Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Onderwijs
met ambitie
Samen werken aan
kwaliteit in het
Voortgezet Onderwijs

Kwaliteitsagenda Voortgezet Onderwijs 2008-2011

Inhoud
Voorwoord 5 Samenvatting 7 Inleiding 9
1. Tien uitgangspunten voor de Kwaliteitsagenda VO: wat is kwaliteit? 13
2. Beleidsprioriteiten 15
1. Rekenen en Taal 16
2. Uitblinken 18
3. Burgerschap 23
4. Professionele ruimte 27
5. Examens 31
6. Verbetercultuur 33
3. Basisvoorwaarden 37
1. Menselijke maat 37
2. Scholen als professionele onderwijsorganisatie en gemeenschap 40
3. Onderwijstijd 43
4. Bekostiging 44 . Activiteiten 49 Bijlage 1: Bronnen 57 Bijlage 2: Gesprekspartners 61

Voorwoord
"Het onderwijs is niet het vullen van een vat maar het doen ontbranden van een vuur" (Yeats, vrij naar Plutarchus).
Aan die uitspraak moest ik denken toen ik op bezoek was op het Coornhert Lyceum in Haarlem, een VO-school met zo'n 1600 leerlingen van vmbo tot gymnasium. In gesprekken met leerlingen, leraren, ouders en bestuurders was dát me het meest bijgebleven van dat bezoek: de passie van deze school om talent te herkennen en te stimuleren; het plezier van leerlingen op deze school omdat ze die gedrevenheid bij hun leraren herkennen; en de vanzelfsprekende betrokkenheid van ouders daarbij. Zoals één van de leraren tegen me zei: `het is gewoon leuk om alles uit een kind te halen.' Het Coornhert staat daarmee niet op zichzelf. Ik zie die gedrevenheid bij veel meer VO-scholen in ons land.
Voor u ligt een Kwaliteitsagenda VO met zes stevige ambities, een set basisvoorwaarden die we gaan verstevigen en een tiental uitgangspunten. Samen stellen ze de voorwaarden voor zichtbaar beter, voortgezet onderwijs.
De kracht van ons Nederlands onderwijs is geworteld in het principe van vrijheid van onderwijs waar door een grote mate van pluriformiteit, autonomie en ruimte bij individuele scholen optimaal gebruik kan worden gemaakt van aan hen ter beschikking gestelde middelen en mogelijkheden.
Laten we de uitdaging aanpakken. Want ons onderwijs is nooit af, zeker niet in deze tijd. We leven in een multiculturele samenleving, waarin kennis vanuit economisch oogpunt doorslaggevend is. Bovendien moet elk kind ongeacht zijn afkomst optimaal mee kunnen doen. Er wordt kortom veel van het onderwijs verwacht. Daarom verstevigen we de positie van leraren in het hele onderwijssysteem, bestrijden we schooluitval intensief, geven we een hoofdrol aan taal en rekenen en maken we kwaliteitsagenda's voor alle sectoren, dus ook voor het voortgezet onderwijs. Maar uiteindelijk is dit allemaal bedoeld om `het ontsteken van het vuur' de ruimte te geven. Onderwijs is mensenwerk, en dat geldt ook voor onderwijsbeleid. We weten uit het verleden dat plannen voor de toekomst, hoe goedbedoeld ook, weinig kans van slagen hebben als ze worden bedacht en ingevoerd, zonder degenen om wie het draait erbij te betrekken. Deze

Onderwijs met ambitie

Kwaliteitsagenda VO is dan ook besproken met ouders, leerlingen, leraren en schoolleiders van VO-scholen en met betrokkenen rondom het voortgezet onderwijs in heel Nederland. Er zijn plezierige gesprekken gevoerd, soms op het scherp van de snede. Er zijn zorgen geuit en knelpunten genoemd. En er zijn successen gedeeld. Altijd in alle openheid met respect voor elkaars standpunt en positie. Samen met mijn ambtenaren heb ik er (soms letterlijk) het land voor doorkruist.
De uitkomsten van die gesprekken vindt u terug in deze laatste versie van de Kwaliteitsagenda. We hebben onderdelen aangepast en genuanceerd. De leraren zijn in positie gebracht en er is meer aandacht gekomen voor de menselijke maat. Daarom durf ik te stellen dat dit een agenda is waarin leerlingen, ouders, leraren, schoolleiders, overheid, onderwijsorganisaties en besturen van álle VO-scholen in het land zich herkennen. Ik hoop van harte dat het ons allen zal inspireren om bij te dragen aan een zichtbaar beter voortgezet onderwijs!
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit)

Samenvatting
Elke jongere heeft talenten en mogelijkheden. Deze talenten moeten zo goed mogelijk worden ontplooid. Daarom moeten ons voortgezet onderwijs en de leeropbrengsten die daar worden gerealiseerd van hoge kwaliteit zijn. Dit is gebleken uit de vele gesprekken die ik met alle betrokkenen bij het voortgezet onderwijs heb gevoerd over de Kwaliteitsagenda VO. Goed voortgezet onderwijs is in het belang van leerlingen en van de samenleving. Niet alleen moet de basiskwaliteit op orde zijn, het onderwijs moet ook ambitie uitstralen. We moeten af van de zesjescultuur. Nederland heeft immers grote ambities. We streven naar maximale kwalificatiewinst en ontplooiing van alle talenten van jongeren. We streven ernaar dat Nederland als kennissamenleving in de absolute top van Europa en van de wereld functioneert. We streven naar grotere participatie van alle Nederlanders aan onze maatschappij. We willen dat jongeren succes en plezier hebben op school, dat ze er leren wat ze in de samenleving nodig hebben en dat het voortgezet onderwijs een aantrekkelijke werkomgeving is voor leraren. We streven naar voortgezet onderwijs waarin de samenleving volop haar vertrouwen stelt. Voortgezet onderwijs ook dat volop staat in en samenwerkt met partijen uit die samenleving, zoals bedrijven, ouders, jeugdzorg, sport en cultuur om maximaal uit onze jongeren te halen wat er in zit. De verwachtingen van de samenleving ten aanzien van ons voortgezet onderwijs zijn ­ terecht ­ hoog gespannen. Het voortgezet onderwijs staat dan ook voor een stevige opdracht: duurzame kwaliteitsverbetering, het nog meer benutten van alle talenten van leerlingen en leraren en herstel van het vertrouwen in het Nederlandse voortgezet onderwijs. Ook in een multiculturele en complexe samenleving wordt een stevig beroep op onze scholen gedaan, zodat élk kind de kans heeft zijn of haar talenten zo goed mogelijk te ontwikkelen. Dat vraagt om scholen waar leraren en schoolleiders in staat worden gesteld om deze opdracht uit te voeren en waar leerlingen, ouders en anderen betrokken worden én zijn bij het onderwijs. Onderwijs is mensenwerk en een school is een gemeenschap met een gezamenlijk doel: jongeren zo goed mogelijk voorbereiden op hun toekomst. De overheid en alle betrokkenen bij het voortgezet onderwijs hebben gedeelde ambities en staan samen voor hogere prestaties. Dit heeft in 2007 geresulteerd in de novemberversie van de Kwaliteitsagenda VO, die ik eind november 2007 samen met de VO-Raad presenteerde. Na de presentatie van de Kwaliteitsagenda VO is er uitvoerig gediscussieerd over de ambities en maatregelen die daarin werden voorgesteld. Ik heb veel scholen bezocht en inspirerende gesprekken gevoerd over de Kwaliteitsagenda VO met leerlingen, ouders, leraren, schoolleiders, bestuurders en anderen. De gespreksronde heeft geleid tot aanscherping, nuancering, aanvulling en actualisering, uitmondend in deze Kwaliteitsagenda VO.

