlak van een
aantal rechtsgebieden bevindt, te weten het contractenrecht (een
aanbesteding is in feite een uitnodiging tot het doen van een aanbod)
dat beheerst wordt door redelijkheid en billijkheid, het
mededingingsrecht (relatie tussen inschrijvers onderling), het
bestuursrecht waar algemene beginselen van behoorlijk bestuur van
toepassing zijn en last but not least het Europees recht.
Opdrachtgevers en opdrachtnemers hebben dus te maken met Europese
richtlijnen, verordeningen en jurisprudentie van het Hof, met de
Algemene Wet Bestuursrecht en het Burgerlijk Wetboek
(overeenkomstenrecht en civielrechtelijke handhaving) en met de
huidige Raamwet EEG-voorschriften en de bijbehorende AMvB's (Bao en
Bass).
Brengt nu de nieuwe Aanbestedingswet verbeteringen? Ja, op onderdelen,
maar er zijn ook heel veel bezwaren. Daar begin ik mee.
De AW is, evenals haar voorganger, een raamwet. Degene die het
wetsvoorstel ter hand neemt en denkt dat hij daarna iets over het
onderwerp aanbesteding weet, komt bedrogen uit. Bovendien is het
volstrekt onduidelijk wat wel en niet in de AW staat en waarom.
Aanbestedende diensten die willen weten of zij een werk moeten
aanbesteden, zoeken tevergeefs in de wet naar criteria. Ondernemers
die willen inschrijven en zich afvragen hoe dat moet, hoeven de wet
niet te raadplegen, want ook dat staat er niet in. De wet helpt dus
noch de aanbesteders noch de ondernemers vooruit.
Naast deze bezwaren voor de praktijk, is op de systematiek ook in
juridisch opzicht het nodige af te dingen. `Het wetsvoorstel is lastig
te beoordelen omdat in de wet slechts algemene hoofdlijnen staan, met
daaraan gekoppeld de mogelijkheid deze uit te werken bij AMvB'. Naast
een nadere uitwerking en nadere regelgeving bij AMvB (in dit geval
twee AMvB's: het concept Besluit Aanbestedingen (BA) en het gewijzigde
Bass) betreft het hier ook een speciaal geval van delegatie namelijk
dat EU regelgeving geïmplementeerd wordt bij AMvB (zie art.17|. De
Raad van State had hiertegen bezwaar en was van mening dat het
materiele aanbestedingsrecht (de hoofdelementen van de
aanbestedingsregels en van de aanbestedingsprocedures) in de
Aanbestedingswet moest worden opgenomen. De Raad verwees daarbij naar
de Aanwijzingen voor de regelgeving nr. 22 en 24 die kortweg inhouden
dat bij de verdeling van elementen van een (implementatie) regeling
over de wet en algemeen verbindende voorschriften van lager niveau de
wet tenminste de `hoofdelementen van de regeling' moet bevatten
waarbij het primaat van de wetgever richtsnoer moet zijn resp. dat in
de wet in ieder geval de voorschriften worden opgenomen die beogen de
burger procedurele waarborgen te bieden tav gebruik van bevoegdheden
door de overheid alsmede alle voorschriften die handelen over
rechtsbescherming. (Op de rechtsbescherming kom ik nog terug). Kortom,
regering, breng de bepalingen die nu in het Bao en Bass zijn opgenomen
over naar de Aanbestedingswet. De regering volgt dit advies niet op en
verwijst op haar beurt naar andere Aanwijzingen voor de regelgeving
die implementatie van EU regelgeving (kort geformuleerd) toestaat vzv
de betreffende EG-regelgeving geen of weinig beleidsvrijheid laat
(aanwijzing 26 lid 2 een 339). Het argument overtuigt niet echt. Op
onderdelen laten de Richtlijnen voldoende ruimte voor het maken van
beleidsinhoudelijke keuze (zie bijv artt. 19, 20 en 21) zoals ook de
minister zelf toegeeft (MvA, p. 3 en 4) .
Een tweede reden voor complexiteit van de wet.
De implementatie van de EG-richtlijnen is niet systematisch gebeurd.
