Ministerie van Economische Zaken


Beantwoording vragen d.d. 9 april 2008 (TK29 684 nr. 67)


04-07-2008 | kamerstuk | onderwerp: Energie | PDF document, 35 Kb


Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen naar aanleiding van de
Vaste Kamercommissie voor Economische Zaken d.d. 9 april 2008 (TK29
684 nr. 67).


Aan

De Voorzitter van de Tweede Kamer der

Staten-Generaal

Binnenhof 4

2513 AA 's-GRAVENHAGE


Datum Uw kenmerk Ons kenmerk Bijlage(n)

4 juli 2008 ET/EM / 8067594


Onderwerp

Beantwoording vragen d.d. 9 april 2008 (TK29 684 nr. 67)


Bezoekadres Doorkiesnummer Telefax

Bezuidenhoutsweg 30 070 379 7077 070 379 7841


Behandeld door

Pieter Jongerius


Hoofdkantoor

Bezuidenhoutseweg 30

Postbus 20101

2500 EC 's-Gravenhage

Telefoon (070) 379 89 11

Telefax (070) 347 40 81

Email ezpost@minez.nl

Website www.minez.nl Verzoeke bij beantwoording van deze brief ons kenmerk te vermelden


Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen naar aanleiding van de Vaste
Kamercommissie voor Economische Zaken d.d. 9 april 2008 (TK29 684 nr. 67).
Het betreft hier vragen en opmerkingen van de fracties CDA/PvdA en SP naar aanleiding
van de brief van de ministers van Economische Zaken en Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit aan de Tweede Kamer over het advies van de Auditcommissie van
december 2007:


I. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
1

Het monitoringprogramma is nog niet zodanig uitgewerkt dat eenduidig is wanneer
natuurwaarden worden aangetast als gevolg van gaswinning. Duidelijk is dat zulks alleen
mogelijk is op basis van langjarige trends. Waaraan moet dan concreet worden gedacht?
Wat is een langjarige trend?


Antwoord

Een langjarige trend is minimaal 3 tot 5 jaar.


2

De Auditcommissie heeft een aantal rapporten ontvangen over monitoring van kwelders,
waarvan alleen de meting van de Peazumerlannen als voldoende wordt beschouwd. Over
de overige habitats heeft de Auditcommissie geen nulmeting ontvangen. Waarom is deze
informatie alleen beschikbaar voor de Peazumerlannen?
2


Antwoord

De ecologische nul situatie is beschreven in het in 2006 ingediende milieueffectrapport
(MER) op basis van gegevens van voorgaande jaren/decennia. De gaswinning is gestart
begin 2007. Begin 2007 zijn aanvullende 0-metingen uitgevoerd. In de loop van 2007 en
begin 2008 zijn deze rapporten afgerond en gerapporteerd aan het bevoegd gezag.
De uitwerking van de historische data, die omgezet moesten worden van de gehele
Waddenzee naar kombergingsgebieden, heeft wat langer geduurd dan aanvankelijk was
voorzien. Inmiddels zijn alle rapporten m.b.t. de nulsituatie beschikbaar en ingediend bij
de Auditcommissie.

3


Hoewel de Auditcommissie zich richt op de gevolgen van gaswinning voor de
Waddenzee, zijn de leden van de CDA-fractie benieuwd of er mogelijk ook invloed kan
zijn op het Wad en/of de kwelders door de zoutwinning in Noord(west) Fryslân. Wordt
hier door de Auditcommissie ook naar gekeken en zo ja, wat is het oordeel?
Bent u bekend met het standpunt van de provincie Fryslân, neergelegd in het
Koersdocument van de huidige coalitiepartijen CDA, PvdA en Christen Unie in Fryslân,
dat nader onderzoek gedaan moet worden naar de haalbaarheid van zoutwinning onder de
Waddenzee? Hoe oordeelt u over mogelijke zoutwinning onder de Waddenzee en wat
kunnen de mogelijke gevolgen zijn van deze activiteit? Acht u zoutwinning onder de
Waddenzee wenselijk?