Onderwijs met ambitie

Tien uitgangspunten vormen het bezielend verband van de Kwaliteitsagenda VO. Deze zijn gekomen uit de vele gesprekken met leraren, leerlingen, ouders, schoolleiders, bestuurders en alle andere betrokkenen rond het onderwijs. Het zijn sleutelbegrippen voor goed voortgezet onderwijs: ambitie, betrokkenheid, duurzame basis, focus, leer- en werkplezier, ruimte krijgen en aangrijpen, samenwerken, talenten centraal, vertrouwen, waardering. Het zijn principes waarop sector en overheid elkaar zouden moeten willen en kunnen aanspreken. Om te komen tot zichtbaar beter voortgezet onderwijs is een zestal beleidsprioriteiten geformuleerd. De komende periode willen we ons primair op de volgende zes beleidsprioriteiten richten:

1. Rekenen en Taal.
Basiskwaliteit op orde: aantoonbare verbetering taal- en rekenprestaties
2. Uitblinken.
Uitblinken op alle niveaus en een passende kwalificatie voor alle leerlingen
3. Burgerschap.
Burgerschapsvorming voor alle leerlingen onder andere door maatschappelijke stages . Professionele ruimte.
Ruimte voor de leraar
. Examens.
Goede en betrouwbare examens
. Verbetercultuur.
(Zeer) zwakke scholen weer goed, goede scholen nog beter. Voor elk van de zes beleidsprioriteiten zijn concrete acties benoemd. Deze zijn samengevat in het activiteitenoverzicht in paragraaf 4. Om de beleidsdoelstellingen te realiseren moet aan een aantal rand- of basisvoorwaarden worden voldaan. Het gaat om basisvoorwaarden met betrekking tot menselijke maat, de school als professionele organisatie en gemeenschap, onderwijstijd en bekostiging. In aanvulling op de normale loon- en prijsbijstelling zal in de periode 2008 ­ 2011 ten opzichte van het niveau van 2007 sprake zijn van flinke investeringen.
10

Inleiding
Trots op ons voortgezet onderwijs, maar verbetering mogelijk en nodig Het voortgezet onderwijs is een beslissende schakel in de leerloopbaan van jongeren. Goed voorgezet onderwijs is dan ook van het grootste belang. Het huidige Nederlandse voortgezet onderwijs is gemiddeld genomen van goede kwaliteit en we mogen trots zijn op wat er gedaan en bereikt wordt. Er is echter zeker verbetering mogelijk ­ en nodig. Het recente Onderwijsverslag 2006-2007 van de Inspectie stemt enerzijds tot tevredenheid. Anderzijds is sprake van een aantal hardnekkige problemen, zoals ontoereikende basisvaardigheden van een groeiend aantal leerlingen, onderbenutting van talenten, zorgleerlingen die onvoldoende worden bediend, segregatie, voortijdig schoolverlaten en het aantal (zeer) zwakke scholen. Deze zaken leiden tot achterstanden bij leerlingen, die lang kunnen doorwerken in hun onderwijscarrière en hun positie op de arbeidsmarkt. Dat is voor henzelf negatief, maar ook voor de maatschappij.
Aanzienlijke opdracht voor het onderwijs
Het voortgezet onderwijs staat dan ook voor een aanzienlijke opdracht: duurzame kwaliteitsverbetering, het beter benutten van alle talenten van leerlingen en leraren en het herstel van het vertrouwen in het Nederlandse voortgezet onderwijs. Over de manier waarop dat moet gebeuren, valt te discussiëren. Dat heb ik dan ook gedaan. Eén van de hoofdconclusies van de Commissie Dijsselbloem was immers dat scholen de laatste decennia te veel en te vaak nieuw beleid moesten uitvoeren waar onvoldoende draagvlak voor was in het onderwijs. Daarom is bij de totstandkoming van de Kwaliteitsagenda VO een intensief traject gevolgd met als doel te komen tot een breed gedragen Kwaliteitsagenda. Daarbij is me opgevallen dat de verschillende partijen in het voortgezet onderwijs een sterk zelfbewustzijn hebben ontwikkeld, met een krachtig inhoudelijk profiel. De vrijheid van onderwijs, de autonomie van scholen en de professionele ruimte van leraren kunnen optimaal benut worden om onze gezamenlijke ambities te realiseren. Dat geeft me het vertrouwen op een succesvolle realisering van de ambities die ik in deze Kwaliteitsagenda geformuleerd heb. Intensief traject
Op basis van een gedegen analyse van ambities, trends en ontwikkelingen (in Bijlage
1 worden de voornaamste bronnen daarvoor genoemd) heb ik in 2007 met de VO-raad beleidsprioriteiten en randvoorwaarden geformuleerd. Deze heb ik eind november 2007 samen met de VO-raad gepresenteerd. Dit was nadrukkelijk een eerste stap. Zoals in de novemberversie van de Kwaliteitsagenda VO is aangekondigd, is de afgelopen maanden intensief met de verschillende betrokkenen en belanghebbenden gesproken over de ambities en maatregelen die in de Kwaliteitsagenda VO werden voorgesteld. Ik heb een groot aantal scholen bezocht en met leraren, leerlingen, ouders, schoolleiders, bestuurders en anderen 11

Onderwijs met ambitie

gesproken over de Kwaliteitsagenda VO. Ook is hierover gesproken met onder meer de VO-raad en de AOC-raad, met besturenorganisaties (BPCO, KBVO, VBS en VOS/ABB), met organisaties van leraren (de onderwijsbonden AOb, CMHF en CNV Onderwijs; het Platform van vakinhoudelijke verenigingen VVVO; de Stichting Beroepskwaliteit Leraren SBL; de Stichting Platforms vmbo), met ouderorganisaties (LOBO, NKO, Ouders & Coo en VOO), met leerlingenorganisatie LAKS, met werkgeversorganisaties (VNO/NCW / MKB Nederland), met de andere sectororganisaties (PO-raad, MBO-raad, HBO-raad, VSNU), met de VNG, Forum, Ingrado en Beter Onderwijs Nederland. Daarnaast vond op 24 april 2008 een kwaliteitsconferentie plaats waar betrokkenen uit het voortgezet onderwijs op persoonlijke titel en vanuit hun organisaties aanwezig waren. Op 2 juni 2008 was er een bestuurlijk overleg met de vertegenwoordigende organisaties. Bijlage 2 bevat een overzicht van de gesprekspartners.

In de gesprekken bleek dat de analyse en de prioriteiten van de Kwaliteitsagenda breed worden gedeeld. Wel werd er gesuggereerd om twee prioriteiten samen te voegen (`uitblinken op elk niveau' in plaats van `excellentie' en `maatwerk') en een beleidsprioriteit (leraren) en twee basisvoorwaarden (`menselijke maat' en `scholen als professionele onderwijsorganisatie 12

Inleiding

en gemeenschap') toe te voegen. Scholen en leraren gaven aan dat ze behoefte hebben aan erkenning van hun professionaliteit en aan rust, in de zin van gericht en consistent beleid. Het zijn gerechtvaardigde wensen en daarom zijn, naast `ambitie', `ruimte', `focus' en `koersvastheid' sleutelbegrippen in deze Kwaliteitsagenda. Reikwijdte verbreed
Ook de reikwijdte van de Kwaliteitsagenda VO is verbreed. Deze Kwaliteitsagenda VO vormt mede op basis van de Sectoragenda van de VO-raad en de ­ al dan niet in documenten vastgelegde ­ agenda's van organisaties van leraren, leerlingen, ouders, bestuurders en anderen, de strategische onderwijsagenda voor de komende jaren. Ik heb mogen ervaren dat alle relevante partijen bereid zijn hun verantwoordelijkheid te nemen om hieraan de bijdrage te leveren die ze kunnen, ondanks de vanzelfsprekende eigen accenten. De Kwaliteitsagenda VO wordt mede door de minister van LNV ondertekend. De acties in deze kwaliteitsagenda gelden daarmee ook voor het groen VMBO. Ik ben van plan om jaarlijks een (bestuurlijk) overleg met de betrokkenen te organiseren om de ontwikkelingen rondom de Kwaliteitsagenda VO te blijven volgen.
Deze tekst is de neerslag van de aanscherping, nuancering, aanvulling en actualisering van de Kwaliteitsagenda VO van november 2007. De zes beleidsprioriteiten worden in paragraaf
2 behandeld, de vier basisvoorwaarden in paragraaf 3. De Kwaliteitsagenda VO sluit af met een overzicht van activiteiten in paragraaf 4. In de bijlagen is een bronnenoverzicht en een lijst met gesprekspartners opgenomen. De Kwaliteitsagenda begint echter in paragraaf 1 met een tiental uitgangspunten voor goed voortgezet onderwijs. Deze uitgangspunten zijn van een andere aard dan beleidsprioriteiten. Ze zijn moeilijk te vatten in concrete afspraken of in activiteiten. Dat hoeft ook niet. Het zijn echter wel principes waarop sector en overheid elkaar zouden moeten willen en kunnen aanspreken. 13


1. Tien uitgangspunten voor de
Kwaliteitsagenda VO: wat is kwaliteit?
Tien uitgangspunten vormen samen het hart, het bezielend verband, van de Kwaliteitsagenda VO. Samen geven ze aan wat goed onderwijs is.

