Ingezonden persbericht
Persbericht
Peter van Welzen benoemd als
Ornstein Hoogleraar Tropische Plantenbiogeografie
Per 1 mei 2008 heeft de Treub-Maatschappij voor Wetenschappelijk Onderzoek in de Tropen Dr. P.C. van Welzen benoemd als Bijzonder Hoogleraar Tropische Plantenbiogeografie bij de Universiteit Leiden en het Nationaal Herbarium Nederland, onderdeel van het Nederlands Centrum voor Biodiversiteit (NCB) i.o.
Plantenbiogeografie is een veelomvattende tak van wetenschap binnen het onderzoek naar de biodiversiteit in het Plantenrijk. De plantenbiogeografie onderzoekt de natuurlijke verspreiding van plantensoorten, de verklaring ervan gebaseerd op het samenspel van evolutie, ecologie, klimaat en bodem en de te verwachten veranderingen door menselijke invloed en klimaatverandering. Deze kennis is van groot belang voor effectieve natuurbescherming en duurzaam gebruik van plantaardige hulpbronnen. Peter van Welzen verdiende zijn sporen met baanbrekend onderzoek naar de fascinerende plantenbiogeografie van Zuidoost Azië (o.a. Indonesië en Thailand). Daarnaast stond hij aan de wieg van de voortgaande, door NWO (De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek) gesteunde, digitale ontsluiting van collectiegegevens van het Nationaal Herbarium; de enige bron over verspreidingen van verreweg de meeste soorten planten. Het Nationaal Herbarium Nederland herbergt één van 's werelds grootste tropische plantencollecties ter wereld en wordt internationaal erkend als expertisecentrum voor de tropische Plantenbiogeografie.
De bijzondere leerstoel Tropische Plantenbiogeografie is ingesteld door de stichting 'Maatschappij voor Wetenschappelijk onderzoek in de Tropen - Treub Maatschappij' en wordt gefinancierd uit een legaat van Drs. M.A.M. Ornstein (geoloog en voormalig vicevoorzitter van de Treub Maatschappij). De Leidse vestiging van het Nationaal Herbarium Nederland is een uitgelezen centrum voor deze unieke leerstoel, omdat het wereldwijd gezien één van de belangrijkste collecties van tropische planten uit Zuidoost Azië bezit. De nieuwe bijzondere hoogleraar, Peter van Welzen, is sinds 1985 werkzaam in het Nationaal Herbarium. Hij deed onderzoek aan de plantenfamilies Sapindaceae (esdoorn-paardekastanje-achtigen zoals Lychee en Rambutan) en Euphorbiaceae (Wolfsmelkachtigen) van de Maleise Archipel en Thailand met als specialisatie de verspreidingspatronen van de soorten. Van Welzen was een van de eersten in Nederland, die historisch biogeografisch onderzoek deed aan tropische plantengroepen. Tevens stond hij aan de wieg van de (nog voortdurende) digitalisering van de miljoenen gedroogde planten, die voor veel soorten de enige bron van kennis vormt van hun verspreiding.
Plantenbiogeografie - achtergrond
De door ons veroorzaakte opwarming van de aarde laat niet alleen soorten verdwijnen, maar verandert ook verspreidingspatronen van planten, zelfs zo erg dat steeds meer invasieve soorten een kans krijgen. Dit gebeurt niet alleen in Nederland, het fenomeen is wereldwijd. Voorafgaand aan het voorspellen (modelleren) van die toekomstige verspreidingen moeten er eerst een aantal stappen gezet worden.
· Het natuurlijke voorkomen van de planten wordt in kaart gebracht, gewoonlijk aan de hand van herbarium etiketten, maar ook op basis van waarnemingen en inventarisaties. Dit geeft meestal een incompleet verspreidingsgebied. Modelleren van de verspreiding, door abiotische factoren zoals temperatuur, neerslag, bodemtype, etc. te correleren met die van de bekende vindplaatsen, geeft dan aan waar de soort kan voorkomen. Dit wordt ook wel de 'ecologische envelop' van een soort genoemd. Hierbij moet ook de historie van een soort in de gaten gehouden worden, want soorten komen niet in elk geschikt gebied voor, maar meestal alleen in gebieden die aansluiten bij de verspreiding van hun voorouders (lange afstandsdispersie, al dan niet door de mens veroorzaakt, gooit hier wel eens roet in het eten).
· Een volgende stap is het vergelijken van de ecologische envelop van een soort met die van zijn verwante soorten via evolutionaire stambomen. Als blijkt dat de soorten conservatief zijn, dus niet makkelijk hun ecologische envelop veranderen of aanpassen, dan kan de envelop van een soort vergeleken worden met toekomstige klimaatmodellen en zo een beeld geven van hoe de verspreiding in de toekomst gaat worden.
Nog uitdagender is dit niet alleen voor een enkele soort te doen, maar voor hele vegetatietypen, vooral als die bedreigd worden. De grootste bedreiging van planten (en dieren) vindt vooral plaats in de vochtige tropen, door veranderend landgebruik, houtkap, bosbranden en uiteraard door het warmere (drogere en meer extreme) klimaat. Kennis en begrip van de (toekomstige) natuurlijke verspreidingspatronen zijn hier onmisbaar voor effectieve bescherming van de nog resterende biodiversiteit in de vaak al schaarse bosfragmenten.