Antwoord

Door de Auditcommissie wordt niet naar zoutwinning gekeken.
Het standpunt van de provincie Fryslân t.a.v. zoutwinning is mij bekend.
Er zal pas een beslissing worden genomen over de nu voorliggende aanvragen voor
zoutwinning nadat de effecten ervan op de Waddenzee middels een
milieueffectrapportage zijn onderzocht. Ik acht zoutwinning toegestaan indien uit de
milieueffectrapportage blijkt dat er wetenschappelijk gezien redelijkerwijs geen twijfel
meer bestaat dat er geen schadelijke gevolgen zijn voor de natuur- en landschapswaarden
van de Waddenzee. Overigens bestaan er geen plannen voor zoutwinning die
bodemdaling in de kombergingsgebieden Pinkegat of Zoutkamperlaag zouden kunnen
veroorzaken, m.a.w. er is geen relatie met plannen voor zoutwinning in Noord(west)
Fryslân met de onderhavige gaswinningen.


II. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA
4

U neemt de conclusie over van de Auditcommissie dat het meetplan en de nulmeting van
voldoende wetenschappelijke kwaliteit zijn om te kunnen vaststellen of de bodemdaling
3

de grenswaarde al dan niet overschrijdt. De Auditcommissie stelt echter in haar
conclusies dat de Waddenzee alles behalve statisch is en dat daarom een nulmeting plaats
moet vinden op basis van resultaten van meerdere jaren. De leden van de PvdA-fractie
stellen u hierover de volgende vragen. Kunt u aangeven of die gegevens voor handen
zijn?


Antwoord

Ja, die gegevens zijn inmiddels voorhanden en vastgelegd in 0-situatie rapporten ecologie
en bodemhoogten.

In het monitoringprogramma gaat het voornamelijk om het volgen van de biotische
parameters en geomorfologie. Hier speelt de natuurlijke dynamiek een grote rol.
Afwijkingen kunnen alleen worden vastgesteld door trendmatige ontwikkelingen te
bekijken én deze te vergelijkingen met referentiegebieden. Van de parameters die op
grond van het goedgekeurde monitoringplan moeten worden gemonitord zijn voor de
gehele Waddenzee de langjarige gegevens beschikbaar. Voor het monitoren van de
nieuwe gaswinning zijn vooral komberginggerelateerde gegevens van belang en die zijn
voor wat de biologische parameters betreft niet direct voorhanden. Deze gegevens moeten
uit de Waddenzeewijde databestanden worden gehaald. Het omzetten van de gegevens is
inmiddels gebeurd maar vergde enige tijd.


5

Wat is het effect van het feit dat de nulmeting van de morfologie is uitgevoerd bij een
extreem lage waterstand?


Antwoord

Het maken van luchtfoto's bij extreme laagwaterstanden heeft geen nadelig effect. Deze
foto's zijn ook bruikbaar voor de bepaling van de nul situatie.
Omdat extreme laagwaterstanden echter weinig voorkomen en er alleen onder specifieke
omstandigheden foto's kunnen worden gemaakt is er gekozen om in het vervolg (2x per
jaar) de luchtfoto's te maken bij dezelfde (vaker voorkomende) normale
laagwaterstanden.


6

Kan de morfologie op min of meer permanente basis worden gemonitord, zoals ook de
Auditcommissie zich afvraagt?


Antwoord

Ten aanzien van het meten van bodemhoogten vinden continue metingen plaats door
middel van een GPS methode (hierover wordt door de NAM maandelijks aan het
Staatstoezicht voor de Mijnen (SodM) gerapporteerd). Voor continue monitoring van
biotische parameters dan wel geomorfologie, zijn momenteel geen geschikte methoden
4

voorhanden. Op grond van de verleende Natuurbeschermingswetvergunningen voor de
gaswinning dienen luchtfoto's van het gehele waddengebied te worden gemaakt, dienen 2
tot 3 keer per jaar sedimentatiemetingen te worden uitgevoerd en worden lodinggegevens
gebruikt van Rijkswaterstaat. Gezien het uiterst trage verloop van bodemdaling wordt
deze frequentie als voldoende beschouwd voor het beoogde doel.


