College matigt boete wegens overschrijding redelijke termijn
Den Haag, 9 juli 2008 - Het College van Beroep voor het bedrijfsleven
heeft op 3 juli 2008 uitspraak gedaan op het hoger beroep van
diergeneesmiddelengroothandelaars AUV en Aesculaap en de Nederlandse
Mededingingsautoriteit (NMa), tegen uitspraken van de rechtbank
Rotterdam van 22 mei 2006.
NMa had in 2002 aan beide groothandelaars onder meer een boete
opgelegd wegens overtreding van artikel 6 van de Mededingingswet (Mw).
Volgens NMa voerden AUV en Aesculaap een leveringsweigeringsbeleid ter
handhaving van naar hun aard mededingingsbeperkende regelingen tussen
dierenartsen.
AUV en Aesculaap hebben overtreding van artikel 6 Mw en het opleggen
van de boete door NMa bestreden bij de rechtbank. Die verklaarde de
beroepen gegrond doch uitsluitend voor wat betreft de hoogte van de
opgelegde boete. De rechtbank was van oordeel dat de redelijke termijn
voor de berechting van een zaak, bedoeld in artikel 6 van het Europees
Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en Fundamentele
Vrijheden (EVRM), in het onderhavige geval ruimschoots was
overschreden, en verminderde de opgelegde boetes met respectievelijk
17,5 en 20 % (LJN: AX8425 en AX8428).
In hoger beroep oordeelt het College, na een uitvoerige analyse van
aspecten die de duur van een mededingingsprocedure beïnvloeden, dat de
rechtbank terecht heeft overwogen dat AUV en Aesculaap artikel 6 Mw
hebben overtreden. Het College acht de door de rechtbank toegepaste
vermindering van de opgelegde boetes passend en geboden. De
beroepsgronden van AUV, Aesculaap en NMa worden verworpen.
Ambtshalve oordeelt het College dat de redelijke termijn in hoger
beroep ten aanzien van AUV is overschreden, zij het slechts met enkele
dagen. Dit moet naar het oordeel van het College leiden tot een
verdere vermindering van de boete voor AUV van 17,5% tot 20%.
LJ Nummers
BD6629
BD6635
Bron: College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum actualiteit: 9 juli 2008 Naar boven
Gerechtelijke organisatie