1. Ambitie. Goed voortgezet onderwijs straalt ambitie uit. Leerlingen (en leraren!) voelen zich, ook doordat ze worden aangesproken op hun intrinsieke motivatie, uitgedaagd om zo goed mogelijk te presteren. Scholen worden gestimuleerd en gefaciliteerd om het beste uit hun leerlingen te halen.

2. Betrokkenheid. Goed voortgezet onderwijs wordt gegeven op scholen die een gemeenschap vormen met een gemeenschappelijk doel. Leerlingen, ouders, leraren en alle anderen die een bijdrage kunnen leveren aan het schoolbeleid en het dagelijkse reilen en zeilen in en om de school, worden daarbij betrokken.
3. Duurzame basis. Goed voortgezet onderwijs is onderwijs dat jongeren voor hun persoonlijke ontwikkeling, maatschappelijk en beroepsmatig functioneren en succesvol functioneren in het vervolgonderwijs, helpt om kennis, vaardigheden en attitudes te verwerven die een duurzame basis bieden voor optimale ontwikkeling van henzelf, van de samenleving en van de (internationaal concurrerende) economie.
4. Focus. Goed voortgezet onderwijs kan zijn opdracht uitvoeren door focus en koersvastheid van samenleving, overheid en politiek.
5. Leer- en werkplezier. Goed voortgezet onderwijs is onderwijs waar leerlingen met plezier leren en waar onderwijspersoneel met plezier werkt. Leerlingen en leraren voelen zich veilig, gekend en persoonlijk gewaardeerd.

6. Ruimte krijgen en nemen. Goed voortgezet onderwijs krijgt en biedt ruimte: ruimte voor maatwerk en doorlopende leerlijnen voor leerlingen, ruimte voor eigen professionele keuzes van leraren, ruimte voor scholen om zich te profileren, mogelijkheden voor leerlingen en ouders om te kiezen. Goed voortgezet onderwijs maakt gebruik van de ruimte om maatwerk te bieden en een antwoord te formuleren op de behoeften van leerlingen en de (lokale of regionale) behoeften van de maatschappij.
7. Samenwerken. Goed voortgezet onderwijs werkt slim en effectief samen met partners in het leer- en ontwikkelingsproces van jongeren: bedrijven, jeugdzorg, gemeenten, vrijwilligersorganisaties, de centra voor jeugd en gezin, sport, cultuur, buurtwerk, basisscholen, roc's en aoc's, hbo's en universiteiten, en niet in de laatste plaats ouders.
1

Onderwijs met ambitie


8. Talenten centraal. Goed voortgezet onderwijs is onderwijs waar optimaal recht gedaan wordt aan de talenten van alle jongeren, waar leerlingen aangemoedigd worden om hun talenten te ontwikkelen. Hun onderwijsloopbaan wordt bepaald door hun capaciteiten en niet door systemen.

9. Vertrouwen. Goed voortgezet onderwijs heeft volop vertrouwen van de maatschappij, wordt gekenmerkt door vertrouwen tussen de verschillende betrokkenen in de school en functioneert in een context van wederzijds vertrouwen tussen overheid en sector voortgezet onderwijs.

10. Waardering. Goed voortgezet onderwijs wordt adequaat toegerust en gewaardeerd om de bijdrage die een school levert aan de ontwikkeling van jongeren en de ambities die ze tentoonspreidt.


1


2. Beleidsprioriteiten

Ambitie en focus en zijn kernbegrippen van deze Kwaliteitsagenda VO. Dat is een bewuste keuze. Door te focussen op een aantal topprioriteiten, en daarbij ambitie te tonen, kan daadwerkelijk werk gemaakt worden van die prioriteiten om het beste uit leerlingen en het voortgezet onderwijs te halen. Deze kernbegrippen worden uitgewerkt in de volgende zes, samenhangende, beleidsprioriteiten. Daarop willen we ons de komende periode primair richten.
1. Rekenen en Taal.
Basiskwaliteit op orde: aantoonbare verbetering taal- en rekenprestaties
2. Uitblinken.
Uitblinken op alle niveaus en een passende kwalificatie voor alle leerlingen
3. Burgerschap.
Burgerschapsvorming voor alle leerlingen onder andere door maatschappelijke stages . Professionele ruimte.
Ruimte voor de leraar
. Examens.
Goede en betrouwbare examens . Verbetercultuur.
(Zeer) zwakke scholen weer goed, goede scholen nog beter. Om deze beleidsdoelstellingen te realiseren, zijn goede leraren essentieel: onderwijs is mensenwerk. De leraar is dan ook een speerpunt in het kabinetsbeleid en een beleidsprioriteit in de Kwaliteitsagenda VO. De uitwerking van de maatregelen in het kader van het Convenant Leerkracht van Nederland en de Kwaliteitsagenda Lerarenopleidingen vindt in die context plaats. Tijdens de gesprekken bleek dat deze prioriteiten in de scholen léven en dat alle betrokkenen in het voortgezet onderwijs er werk van willen maken. Door samen te werken aan deze zes samenhangende beleidsprioriteiten willen we komen tot zichtbaar beter voortgezet onderwijs.

Kwaliteit? Dat is het verschil tussen hoe een leerling binnenkomt en hoe hij weer naar buiten gaat." (Docent tijdens Kwaliteitsconferentie, april 2008)
---

Onderwijs met ambitie


1. Rekenen en Taal
Basiskwaliteit op orde: aantoonbare verbetering taal- en rekenprestaties Taal en rekenen weer op peil
Taal en rekenen zijn essentieel voor een succesvolle (onderwijs)loopbaan van jongeren, maar ze worden door een deel van de leerlingen onvoldoende beheerst. Geconstateerd is dat de prestaties in de meest recente internationaal vergelijkende onderzoeken (PISA en PIRLS over
2006) zijn gedaald ten opzichte van het beeld in het meetjaar 2003. In alle onderwijssectoren is het verbeteren van taal- en rekenvaardigheden daarom een beleidsprioriteit. Ten tweede dient de aansluiting tussen de verschillende onderwijssectoren op het terrein van rekenen en taal substantieel te worden verbeterd. Het is mijn ambitie de prestaties van leerlingen op het gebied van rekenen en taal in internationale en longitudinale onderzoeken zoals PISA, PIRLS en VOCL op een hoger niveau te brengen.
Aandacht voor taal en rekenen
In de gesprekken over de Kwaliteitsagenda VO onderschreven onze gesprekspartners het belang van de basisvaardigheden taal en rekenen. Het werd ervaren als een breder maatschappelijk probleem dat correct taalgebruik minder vanzelfsprekend zou zijn. Het onderwijs kan en moet een bijdrage leveren aan de verbetering van de taal- en rekenvaardigheden. Veel leraren gaven aan dat veel leerlingen hierin tekortschieten, kennelijk is er de laatste tijd te weinig aandacht voor geweest. Vooral het taal- en rekenkundig inzicht zou ontbreken, wat werd geweten aan gebrekkig onderhoud. Dat maakt het van belang om in alle sectoren en in de volle breedte (bij alle vakken) aandacht te besteden aan taal- en / of rekenvaardigheid.