De definities (art 1 t/m 8) zijn niet letterlijk overgenomen uit de
EG-richtlijnen. Dientengevolge kunnen er interpretatieverschillen
ontstaan. Waarom zijn de definities niet gelijk getrokken en wat
gebeurt er als een procedure bij het Europese Hof komt? Bovendien
zijn de definities onsystematisch gerangschikt (bijna om en om
ontleend aan de EG richtlijn 2004/18 resp 2004/17)1 . Het zou
overzichtelijker zijn als de bepalingen m.b.t. het plaatsen van
overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten in één
hoofdstuk waren opgenomen en die voor de speciale sectoren in een
ander hoofdstuk. In de wet staan ook definities die niet uit de
EG-richtlijnen komen (art.7 f en g) en er zijn definities die niet in
de wet staan, maar in het BA (artt. 1 t/m 5). Een zoekplaatje,
kortom.
Soms worden bepalingen uit het EU verdrag in de wet overgenomen bijv.
de algemene EG beginselen van transparantie, non discriminatie,
objectiviteit en proportionaliteit. Daardoor gelden deze beginselen
ook bij opdrachten die buiten de Europese aanbestedingsrichtlijn
vallen (aanbesteding onder de Europese drempels). Soms wordt
EG-jurisprudentie in de wet gecodificeerd (art. 12 lid 3, dat en
uitzondering op de werkingssfeer inhoudt, Teckal criterium), in andere
gevallen moet de aanbestedende dienst de AMvB's raadplegen (art. 12
lid 4 Telaustria). Deze systematiek blinkt ook al niet uit in
helderheid.
De wet bevat dus nauwelijks materiële bepalingen en geeft in zeer
beperkte mate uitvoering aan communautaire en internationale
aanbestedingsregels. Verder bevat de wet geen hoofdstuk over nationale
opdrachten en evenmin over handhaving en rechtsbescherming. Aan dit
laatste tilt mijn fractie zwaar. Ik kom hier nog op terug. Wat er wel
in de wet staat is niet makkelijk te lezen, namelijk een grote
hoeveelheid definities en verwijzingen naar algemene maatregelen van
bestuur die dan soms weer verwijzen naar EG-richtlijnen die inmiddels
gewijzigd zijn. Een voorbeeld: in de AW zoeken we tevergeefs naar
drempelbedragen. Art. 22 van het BA verwijst een aanbestedende dienst
die een overheidsopdracht voor werken wil plaatsen naar art. 7c van
richtlijn 2004/18. Wie daar gaat zoeken vindt een foutief bedrag. Het
BA verwijst namelijk niet naar art. 78 van richtlijn 2004/18 dat
regelt dat drempelbedragen 2 jaarlijks worden bijgesteld. Waar worden
nu de juiste drempelbedragen bepaald? Voor de geïnteresseerde
toehoorder: de nieuwe waarden voor 2008-2009 zijn te vinden in Vo
1422/2007.
De manier waarop Europese regels in het Besluit worden geïmplementeerd
en de wijze waarop de kaderwet wordt uitgewerkt zijn dus veel te
ingewikkeld en gedetailleerd. Aanbestedende diensten zullen voor de
meest simpele procedure kiezen en gaan aanbesteden op de laagste prijs
in plaats van op grond van een goede prijs/kwaliteitsverhouding.
De laagste prijs heeft als voordeel dat het een eenduidig criterium
is. Maar dat voordeel valt in het niet tegenover drie ernstige
nadelen In de eerste plaats is de laagste prijs een `trigger' tot
kartelvorming. In de tweede plaats komen innovaties in leveringen en
diensten (duurzaamheid, toepassing van nieuwe technologieën) die het
onderwerp kunnen zijn van de aanbesteding, niet tot stand. En ten
slotte is de verleiding om te laag aan te besteden om de opdracht te
verkrijgen groot, getuige de gang van zaken in o.a. de thuiszorg waar
sommige instellingen op omvallen staan.
Handhaving en naleving
Aanleiding voor de nieuwe AW is de gebrekkige naleving van de
aanbestedingsrichtlijnen. De gebrekkige naleving blijkt ook uit
nalevingsonderzoeken die elke twee jaar worden gehouden. Kan de
minister ons de uitkomsten van het onderzoek 2008 meedelen? De
minister ziet niets in controle op de naleving zo laat zij onze
fractie, desgevraagd, in de nadere memorie van antwoord weten (p.9).