7

Als de nulmeting op basis van verschillende jaren gedaan moet worden vanwege de
dynamiek van de Waddenzee, hoe kan dan per jaar worden vastgesteld of de bodemdaling
binnen de grenswaarden blijft?


Antwoord

Op basis van het jaarlijks doorlopen van de meet- en regelcyclus wordt bepaald of de
bodemdalingsnelheid voor de betreffende kombergingsgebieden binnen de hiervoor
vastgestelde veilige natuurgrenzen blijft.

Voor biotische parameters gelden geen strikte grenswaarden. In relatie tot de biotische
parameters wordt de gaswinning eventueel bijgestuurd op basis van waargenomen
afwijkingen in trends en referentiegebieden. Aan de hand van de monitoringresultaten die
jaarlijks beschikbaar komen, kunnen door ter zake kundige bureaus ontwikkelingen
worden ingeschat en kan worden geanticipeerd op een (dreigende) overschrijding van
trends in betreffende referentiegebieden en gebieden die beïnvloed kunnen worden door
gaswinning. Bovendien worden de resultaten bekeken in het licht van de kennis die er is
over de dynamiek van het systeem waardoor de mate van verandering kan worden
vergeleken met de natuurlijke variatie.


8

Volgens de conclusies van de Auditcommissie is het monitoringprogramma nog niet
zodanig uitgewerkt dat eenduidig is vast te stellen dat natuurwaarden worden aangetast.
Het in stand houden van de natuurwaarden is enerzijds één van de twee voorwaarden
waaraan moet worden voldaan om gasboringen toe te staan en anderzijds blijken deze
natuurwaarden lastig te monitoren. Op welke manier gaat u ervoor zorgen dat er wel
duidelijke afrekenbare doelstellingen komen voor de natuurwaarden?


Antwoord

De afrekenbare doelstellingen voor wat betreft natuurwaarden zijn middels
vergunningvoorschriften in de Natuurbeschermingswetvergunningen geregeld. Daarin is
onder meer aangegeven dat er geen meetbare nadelige effecten ten aanzien van
voedselvoorziening en broedsucces in de Natura 2000-gebieden als gevolg van
gaswinning mogen ontstaan. Vanwege de dynamiek van de Waddenzee zal echter, zelfs
met het meest uitgebreide monitoringprogramma, geen volledige zekerheid kunnen
worden verkregen over de precieze oorzaken van relatief kleine veranderingen en een
oorzakelijk verband met de gaswinning onder de Waddenzee. Alleen op basis van
5

langjarige trends en referentiegebieden vergelijking kan worden bepaald of
natuurwaarden veranderen. Daarom is er voor de gaswinning een hand aan de kraan
principe voorgeschreven dat als volgt werkt:

1) dreigt er (op basis van het jaarlijks doorlopen van de meet- en regelcyclus een
overschrijding van de wetenschappelijk bepaalde veilige natuurgrens dan wel de
toegestane bodemdalingsnelheid voor gaswinning in de nabije toekomst?
Zo nee, dan is geen effect op biologische natuurwaarden te verwachten;
Zo ja, dan aanpassing van het vigerende Winningplan zodanig dat de natuurgrens
niet wordt overschreden (Hand aan de Kraan te bepalen door de minister van EZ in
overleg met de minister van LNV).

2) Is er ten aanzien van biologische natuurwaarden in gebieden met bodemdaling
sprake van een afwijkende ontwikkeling t.o.v. de trendmatige ontwikkeling of van
referentiegebieden?