1

Beleidsprioriteiten | Rekenen en Taal

Minder lage scores, meer hoge scores De ambitie in het Aanvalsplan Laaggeletterdheid is om het percentage leerlingen in het voortgezet onderwijs dat op of onder PISA-leesniveau 1 zit terug te dringen tot 10% (in het meetjaar 2003 was dit percentage 11,5%). Gezien de urgentie van de problematiek met betrekking tot laaggeletterdheid en gelet op het convenant laaggeletterdheid met de sociale partners van 11 september 2007, streef ik ernaar dit percentage verder terug te dringen tot 8%. Gelet op het eerste uitgangspunt voor deze Kwaliteitsagenda (`Ambitie') en de in de volgende paragraaf beschreven beleidsprioriteit `Uitblinken op alle niveaus' streef ik er daarnaast naar om het percentage leerlingen dat presteert op PISA-niveau 5 te verhogen. Wat gaat daarvoor gebeuren?
Expertgroep
Nadat in november 2007 een eerste versie van deze Kwaliteitsagenda VO verscheen, heeft de Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Rekenen en Taal haar eindrapport uitgebracht. Daarin geeft de expertgroep een groot aantal adviezen om het taal- en rekenonderwijs en daarmee de prestaties van leerlingen in deze basisvaardigheden te verbeteren. In de beleidsreactie van OCW d.d. 28 april 2008 staat hoe met de aanbevelingen zal worden omgegaan. In grote lijnen komt dit op het volgende neer. "Er moet meer focus komen in wat we moeten leren." (Leerling tijdens gesprek met leerlingen, mei 2008) Inhaalslag
In de eerstkomende drie schooljaren (2008-2011) zullen we een inhaalslag plegen. Scholen voor voortgezet onderwijs zullen ­ evenals scholen en instellingen in de andere onderwijssectoren­ in aanvulling op de acties die ze al ondernemen zorgen voor intensivering van het taal- en rekenonderwijs. Dat kan op verschillende manieren, passend bij de specifieke situatie van een school; de professionele keuzes moeten dan ook op schoolniveau gemaakt kunnen worden. Ook de aanvullende financiering in het kader van de Regeling voor het leerplusarrangement VO en nieuwkomers VO kan worden ingezet voor het wegwerken van taalachterstanden.
Toetsing
Er zullen verder toetsen beschikbaar worden gesteld ter ondersteuning van remediërende progamma's. Er komen objectieve en gevalideerde gegevens over de basisvaardigheden taal en rekenen van individuele leerlingen. Daarmee wordt de aansluiting tussen `toeleverende' en `ontvangende' scholen en instellingen (dus tussen primair onderwijs en voortgezet onderwijs,
---

Onderwijs met ambitie

en tussen voortgezet onderwijs en vervolgonderwijs) verbeterd. Ook zullen VO-leerlingen die van plan zijn naar de PABO te gaan alvast in het voorexamenjaar een toets kunnen maken die geënt is op de PABO-toets.
Referentieniveaus in de regelgeving
Vanaf schooljaar 2011-2012 zullen de referentieniveaus voor taal en rekenen zijn vastgelegd in de regelgeving. Deze zullen vanaf dan richting geven aan het onderwijs in alle sectoren. De basis hiervoor vormen de door de Expertgroep voorgestelde referentieniveaus. Hierover zullen in 2008 veldraadplegingen georganiseerd worden en andere experts worden gehoord, zodat een breed gedragen set referentieniveaus kan worden vastgesteld. Ook zullen er pilots worden uitgevoerd. Scholen zullen steun krijgen bij het werken met de referentieniveaus.

2. Uitblinken
Uitblinken op alle niveaus en een passende kwalificatie voor alle leerlingen Uitblinken op alle niveaus
Wat we in het voortgezet onderwijs nodig hebben is ambitie! Het beste uit álle leerlingen halen is dan ook de essentie van deze beleidsprioriteit. Elke leerling moet zo goed mogelijk terecht komen en gestimuleerd worden om uit te blinken in waarin hij of zij goed is. Voortijdig schoolverlaten en onderpresteren moeten worden voorkomen. De inzet is dat in principe elke jongere minimaal een startkwalificatie haalt. Om later ­ in het vervolgonderwijs, op de arbeidsmarkt en in de samenleving ­ te willen en te kunnen excelleren, moeten jongeren al in het funderend onderwijs worden gestimuleerd ambitieus te zijn. (Beter) aanboren, ontwikkelen en benutten van talenten van leerlingen en het uitblinken daarin zijn dan ook een prioriteit in deze Kwaliteitsagenda VO. Het gaat daarbij om toptalent op alle niveaus. De ene jongere is cognitief zeer sterk, de andere jongere is een uitmuntende sporter of creatief zeer begaafd. Het onderwijs moet alle jongeren uitdagen hun talenten zo goed mogelijk te ontplooien en te gebruiken. Niet alleen briljante bèta's in het vwo, maar ook bijvoorbeeld havoleerlingen die heel goed zijn in vreemde talen, muzikale talenten, of leerlingen die excellent presteren in hun opleiding verzorging of bouwtechniek. Als een leerling het in zich heeft, moet zij of hij uitgedaagd worden om uit te blinken in datgene waarin zij of hij goed is.
Voortijdig schoolverlaten en onderpresteren
Het op alle niveaus beter ontwikkelen en benutten van talenten leidt tot minder onderpresteren en tot minder voortijdige schoolverlaters. In het Beleidsprogramma VSV staat dat het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters omlaag moet van 71.000 in 2002 naar 35.000 in 2012, en ook dat het aantal vmbo'er dat niet doorstroomt naar het mbo omlaag moet.
20

Beleidsprioriteiten | Rekenen en Taal | Uitblinken

Bijdrage voortgezet onderwijs aan doelstellingen Beleidsprogramma VSV 200 2010 2012 Aantal ongediplomeerde schoolverlaters 10.000 6.500 5.000 Aantal vmbo'ers dat niet doorstroomt naar het mbo 6.000 4.500 3.500 Op www.voortijdigschoolverlaten.nl staan meer cijfers. Als jongeren voortijdig of onder hun niveau het onderwijs verlaten, komen ze onvoldoende tot hun recht en wordt er talent verspild en onbenut gelaten. Talentvolle leerlingen worden nu niet altijd herkend en vaak onvoldoende aangesproken op hun talenten. Dat leidt tot onderpresteren. Dat kunnen we ons niet permitteren in een globaliserende economie. Daarom moeten we alles uit de kast halen om jongeren te boeien en te binden en ze de onderwijsloopbaan te bieden die bij hen past. Het stimuleren van de intrinsieke motivatie van leerlingen helpt daarbij.
Inspanningen en ambitie waarderen
In de gesprekken bleek dat scholen het gevoel hadden te vaak te worden beoordeeld op wat ze niet met hun leerlingen bereiken. Voorkomen moet worden dat afrekenen leidt tot lagere ambities en determinatie. De inspanningen en ambities van een school en de leerwinst die leerlingen er boeken moeten goed tot uitdrukking komen in de waardering van een school.
Aantrekkelijk en realistisch beroeps- en toekomstbeeld Een aantrekkelijk beroeps- en toekomstbeeld kan jongeren motiveren het beste uit zichzelf te halen en een zo hoog mogelijke kwalificatie (ten minste een startkwalificatie) te halen. Dat beeld moet niet alleen aantrekkelijk zijn, maar ook realistisch. Want zelfover- of onderschatting en een onduidelijk of onrealistisch beeld van vervolgopleiding of beroep leiden maar al te vaak tot teleurstelling, onderpresteren en schooluitval. Verder is het van belang om de aansluiting tussen de verschillende onderwijssoorten te verbeteren, zodat sprake is van een onderwijsloopbaan zonder hinderlijke haperingen. Wat gaat daarvoor gebeuren?
Cultuuromslag: geen genoegen nemen met een zesje
Om onderbenutting van talent tegen te gaan en het beste uit alle leerlingen te halen is het van belang dat het onderwijsbeleid en de dagelijkse onderwijspraktijk gericht zijn op optimale ontwikkeling van talenten en uitgaan van hoge verwachtingen. Dit is een kwestie van houding: willen uitblinken, álles eruit willen halen, het beste willen zijn. Hier is echt een cultuurverandering nodig: hoe komen we tot een sector die over de volle breedte niet alleen
21