Regels omtrent naleving ontbreken dan ook. De minister denkt dat
gebrek aan kennis bij aanbestedende diensten de oorzaak van
niet-naleving is. Het uitschrijven van de procedures moet de materie
toegankelijker maken waardoor gebrek aan kennis bij- en slechte
naleving door de aanbestedende diensten moet worden opgeheven. De
VVD-fractie vindt dat de minister op deze manier wel erg veel heil
verwacht van de nieuwe regelgeving. Aanbestedende diensten zullen niet
alleen hun gebrek aan kennis moeten opheffen, maar ook hun werkwijze
moeten aanpassen. Dit betekent voor die organisaties een
cultuurverandering. Dit gaat nooit vanzelf. Een stok achter de deur
wil nog wel eens helpen. Bovendien dienen ook aanbesteders (evenals
ondernemers) gezaghebbend te worden gecontroleerd en gesanctioneerd
als zij regels hebben geschonden, hetgeen nog steeds regelmatig
voorkomt (en niet alleen bij kleine gemeenten). Is de minister het met
mijn fractie eens dat het de verantwoordelijkheid is van de regering
te zorgen voor de naleving van haar eigen regels, temeer daar
aanbestedende diensten overwegend (decentrale) overheden zijn? Mijn
fractie tilt zwaar aan het ontbreken van dergelijke controle.
Voordat ik overga tot het kopje rechtsbescherming, wil ik nog enkele
woorden wijden aan Tenderned, een vehikel via welke aanbestedende
diensten voortaan opdrachten waarop de aanbestedingsrichtlijnen van
toepassing zijn, moeten gaan aankondigen. De minister noemt dit als
voorbeeld van een regel ter waarborging van een goed verloop en van
uniformiteit van de aanbestedingsprocedure (art. 21) , hetgeen de
naleving van de regels zou bevorderen.
Er bestaat reeds een elektronisch platform de zgn
Aanbestedingskalender (Aanbestedingskalender.nl), dat de afgelopen
jaren met geld van VROM is opgezet op basis van een
licentie-overeenkomst waar het de communautaire verplichtingen
betreft. De Aanbestedingskalender is een aankondigingsmodule voor
aanbestedingen door publieke opdrachtgevers waarop reeds 80% van de
aankondigingen (ca 1900 aanbestedende diensten) kosteloos en
vrijwillig wordt geplaatst. Waarom worden eerdere
overheidsinvesteringen weggegooid ten gunste van verplichte
winkelnering bij Tenderned? Kan er alsnog aansluiting gezocht worden
bij dan wel gebruikt gemaakt worden van de Aanbestedingskalender?
Waarom is er eigenlijk verplichte winkelnering bij Tenderned en
bestaan daar geen Europeesrechtelijke bezwaren tegen?
De bestaande Aanbestedingskalender heeft zogenaamde e-sender status,
hetgeen betekent dat het door het Europese Publicatiebureau is
goedgekeurd als module om (Europese) aanbestedingen mee aan te
kondigen. Ook andere buitenlandse modules hebben die status en voldoen
dus. Waarom beperkt het verplichte gebruik van Tenderned zich niet tot
de omschrijving van het formaat waarin de aankondiging moet worden
ingezonden naar het betreffende internetplatform?
Dan de rechtsbescherming van de ondernemers.
Ondernemers hebben, zo zegt de minster in de MvT (p.18), diverse
mogelijkheden om te klagen over de gang van zaken in een
aanbestedingsprocedure (interne klachtrecht bij de aanbestedende
dienst zelf, externe klacht bij de Nationale Ombudsman, klagen bij de
Europese Commissie) en zij kunnen een geschil bij de civiele rechter
aanhangig maken. De klachten procedures zijn geen doelmatige oplossing
in die zin dat de gunning voorbij is als er een uitspraak komt. Klagen
bij de Europese Commissie doet de gemiddelde ondernemer ook niet, dus
blijft de civiele rechter over.
In maart 2006 in de MvT (p. 18) zegt de minister dat er geen
aanwijzing is dat het aantal geschillen op korte termijn een hoge
vlucht zal nemen. Naar verwachting zal art 22 (het artikel dat
arbitrage afschaft) weinig invloed hebben op de belasting van de
rechterlijke macht noch op de geschilkosten van bedrijven. Deze
opvatting van de minister wordt niet door de feiten gestaafd. Uit een
artikel in 2006 in het Tijdschrift Aanbestedingsrecht blijkt dat de
Raad van Arbitrage tot 2003^2 steeds zo'n 30 vonnissen per jaar
produceerde. De Raad en de gewone rechter wezen in 2004 ten minste
(48+22=) 70 en in 2005 (51+49 =) 100 vonnissen (met de kanttekening
dat er zeker aanzienlijk meer vonnissen van de gewone rechter zijn dan
we kunnen terugvinden. Alleen de Rechtbank Den Haag heeft in 2005 al
meer dan 60 vonnissen uitgesproken, grotendeels niet gepubliceerd. Dan
is de enig mogelijke conclusie dat het aantal geschillen recentelijk
(d.i. tussen 2003 en 2006) zeer is gestegen (namelijk ten minste
verdrievoudigd), waarbij men moet beseffen dat steeds meer
overheidsopdrachten worden aanbesteed.