Zo ja, dan wordt de ontwikkeling wetenschappelijk nader onderzocht op een
mogelijke relatie met bodemdaling door gaswinning en wordt vervolgens aan de
hand van de resultaten van het onderzoek de winning wel of niet aangepast (door de
minister van LNV in overleg met de minister van EZ).

Uitgangspunt is dat als de bodemdaling binnen de gestelde natuurgrenzen blijft er geen
aantasting van natuurwaarden zal plaatsvinden. Mocht echter uit de jaarlijkse
monitoringgegevens of anderszins blijken dat er sprake is van aantasting van
natuurwaarden, dan zal uit de gegevens uit de referentiegebieden blijken of de aantasting
daar ook heeft plaatsgevonden en kan vervolgens, afhankelijk van de bevindingen,
worden uitgesloten of de aantasting het gevolg is van bodemdaling door gaswinning.
9

In deze monitoring is gelet op de wetenschappelijke verwachting dat er geen schadelijke
effecten zullen zijn, gekozen voor het volgen van de natuurwaarden en het signaleren van
eventuele afwijkende ontwikkelingen in natuurwaarden in gebieden met bodemdaling
door gaswinning. Daarbij wordt gebruik gemaakt van langjarige gegevens om trends te
kunnen formuleren en van referenties om gebiedsvergelijkingen te kunnen maken
Is, gezien deze conclusie van de Auditcommissie dat gegevens ontbreken over de
gevolgen voor natuurwaarden, wetenschappelijk uit te sluiten dat significante effecten op
zullen treden op de natuurwaarden van het Natura 2000-gebied de Waddenzee?


Antwoord

Op basis van jaarlijkse waarnemingen en wetenschappelijk onderzoek naar de effecten
van bodemdaling op de ecologie van de Waddenzee is redelijkerwijs uitgesloten dat er
nadelige effecten optreden indien de bodemdalingsnelheid door gaswinning binnen de
toegestane gebruiksruimte blijft.

6

De vergunningvoorschriften in de Natuurbeschermingswetvergunningen, waarin onder
meer het hand aan de kraan principe is vastgelegd, is een voldoende waarborg om
wetenschappelijk uit te sluiten dat de natuurlijke kenmerken van het Natura-2000 gebied
Waddenzee zal worden aangetast.

10

Volgens de Auditcommissie is het alleen mogelijk om op basis van langjarige trends te
bepalen of natuurwaarden worden aangetast. Hoe gaat u op basis van de jaarlijkse
informatie bepalen of de natuurwaarden worden aangetast door gaswinning? En hoe
bepaalt u dan of deze aantasting zo ver strekt dat het principe van de hand aan de kraan
moet worden toegepast, of stoppen met de gasboringen de enige mogelijkheid is?


Antwoord

Mede gezien de natuurlijke dynamiek in de Waddenzee kan alleen op basis van langjarige
trends en referentiegebieden - vergelijking worden bepaald of natuurwaarden veranderen.
Daarom is er voor de gaswinning een hand aan de kraan principe voorgeschreven dat
werkt zoals hiervoor omschreven.

Het hand aan de kraan principe is er op gericht om aantasting te voorkomen. Indien er
echter onverhoopt sprake zou zijn van aantasting dan wordt bezien in hoeverre de
aantasting verder kan worden voorkomen door het stellen van aanvullende voorwaarden
in de vergunningen of andere mitigerende maatregelen, waardoor de aantasting niet meer
optreedt. Is het evenwel niet mogelijk door middel van aanvullende voorwaarden de
aantasting verder te voorkomen, dan zal zo mogelijk het aanpassen van de gasproductie
en in het uiterste geval stoppen, de enige mogelijkheid zijn.
11