Onderwijs met ambitie

`goed' maar ook `excellent' onderwijs hoog in het vaandel heeft staan en waarin leerlingen zich gestimuleerd voelen om méér uit zich zelf te halen en geen genoegen te nemen met een zesje? Het gaat daarbij om topprestaties op alle niveaus. Met deze Kwaliteitsagenda VO doe ik een appèl op alle betrokkenen in het voortgezet onderwijs om op schoolniveau de discussie aan te gaan over en werk te maken van deze ambitie. Activiteiten als die van de VO-raad in het kader van Durven Delen Doen en die van besturenorganisaties als MultiTalent van VBS, juich ik dan ook toe.
Pluriformiteit, diversiteit en maatwerk Pluriformiteit en diversiteit zijn belangrijke elementen van het Nederlandse voortgezet onderwijs. Elke school heeft zijn eigen karakter, sfeer en specialismen. Scholen moeten vanuit hun eigen ambities, identiteit en professionele overwegingen daadwerkelijk maatwerk kunnen bieden voor hun leerlingen. De huidige wet- en regelgeving biedt scholen en leraren in principe voldoende ruimte om differentiatie in het aanbod aan te brengen en alle leerlingen een uitdagend onderwijsaanbod aan te bieden. Deze ruimte moet vervolgens worden aangegrepen. Talentontwikkeling vraagt immers maatwerk. "Zingeving motiveert een leerling om iets te leren." (Ouder tijdens schooldebat in Friesland, mei 2008) Innovatie
Uitgangspunt is dat het innoverend en beleidsvoerend vermogen van scholen optimaal wordt aangesproken. Het is nodig dat scholen ambitieus zijn en scherp letten op de kansen van innovatieve onderwijspraktijken. Essentieel daarbij is dat die onderwijspraktijken wetenschappelijk zijn onderbouwd. Ik ben voornemens met de VO-raad een onderzoek te starten naar succesfactoren voor het realiseren van een cultuur van kunnen en willen uitblinken. Hiervoor zal in elk geval worden geput uit de ervaringen die op scholen worden opgedaan in `Durven, Delen, Doen' van de VO-raad, het actieprogramma Onderwijs Bewijs van OCW en de follow-up van de scholingstop. De resultaten van dit onderzoek zullen beschikbaar worden gesteld aan scholen. Mede op basis hiervan kan ook gewerkt worden aan deskundigheidsbevordering van docenten met betrekking tot de begeleiding van toptalent. Tegelijkertijd zal door het beschikbaar komen van de middelen voor schoolboeken voor de school een stevige impuls aan de innovatie van leermiddelen kunnen worden gegeven. Daarnaast kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het gratis lesmateriaal dat vanuit de Open Universiteit voor scholen voor voortgezet onderwijs digitaal beschikbaar wordt gesteld en aan de activiteiten van het Ruud de Moor centrum. Op dit soort initiatieven wil ik de komende jaren inzetten.

---

Beleidsprioriteiten | Uitblinken

Ontdekken van talenten
Loopbaanoriëntatie en Begeleiding (LOB) is belangrijk om leerlingen hun talenten, mogelijkheden en (toekomst)wensen te laten ontdekken. Het is van belang dat in en tussen alle onderwijssectoren sprake is van een doorlopende LOB. Goede Loopbaanoriëntatie en Begeleiding helpt jongeren om een helder beeld te krijgen van een opleiding of beroep en van hun eigen mogelijkheden en wensen. Er is de laatste jaren op het gebied van LOB in en om scholen veel goed werk verricht, zoals de ontwikkeling van praktische sectororiëntatie). Toch is dat nog niet genoeg. De inspanningen op dit terrein zullen daarom worden geïntensiveerd. De VO-raad zal een stimuleringsplan LOB opstellen om te komen tot een hoogwaardig en professioneel aanbod van LOB. Het onderzoek dat OCW momenteel uitvoert naar de succesfactoren van bestaande good practices met LOB kan hiervoor als input worden gebruikt.
Ontwikkelen van talenten
Om talenten te ontwikkelen en tot grote hoogte te laten komen, bestaat een breed scala aan initiatieven. OCW zet de steun aan die initiatieven voort en zal deze mogelijk in het kader van de Maatschappelijke Innovatieagenda van het Kabinet uitbreiden. Het gaat om initiatieven als begaafdheid- en cultuurprofielscholen, Olympiades, de LOOT-regeling voor topsporters, technasia, activiteiten in het kader van het Deltaplan Bèta-Techniek, het Universum Programma, stimulering van internationale uitwisseling, de eerder genoemde Durven Delen Doen-aanpak van de VO-raad en het hierboven aangekondigde onderzoek inzake stimuleren (top)talent en excellentie.
Inspelen op talenten
In de gesprekken is meermalen aangegeven dat het niet alleen belangrijk is om de talenten van leerlingen te onderkennen, maar ook om erop in te spelen. Dat geldt zeker ook bij
23

Onderwijs met ambitie

de overgang tussen sectoren. Een goede overdracht van informatie tussen sectoren is essentieel om te voorkomen dat leerlingen voortijdig uitvallen of dat leerlingen die boven- of ondergemiddeld presteren, tijdens hun vervolgopleiding weer een gemiddeld onderwijsaanbod krijgen voorgeschoteld. Hierbij zijn inspanningen door elk van de genoemde onderwijssectoren vereist. De medewerking van ROC's en AOC's is bijvoorbeeld nodig bij de nazorg van het vmbo voor hun oud-leerlingen in het mbo. Voor de naadloze overgang van vmbo naar mbo lopen experimenten. En het Elektronisch Leerdossier, dat momenteel in ontwikkeling is, kan overdracht van leer- en begeleidingsgegevens van leerlingen tussen onderwijsinstellingen vergemakkelijken. Daarmee kan een bijdrage worden geleverd aan het realiseren van een doorlopende leerlijn.
Inspanningen en ambitie waarderen
Ik zal verder met de Inspectie onderzoeken hoe de inspanningen en ambities van een school en de leerwinst die leerlingen er boeken (nog) beter tot uitdrukking kunnen komen in de waardering van een school. Op die manier wil ik bereiken dat de toegevoegde waarde en het rendement van een school (nog) beter kan worden vastgesteld en dat mogelijke perverse effecten (zoals te lage determinatie) zoveel mogelijk worden voorkomen. Tijd voor talent
Het is belangrijk om het beste uit leerlingen te halen, ook als daar tussenstappen voor nodig zijn. Leerlingen verschillen in aanleg, tempo van ontwikkeling en ambities. Daarom moeten er goede aansluitingen en overstapmogelijkheden tussen de verschillende onderwijstypen zijn. Een leerling moet verkeerde keuzes kunnen herstellen en zich op zijn eigen manier kunnen ontwikkelen. Hiervoor is het zaak dat bestaande mogelijkheden beter worden benut. Vanuit de overtuiging dat de mogelijkheid van stapeling een belangrijke bijdrage kan leveren aan het optimaal ontplooien van talent, zal het kabinet een onderzoek starten naar de belemmeringen die er zijn voor het stapelen en doorstromen in het onderwijs. De kwantitatieve en kwalitatieve gevolgen van de beleidsopties worden in kaart te gebracht. Vóór de begrotingsbehandeling zal een analyse aan de Tweede Kamer worden gestuurd van de financiële gevolgen van verruimen van de mogelijkheden om te stapelen en door te stromen.
Samenwerken
De school en diens partners (bedrijven, vervolgonderwijs, sport, cultuur en ouders) moeten leerlingen helpen bij het ontplooien van hun talenten. Waar nodig en mogelijk kan dit worden gestimuleerd en gefaciliteerd door de centrale overheid. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om het (kunnen) leggen van verbindingen tussen school en arbeidsmarkt en bedrijfsleven (verbindend leren). Ook de lokale educatieve agenda's, die gemeenten moeten opstellen, en de brede schoolaanpak zijn (mede) gericht op het leggen van verbanden tussen school en de
2

Beleidsprioriteiten | Uitblinken | Burgerschap

wereld daaromheen. Om een betere samenwerking tussen scholen en partners om de school te bevorderen heeft het kabinet middelen ter beschikking gesteld voor de realisering van
2500 combinatiefuncties tussen brede scholen, sportverenigingen en culturele instellingen . De inzet van professionals uit de regio (scholen, gemeenten, jeugdzorg, bedrijfsleven etc.) is onmisbaar om schooluitval op maat aan te pakken. Immers juist zij weten wat er in hún regio met hún leerlingen aan de hand is. Ik sluit daarom met alle 39 RMC-regio's (en dus met de scholen en gemeenten daarbinnen) convenanten voor de periode 2008-2011 om voortijdige schooluitval te bestrijden. Ik steun partijen gedurende die periode zoveel mogelijk om de gestelde doelen te bereiken.
Van gemeenten wordt verwacht dat zij een lokale educatieve agenda opstellen en met hun partners afspraken maken over jeugd- en onderwijsbeleid. Gemeenten hebben ook een belangrijke rol bij de handhaving van de leerplicht en het functioneren van het Regionaal Meld- en Coördinatiepunt (RMC). Daarnaast hebben ze een coördinerende rol en een regiefunctie in verband met het (zorg)netwerk in en om de school. De regierol van de gemeente zal wettelijk worden verankerd.
Zorgleerlingen
Alle leerlingen hebben talenten, ook leerlingen die meer moeite hebben in het reguliere onderwijs. Zeker ook voor deze (zorg)leerlingen is het ontdekken en ontwikkelen van hun talenten en het bieden van maatwerk en passend onderwijs van groot belang. Het beleid daarvoor wordt daarom gecontinueerd en waar nodig versterkt. Doel van passend onderwijs is de kwaliteit en de organisatie van het onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben te verbeteren. Inzet is dit beleid per 2011 in te voeren na beproeving in experimenten en veldinitiatieven. Schoolbesturen moeten voor alle zorgleerlingen die worden aangemeld of staan ingeschreven in overleg met de ouders zorgen voor een passend onderwijs- en zorgaanbod. Dit vereist een landelijk dekkende infrastructuur van regionale netwerken (PO-, VO- en de WEC-instellingen), deelname van alle havo- en vwo-scholen aan regionale samenwerkingsverbanden VO, één loket voor (handelingsgerichte) zorgtoewijzing voor leerlingen die extra ondersteuning/zorg nodig hebben, en integrale indicatie (jeugd-) zorg.