(Bron: R. Bleeker, "De gewone rechter in aanbestedingszaken", in:
Tijdschrift Aanbestedingsrecht, december 2006, jg. 3, aflevering 6,
pp. 287/288)
Het aantal (gepubliceerde) civiele rechtszaken + RvA-zaken ligt nu
rond de 250. Daarnaast zijn er vele niet gepubliceerde arresten. De
schatting (ook binnen de beroepsgroep aanbestedingsrecht en
inkoop+aanbesteding) is dat er ca. 400-500 zaken per jaar zijn.
Valt met deze kwantitatieve analyse niet een van de belangrijkste
argumenten weg om vooralsnog niet een bijzondere rechtsgang voor
aanbestedingsgeschillen te creëren? Bovendien vraagt deze complexe
materie naar de mening van mijn fractie om een gespecialiseerde
rechter, die alles weet van aanbesteding op de verschillende
rechtsgebieden.
Ik ben begonnen met te constateren dat het gevoel van urgentie van de
regering op het gebied van de AW beneden peil is. Ondertussen gaan de
ontwikkelingen door. Zo ook op het gebied van de rechtsbescherming. In
november 2007 zijn nieuwe rechtsbeschermingrichtlijnen vastgesteld die
uiterlijk in december 2009 moeten zijn omgezet. De minister heeft een
apart wetsvoorstel aangekondigd. De vraag van mijn fractie is waarom?
Is de AW niet de aangewezen plek, temeer daar de minister zelf zegt
dat de richtlijn ook zal doorwerken in de in de AMvB's te regelen
materie. Wanneer kunnen we een voorstel tegemoet zien?
Op onderdelen bevat de wet enkele verbeteringen die verder worden
uitgewerkt in het BA
Dat is vandaag geen onderwerp van beraadslaging omdat de
voorhangprocedure pas gaat lopen als de wet is aangenomen. Ik noem
twee verbeteringen in de wet.
Om te voorkomen dat opdrachtgevers disproportionele eisen stellen aan
ondernemers, moeten aanbestedende diensten het beginsel van
proportionaliteit in acht nemen (art. 13 jo 20 AW). Het gaat ihb om
technische eisen, eisen aan geschiktheid en financiele draagkracht van
de ondernemer. De toegang tot overheidsopdrachten wordt hierdoor
verbeterd m.n. voor het MKB en de administratieve lasten worden op dit
punt verlaagd doordat ondernemers minder tijd kwijt zijn met het
bewijzen dat zij aan de geschiktheideisen voldoen.
Er komt tevens een verbod om aan combinaties van bedrijven hogere
eisen te stellen dan aan een individuele ondernemer.
In bepaalde gevallen wordt een aanbestedende dienst verplicht
ondernemers te vragen een integriteitsverklaring aanbestedende werken
(IVA) over te leggen (art.19). Mijn fractie ondersteunt dit omdat de
overheid zich niet kan permitteren zaken te doen met niet-integere
ondernemers. Wel sluiten wij ons aan bij het Nevi die zich afvraagt of
een dergelijke toetsing niet eenvoudig te omzeilen is door een nieuw
bedrijf op te richten? Geldt dit niet des te meer als de oprichting
van een BV in de nabije toekomst nog gemakkelijker wordt wegens het
vervallen van de kapitaalseis?
Ik kom tot een afronding.
Zoals gezegd bevat de wet op onderdelen verbeteringen, maar deze wegen
niet voldoende op tegen de nadelen. Nergens blijkt dat de regering een
visie heeft op de problematiek van het aanbesteden. Daardoor is de
balans zoek met als gevolg dat de regelgeving voor aanbestedende
diensten teveel bureaucratie met zich mee brengt en voor ondernemers
de toegang tot de markt te ingewikkeld is en blijft. Of zoals iemand
het verwoordde: deze wet wordt van superslecht slecht, maar slecht
blijft-ie.
Goede wetgeving over aanbestedingen moet erop neerkomen dat de
belangrijkste materiele bepalingen in de formele wet worden opgenomen,
dat de uitwerking in een Besluit minder ingewikkeld is, dat geen
overbodige nationale kop op de Europese regels wordt gezet en dat de
overheid haar eigen regels handhaaft.
Wij wachten met meer dan gewone belangstelling de antwoorden van de
minister af.
VVD