In de omgeving van de Waddenzee wordt reeds zout gewonnen. Er bestaan plannen van
de provincie Fryslân om ook zoutwinning direct onder de Waddenzee toe te gaan staan.
Hoe wordt omgegaan in geval van plotselinge bodemdaling met gaswinning, zoutwinning
en een combinatie van beide (cumulatie)? Gesteld wordt dat een causaal verband met de
gaswinning niet behoeft te worden aangetoond om wel de hand aan de kraan te slaan.
Betekent dit dat als de bodem daalt als gevolg van zoutwinning, de gaswinning
getemperd wordt? Bij de zoutwinning kennen we op land grote schoksgewijze
bodemdalingen. Is uit te sluiten dat deze op de Waddenzee zullen voorkomen? Wat zou
een schoksgewijze daling voor effect kunnen hebben op de natuurwaarden? Hoe groot
acht u de kans dat schoksgewijze dalingen voor zullen komen?
Verder stelt u dat in de loop van 2008 duidelijkheid ontstaat over de wijze van invulling
van onder punt 2 bedoelde adviezen. Het gaat daarbij onder andere om als mogelijk
alternatief voor het kiezen van gidssoorten, te gaan rekenen met plaatareaal en
droogvaltijd. Dit omdat de bruikbaarheid van de voorgestelde monitoring van
bodemdieren en vogels via gidssoorten wordt betwijfeld. Kunt u onderbouwen waarom
7

de keuze van deze gidssoorten zo moeilijk is en waarom de berekening van plaatareaal en
droogvaltijd een beter indicatie geeft met betrekking tot de natuurwaarden van het
Waddengebied?


Antwoord

Zoals hiervoor aangegeven vinden gas- en zoutwinning niet onder een zelfde
kombergingsgebied plaats. Derhalve is een keuze tussen tempering van zoutwinning of
gaswinning hier niet aan de orde.

Een plotselinge bodemdaling door gaswinning en/of zoutwinning wordt niet verwacht.
Wel kan in bepaalde gesteentesoorten, zoals de zachtere kalksteen, door gaswinning
versnelde compactie optreden. Voor zover dat in het kombergingsgebied Vlie van
toepassing is zullen die reservoireigenschappen met de beschikbare middelen en in de
beschikbare tijd in het kader van het winningsplan zo goed mogelijk worden onderzocht.
In de beginfase van de zoutwinning op zeer grote diepte, bij de winningvergunning
Barradeel, is de snelheid van bodemdaling onderschat. Inmiddels is het
bodemdalingmodel gekalibreerd op een uitgebreide data set van een aantal cavernes.
Mocht zout- en/of gaswinning in het kombergingsgebied Vlie gerealiseerd worden, dan
zal cumulatie van de bodemdaling van de dalingskommen in detail worden gerapporteerd.
Ook wordt de cumulatie van zout- en gaswinning in kaart gebracht.
Het staat vast dat bij de winning van zout op grote diepte, geen schoksgewijze
bodemdalingen optreden. De winning vindt daarvoor te diep plaats en het is niet mogelijk
dat daardoor bijv. 'sinkholes' (instortingskraters) aan het oppervlak ontstaan. Er zullen
daardoor geen negatieve effecten op de natuurwaarden kunnen ontstaan.
Tot dusverre worden alle relevante vogelsoorten meegenomen. De inzetbaarheid van
gidssoorten bij de monitoring wordt nader onderzocht in 2008 door NAM en deskundige
bureaus.

Plaatareaal en droogvaltijd geven mogelijk een betere indicatie omdat, indien deze geen
afwijking laten zien ten opzichte van de referentiegebieden, effecten op benthos en
daarmee vogels niet kunnen worden toegeschreven aan gaswinning.


III. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
12

De leden van de SP-fractie vinden het belangrijk dat de effecten van de gaswinning onder
de Waddenzee kritisch en onafhankelijk worden gemonitord. Een onafhankelijke
Auditcommissie is echter een second-best oplossing. In dat geval blijft namelijk de slager
(gaswinner) zijn eigen vlees keuren. Daarom zou een onafhankelijke monitoring de
voorkeur verdienen.