3. Burgerschap
Burgerschapsvorming voor alle leerlingen onder andere door maatschappelijke stages Burgerschap
Goed onderwijs bereidt leerlingen voor op hun rol in en bijdrage aan de samenleving. Daarom moeten scholen sinds 1 februari 2006 in het onderwijs aandacht besteden aan 2

Onderwijs met ambitie

actief burgerschap en integratie. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om het aanleren van sociale vaardigheden, van kennis van en participatie in de democratische rechtstaat en om orde, netheid en discipline. En ook om het leveren van een bijdrage aan de samenleving. Praktische maatschappelijke ervaring
Praktische ervaring met samenleving en beroep is van groot belang voor succes in de vervolgopleiding, in de maatschappij en in het werkzame leven. Daarom is het nodig dat jongeren tijdens hun onderwijsloopbaan deze ervaring opdoen. Die ervaring kan op veel manieren worden opgedaan: in het vrijwilligerswerk om het belang van iets doen voor een ander te ontdekken, in bedrijven en beroepssectoren om de maatschappelijke aspecten ervan te leren kennen, in de school zelf om je ­ bijvoorbeeld als leerling-mentor of in de vorm van `peer coaching' ­ in te zetten voor medeleerlingen, et cetera.

Maatschappelijke stages
Naast de aandacht die er vanuit de kerndoelen wordt besteedt aan burgerschapsvorming is de maatschappelijke stage geschikt om jongeren maatschappelijke ervaring op te laten doen. Het merendeel van de scholen is het afgelopen schooljaar actief bezig geweest met maatschappelijke stages. Het enthousiasme is groot. Het doel is dat alle leerlingen die vanaf 2011/2012 instromen in het voortgezet onderwijs maatschappelijke stage in hun curriculum hebben.
Zorgvuldig invoeringstraject
In de gesprekken over de Kwaliteitsagenda VO is naar voren gekomen dat de doelen van de maatschappelijke stage voluit worden gedeeld. Er is breed draagvlak voor dat er in het 2

Beleidsprioriteiten | Burgerschap

onderwijs voldoende aandacht moet zijn voor burgerschapsvorming en de betekenis van maatschappelijke stages voor burgerschap. Wel zijn er zorgpunten geuit over de invoering en reikwijdte van de maatschappelijke stage. Om deze zorgpunten te ondervangen is het noodzakelijk om zorgvuldig om te gaan met de invoering van de maatschappelijke stage. Daarom heb ik gekozen voor een groeimodel voor de invoering van de maatschappelijke stage waarbij er voor scholen een grote vrijheid bestaat om ervaring op te doen met de maatschappelijke stage. Belangrijk is daarbij dat het gaat om vrijwilligerswerk en maatschappelijke service, dus géén beroepsstage. Aandachtspunt hierbij is onder meer het risico van verdringing van leerlingen in het vmbo, waar beroepsoriënterende stages een grote plaats innemen in het onderwijsprogramma. De Stichting Platforms vmbo heeft aangeboden een rol te spelen bij het voorkomen van verdringing van beroepsgerichte stages door maatschappelijke stages. Hoe scholen ervaring op willen doen met de maatschappelijke stage kunnen scholen zelf bepalen, zodat de stage aansluit op de pedagogisch-didactische visie, cultuur, opleiding en de cognitieve en sociale vermogens van leerlingen. Wat gaat daarvoor gebeuren? Breed palet van maatregelen om burgerschap te bevorderen De laatste jaren is vanuit de maatschappij aangedrongen op versteviging van de opvoedende rol van de school in het algemeen en op een rol van het onderwijs bij het bijbrengen van goed burgerschap in het bijzonder. In antwoord hierop zijn verschillende maatregelen genomen. "Niet alleen leren, maar ook dienstbaar zijn is belangrijk." (Ouder tijdens schooldebat in Zuid Holland, mei 2008) Burgerschap en sociale integratie zijn als opdracht voor de scholen vastgelegd in de onderwijswetten voor primair onderwijs, voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs. Deze onderwerpen zijn verder uitgewerkt in de kerndoelen voor het primair onderwijs en voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs. De Inspectie van het Onderwijs ziet er sinds 1 augustus 2006 op basis van het toezichtkader op toe dat scholen zich houden aan deze verplichtingen. De Inspectie beoordeelt of de school een visie heeft ontwikkeld op de vormgeving van burgerschap, en beoordeelt de verantwoording en de resultaten van de school. Om scholen te ondersteunen is er een ondersteuningsaanbod voor scholen ontwikkeld op het terrein van burgerschap en sociale integratie. Zo is vanuit de Landelijke Pedagogische Centra en de SLO een breed aanbod van projecten opgezet om scholen te ondersteunen bij het vormgeven van burgerschapsvorming.
---

Onderwijs met ambitie

Betrokkenheid en samenwerking
Om de betrokkenheid van ouders bij het onderwijs te versterken worden verschillende acties ondernomen. Hiertoe is ook een intentieverklaring ondertekend door alle betrokken partijen. Onderdeel hiervan is het vergroten van de betrokkenheid van allochtone ouders. Hiertoe is onder andere het Platform voor Allochtone Ouders en Onderwijs, gesubsidieerd door OCW, van start gegaan. Om ook de leerlingparticipatie te versterken heeft het LAKS, gesubsidieerd door OCW, het project `Rule your school' gestart. In dit kader zijn good-practices verzameld, conferenties georganiseerd en worden handreikingen ontwikkeld gericht op het krijgen en behouden van een actieve rol van leerlingen en het daadwerkelijk uitoefenen van invloed. Ook zijn schoolbesturen voor primair en voortgezet onderwijs verplicht om met gemeenten te overleggen over het tegengaan van segregatie en het bevorderen van integratie. Maatschappelijke stages
Ten slotte is de maatschappelijke stage een belangrijk instrument voor burgerschapsvorming. Scholen voor voortgezet onderwijs zijn gestimuleerd om hun leerlingen maatschappelijke stages te laten volgen. Bij de invoering van de maatschappelijke stage is het van groot belang dat scholen ervaring opdoen met de maatschappelijke stage. Naast allerlei andere stimuleringsmaatregelen zal ik scholen met twee rechtstreekse financiële maatregelen ondersteunen.
Bekostigingsmaatregel maatschappelijke stage
De eerste maatregel bestaat uit het uitbreiden van de reguliere bekostigingsregeling Maatschappelijke stage. Vanaf komend schooljaar kunnen scholen op basis van het aantal leerlingen per school een tegemoetkoming ontvangen (leerlinggewijze financiering). Hiermee wordt nadrukkelijk tegemoet gekomen aan de wens van de scholen en tegelijkertijd aan de wens van de Tweede Kamer.
Pilotregeling
De tweede maatregel bestaat uit een pilotregeling voor het schooljaar 2008 / 2009 waarbij scholen, maatschappelijke organisaties en gemeente gezamenlijk vorm en inhoud geven aan de maatschappelijke stage. Hiermee ontstaat op lokaal en regionaal niveau een infrastructuur die noodzakelijk is voor de uitvoering van de maatschappelijke stage. Een onafhankelijke commissie adviseert mij over de pilotaanvragen. Ook vanuit de departementen WWI, VWS en Defensie worden pilots uitgevoerd met betrekking tot maatschappelijke stages.
Groen onderwijs, groene stages
Het ministerie van LNV heeft de aoc's aanvullende middelen verstrekt voor de eigen leerlingen en om een bemiddelende rol richting het niet-groen onderwijs te spelen bij het 2

Beleidsprioriteiten | Burgerschap | Professionele ruimte

invullen van stageplaatsen in de groene ruimte. De minister van LNV heeft bovendien een convenant afgesloten met organisaties in de groene ruimte over het ter beschikking stellen van stageplaatsen, met name ook aan leerlingen van niet-groene scholen. Groeimodel
Bovengenoemde maatregelen dragen bij aan een duidelijk beeld over op welke wijze vorm en inhoud gegeven kan worden aan de maatschappelijke stage. Scholen krijgen veel ruimte om de maatschappelijke stage conform eigen wensen en mogelijkheden in te vullen. Op basis van de resultaten van de pilots en de ervaringen van scholen en maatschappelijke organisaties vindt na afloop van het schooljaar 2008/2009 een evaluatie plaats. Op basis hiervan kan worden bepaald of het groeimodel moet worden bijgesteld. Ik hecht daarbij nadrukkelijk aan de uitkomsten van deze evaluatie en zal deze laten meewegen in de uiteindelijke vormgeving van de Maatschappelijke stage.
. Professionele ruimte
Ruimte voor de leraar
Leraar expliciet prioriteit in de Kwaliteitsagenda VO In de discussies over de Kwaliteitsagenda VO is aangegeven dat `de leraar' een beleidsprioriteit is. Voor goed onderwijs is het immers noodzakelijk dat er voldoende leraren zijn. Goed

2

Onderwijs met ambitie

voortgezet onderwijs staat of valt met de kwaliteit van de leraar. Het onderwijsveld is uiteraard breder dan alleen leraren. Dagelijks leveren ook duizenden OOP-ers (onderwijsondersteunend personeel), honderden schoolleiders en bestuurders elk vanuit hun eigen verantwoordelijkheid een bijdrage aan goed onderwijs. Samen maken zij het voortgezet onderwijs. De beschikbaarheid, kwaliteit en professionaliteit van leraren zijn cruciaal voor de Kwaliteitsagenda VO. De leraar is dan ook een topprioriteit van dit Kabinet. De uitwerking hiervan gebeurt in het kader van het Convenant Leerkracht van Nederland, de cao voor het voortgezet onderwijs en de Kwaliteitsagenda Lerarenopleidingen. Om te benadrukken dat goede leraren essentieel zijn om de ambities in deze Kwaliteitsagenda VO te realiseren, heb ik dit thema ook in deze agenda expliciet benoemd als prioriteit. In de gesprekken over de Kwaliteitsagenda VO werd in dit kader aandacht gevraagd voor (vak)kennis, werkdruk en focus.
Vakinhoud
De hernieuwde nadruk op de onderwijsinhoud is ook voor leraren relevant. Er zijn recent zorgen geuit over de vakinhoudelijke competenties van leraren. In verschillende adviezen heeft de Onderwijsraad ervoor gepleit dat het kennisniveau van leraren wordt versterkt. Dit pleidooi vond instemming in de gesprekken over de Kwaliteitsagenda VO. Zowel de pedagogisch-didactische als de (vak)inhoudelijke bekwaamheid van leraren moet onomstreden zijn. Bij de versterking van de vakinhoudelijke kwaliteit van leraren kunnen de vakinhoudelijke verenigingen een belangrijke rol spelen. Ik wil bezien op welke wijze ik deze verenigingen in deze rol kan ondersteunen. "Een goede leraar is iemand die alles eruit haalt wat er in zit." (Leraar in interview ten behoeve van Kwaliteitsconferentie van april 2008) Werkdruk
Vooral het onderwijspersoneel en hun vertegenwoordigers hebben erop gewezen dat de werkdruk voor het onderwijspersoneel erg hoog is. Ze zien dat als een serieuze bedreiging voor de kwaliteit van ons onderwijs. Direct doordat leraren die nu werkzaam zijn in het onderwijs hun werk niet goed kunnen doen. En indirect, door de negatieve uitstraling op mensen die overwegen in het onderwijs te gaan werken. De gesprekspartners noemden drie mogelijkheden om de werkdruk te verlagen. Ten eerste is er door gesprekspartners gepleit voor verlaging van de wettelijk verplichte onderwijstijd. Hier wordt in de paragraaf over onderwijstijd nader op ingegaan. Daarnaast is er wat aan hoge werkdruk te doen door verbetering van de organisatie en vergroting van de zeggenschap over het eigen werk. 30

Beleidsprioriteiten | Professionele ruimte

Meester over eigen werk
Het is cruciaal dat onderwijsprofessionals zich (weer) meester weten over hun vak. Eén van de tien uitgangspunten uit paragraaf 1 is dat leraren ruimte moeten hebben om eigen professionele keuzes te maken, en in paragraaf 3 wordt `de menselijke maat' als basisvoorwaarde gedefinieerd. Dat betekent onder meer dat leraren binnen de organisatie voldoende invloed op het schoolbeleid ervaren. Een goed functionerende medezeggenschap is daarvoor nodig.
Voldoende onderwijspersoneel
Ten slotte is aangegeven dat de werkdruk beter verdeeld kan worden als er meer mensen in het onderwijs zouden werken. Hierbij is echter sprake van een spanningsveld tussen de behoefte aan en beschikbaarheid van voldoende onderwijspersoneel. Het staat buiten kijf dat voor het realiseren van de ambities in deze Kwaliteitsagenda VO de beschikbaarheid van voldoende goede leraren noodzakelijk is. Er dreigt de komende jaren echter een fors lerarentekort. De ambities en maatregelen in het kader van de Kwaliteitsagenda VO kunnen dan ook niet losgezien worden van de maatregelen in het kader van het Convenant Leerkracht van Nederland, die onder meer gericht zijn op een zo adequaat mogelijke personeelsvoorziening in het voortgezet onderwijs. Inzet van (onderwijs)ondersteunend personeel
Samenhangend met het punt werkdruk is (het ervaren gebrek aan) focus. Van leraren wordt veel gevraagd. Dat is op zich voor een deel inherent aan het beroep. Het moet er echter niet toe leiden dat een leraar zich niet voldoende kan richten op zijn primaire taken. Daarom is het van belang dat ook anderen in en om de school taken oppakken die het onderwijs ten goede komen. De inzet van ondersteunend personeel draagt bij aan de kwaliteit van het onderwijs, aan de verlaging van de werkdruk van leraren en schoolleiding en aan de aantrekkelijkheid en kwaliteit van het leraarsberoep. Ook partners buiten de school kunnen een belangrijke rol vervullen bij het leer- en ontwikkelingsproces van jongeren. Wat gaat daarvoor gebeuren?
Maatregelen in de context van Leerkracht van Nederland De ambities en maatregelen in het kader van de Kwaliteitsagenda VO kunnen niet losgezien worden van de maatregelen in het kader van het Convenant Leerkracht van Nederland. In het Convenant Leerkracht van Nederland zijn verschillende maatregelen afgesproken voor versterking van het beroep van leraar en betere beloning van onderwijspersoneel. Ook neemt het kabinet een aantal korte termijnacties om het lerarentekort te ondervangen en zet het in op professionalisering van de school. Sociale partners in het voortgezet onderwijs zijn in het Convenant Leerkracht van Nederland onder meer overeengekomen dat zij de werkdruk 31

Onderwijs met ambitie

zullen verlagen. Er is eveneens overeengekomen dat de professionele ruimte voor de leraar wettelijk geregeld zal worden. De hernieuwde focus op de onderwijsinhoud is uiteraard ook voor de opleiding en (nadere) professionalisering van leraren van belang. Zowel hun pedagogisch-didactische als hun (vak)inhoudelijke bekwaamheid moet onomstreden zijn. Bij de uitwerking van het Convenant Leerkracht van Nederland en de Kwaliteitsagenda Lerarenopleidingen zal dit dan ook nadrukkelijke aandacht krijgen. Ik zal de komende jaren op scholen met leraren en ander onderwijspersoneel in gesprek blijven om mij er persoonlijk van te blijven vergewissen dat de verschillende maatregelen de gewenste uitwerking in de alledaagse praktijk hebben en écht door leraren worden ervaren als een substantiële bijdrage aan hun werk.
Andere acties
Daarnaast werk ik aan een Maatschappelijk Innovatieprogramma Onderwijs waarin ik onder meer in wil zetten op vormen van innovatie die scholen ontwikkelen om de implicaties van het lerarentekort in onderwijskundige en organisatorische zin op te vangen. Ik doe daarbij een beroep op de middelen uit het FES-fonds.
In het onderzoek naar onderwijstijd en onderwijskwaliteit, waarover ik de Tweede Kamer op 25 april 2008 heb geïnformeerd en waar verderop in paragraaf 3 over basisvoorwaarden nader op zal worden ingegaan, zullen alle relevante aspecten aan de orde kunnen komen, waaronder ook werkdruk van onderwijspersoneel. Om leraren beter in staat te stellen te focussen op hun primaire taken, kan ook op schoolniveau ­ ook door leraren zelf ­ kritischer gekeken worden naar prioriteitstelling. De Medezeggenschapsraad heeft daarin een belangrijke rol.
. Examens
Goede en betrouwbare examens
Examensysteem garantie voor kwaliteit
De Nederlandse systematiek van examineren in het voortgezet onderwijs is een garantie voor kwaliteit en het civiel effect van de examens. Naast het centraal examen neemt het schoolexamen een belangrijke en eigen plaats in bij de afsluiting van het voortgezet onderwijs. Zeker met de toegenomen autonomie voor scholen is het essentieel dat het onderwijs zich verantwoordt over de kwaliteit van schoolexamens en hoe zich deze verhouden tot de behaalde resultaten op het centraal examen. Vertrouwen in schoolexamens en centrale examens
Om te waarborgen dat de leerresultaten op niveau zijn en blijven, en dat er voor maatschappij en vervolgopleidingen ­ en uiteraard voor jongeren zelf ­ optimale helderheid is over 32