8

De leden van de SP-fractie signaleren met de ministers dat de Auditcommissie op
hoofdlijnen positief is over de opzet van de monitoring en nulmeting door de NAM. Wel
zien zij in het advies van de Auditcommissie nog tal van kritische noten en
aanbevelingen, waarvan zij vinden dat deze ook daadwerkelijk door de NAM ter harte
moeten worden genomen.

De leden van de SP-fractie hebben hier graag inzicht in en zijn dan ook een beetje
teleurgesteld over de wijze waarop de ministers hierover in hun brief rapporteren. Deze
leden kunnen namelijk onmogelijk een oordeel geven over de kwalificatie «het grootste
deel». Zij willen graag weten welke adviezen daadwerkelijk door de NAM zijn
overgenomen, welke in de toekomst worden overgenomen en welke niet worden
overgenomen met de bijbehorende reden. Kunnen de ministers hier een nadere toelichting
op geven?


Antwoord

De onafhankelijke auditcommissie is ingevuld middels een vertegenwoordiging van de
landelijke Commissie voor de Milieueffectrapportage. Hiermee is de onafhankelijkheid
gewaarborgd.

De volgende adviezen zijn door de NAM overgenomen dan wel worden in de komende
periode uitgevoerd.

Inmiddels zijn de bodemdier-, broedvogel- en wad/watervogelgegevens, alsmede de
sedimentatie- en erosiegegevens, naar kombergingsgebied, door de NAM aangevuld.
Er zullen dit jaar door de NAM twee luchtfoto's worden gemaakt, teneinde het
plaatareaal in het winningsgebieden en in de referentiegebieden vast te kunnen stellen.
In de loop van 2008 zal duidelijk worden op welke wijze invulling in de praktijk mogelijk
is van de navolgende zaken:

- Het toepassen van een geostatistische methode voor het verkrijgen van een
grotere nauwkeurigheid van de dalingssnelheid;

- Het koppelen van geodetische metingen met sedimentatiemetingen
(lodingen), het analyseren van historische data sedimentatiemetingen
(lodingen);

- Het kiezen van gidssoorten omdat de bruikbaarheid van de voorgestelde
monitoring van bodemdieren en vogels wordt betwijfeld. Als alternatief kan
plaatareaal en droogvaltijd worden berekend.

Van deze onderdelen is nog niet duidelijk of deze in de naaste toekomst zullen worden
overgenomen.

9

- Het meten en monitoren van de hoogteligging binnen de kom ofwel het diepste deel
van de bodemdalingschotel, acht ik, onder verwijzing naar het RIKZ-rapport1 uit
2004, niet zinvol. Dit dient te gebeuren op schaal van een geheel kombergingsgebied.
- Ten aanzien van het monitoren van de omvang van de fonteinkruidvegetatie in het
Lauwersmeer en de uitbreiding van het aantal te monitoren parameters voor het
bepalen van (mogelijke) cumulatieve effecten, ben ik van mening dat er grenzen zijn
aan wat redelijkerwijs aan informatie noodzakelijk geacht kan worden om te kunnen
komen tot het oordeel dat verandering van het ecosysteem in de Waddenzee
toegeschreven zou kunnen worden aan gaswinning. Daarbij dient de inspanning van
de monitoring in redelijke verhouding te staan tot het te verwachten effect en de kans
op het verkrijgen van een bevredigend antwoord.

Buiten de hiervoor besproken adviezen zijn alle door de Auditcommissie genoemde
adviezen overgenomen.


(w.g.) Maria J.A. van der Hoeven


1 RIKZ-rapport "Bodemdalingstudie Waddenzee 2004", pagina 20: "Het is dan ook niet zinvol de
bodemdaling op lokale schaal te vergelijken met natuurlijke erosie/sedimentatie. Dit dient te gebeuren op de
schaal van een geheel kombergingsgebied."