Beleidsprioriteiten | Professionele ruimte | Examens

de kwaliteit en betekenis van een diploma, mag aan de kwaliteit en betrouwbaarheid van examens niet getwijfeld worden. Deze opvatting wordt breed gedeeld. Een te grote discrepantie tussen resultaten op school- en centraal examen is dan ook niet wenselijk. De betrouwbaarheid van zowel school- als centraal examen moet onomstreden zijn. Er is in de gesprekken echter op gewezen dat schoolexamens soms andere vaardigheden toetsen dan centrale examens. Zo worden bij de talen de luister- en spreekvaardigheden veelal met een schoolexamen getoetst, terwijl lees- en schrijfvaardigheid centraal geëxamineerd wordt. Ook is het gebruik dat praktische (beroeps-) vaardigheden meer in het schoolexamen zitten en de theorie in het centraal examen. Schoolexamens hebben hun eigen merites, bijvoorbeeld in verband met profilering door scholen, mogelijkheden voor maatwerk en ruimte voor professionele afwegingen. "Examens moeten kwalitatief goed zijn. Ze vormen de basis voor een diploma waaraan een civiel effect wordt afgemeten." (Leraar tijdens Examencongres, maart 2008)
Doelen
Voor examens stellen we drie hoofddoelen vast. Ten eerste moet de kwaliteit van het schoolexamen, zowel inhoudelijk als procesmatig, worden versterkt. Verder moet ­ in lijn met het pleidooi van de Onderwijsraad ­ de verwerving van kennis worden geborgd. Voor betere kwaliteitsborging, een rechtsgelijke behandeling van leerlingen en vertrouwen in het systeem van examinering, is tenslotte het uitgangspunt dat de discrepantie tussen de cijfers van het schoolexamen en van het centraal examen gemiddeld niet verder oploopt dan 0,5 punt. Wat gaat daarvoor gebeuren? Examensystematiek
Wat betreft de examensystematiek is er een belangrijke rol voor de scholen. Als die een standaard voor schoolexamens gebruiken dragen zij bij aan de noodzakelijke horizontale en verticale verantwoording. De VO-raad heeft hiertoe recent een standaard voor schoolexamens ontwikkeld. Door verbetering van de kwaliteit van de schoolexamens en van de correctie van de centrale examens behoudt het examensysteem zijn geloofwaardigheid, is de rechtszekerheid van de leerling verzekerd en blijft de doorstroom naar het vervolgonderwijs intact.
---

Onderwijs met ambitie

Inhoud van de examens
Wat de inhoud van de examens betreft zijn vooral de vakinhoudelijk deskundigen aan zet: docenten, hun (vakinhoudelijke) verenigingen en andere vakdeskundigen. Instrumenten als de door de VO-raad ontwikkelde standaard voor schoolexamens en deskundigheidsbevordering leveren een goede bijdrage aan het realiseren van beide hierboven genoemde doelstellingen, te weten de kwaliteit van het niveau van de leerling en dat van het examensysteem. Ook worden de mogelijkheden van het ontwikkelen van digitale toetsbanken van schoolexamens verkend.
Borging van kwaliteit, borging van kennis
De Onderwijsraad heeft terecht aandacht gevraagd voor goede borging van de inhoudelijke kennis in de examens. Daarnaast is ook de borging van de kwaliteit van de examens zelf van belang. Voor de kwaliteit van en het vertrouwen in het examensysteem is gekozen voor een tweede correctie van het centraal examen. Daarmee wordt ook de leerling recht gedaan. In pilots wordt beproefd of de vormgeving van de tweede correctie verder verbeterd kan worden. Verder vindt nu een studie plaats naar de problematiek die wordt veroorzaakt door verschillen tussen de cijfers van centraal examen en schoolexamen. Als die studie is afgerond zal ik de Tweede Kamer van mijn conclusies op de hoogte stellen. Rond de zomer van 2008 zal ik de Tweede Kamer een brief sturen waarin het integrale beeld ten aanzien van examinering zal worden uiteengezet. Dit omvat onder andere de borging van kennis, de aanpak van het verschil tussen schoolexamen en centraal examen en een daarbij aansluitende escalatieladder voor de inspectie. Ook zal worden ingegaan op normering van de centrale examens.

3

Beleidsprioriteiten | Examens | Verbetercultuur

. Verbetercultuur
(Zeer) zwakke scholen weer goed, goede scholen nog beter Álle leerlingen hebben recht op goed onderwijs
Variëteit, pluriformiteit en keuzevrijheid zijn belangrijke kenmerken van het Nederlandse voortgezet onderwijs. Scholen verschillen van elkaar: elke school heeft zijn eigen karakter, sfeer en specialismen. Dat is een sterk punt van ons onderwijs: daardoor kunnen leerlingen en hun ouders de school kiezen die bij hun past. Het laat echter onverlet dat álle jongeren, op welke school ze ook zitten, recht hebben op goed onderwijs. Gewaarborgd moet worden dat elke school ten minste een bepaalde basiskwaliteit biedt en zeer zwakke scholen bieden die kwaliteit niet en daarmee doen ze leerlingen tekort. Dat kunnen we ons niet veroorloven, zeker niet bij scholen waarop veel leerlingen zitten die meer zorg behoeven: voor die leerlingen zijn de consequenties van het zeer zwak zijn van hun school nog ernstiger. Verbetercultuur op álle scholen
In de gesprekken over de Kwaliteitsagenda VO is er terecht op gewezen dat de aanpak van zeer zwakke scholen niet voor alle scholen een prioriteit is en hoeft te zijn. Gelukkig is op het overgrote deel van de scholen voor voortgezet onderwijs de kwaliteit op orde. Zowel in het belang van de leerlingen die op een zeer zwakke school zitten, als van het vertrouwen in de sector als geheel, moet er echter wel werk van gemaakt worden om het aantal zeer zwakke scholen zoveel mogelijk terug te dringen. Op alle scholen moet de kwaliteit op orde zijn. Een op resultaten en verbetering gerichte schoolcultuur is hiervoor onontbeerlijk. Als een school toch zwak of zeer zwak wordt, moet dit zo snel mogelijk aangepakt worden. Maar ook goede scholen kunnen niet achterover leunen. Een school moet niet alleen goed zijn, maar ook goed blijven en zo mogelijk nog beter worden. Daarom is het van belang dat alle scholen met behulp van structurele kwaliteitszorg en een lerende aanpak constant werk maken van (verdere) kwaliteitsverbetering.
Werken aan verbeteringen
Er is brede instemming met het opsporen van zeer zwakke scholen door de inspectie en het werken aan verbeteringen. Ook scholen die als zeer zwak zijn gekwalificeerd, erkennen hun situatie en zijn bereid te werken aan verbeteringen. Wel zijn er aspecten aan de werkwijze rond zeer zwakke scholen die voor discussie vatbaar zijn. Zo zijn sommigen vóór opsporing van zeer zwakke scholen, maar nadrukkelijk tegenstander van het openbaar maken van de namen daarvan. Anderen, zoals ouders, willen ­ in verband met schoolkeuze ­ wél weten om welke scholen het gaat. Als scholen vergeleken worden, moeten ze eerlijk vergeleken worden: de gegevens moeten vergelijkbaar zijn. Ook moet de inzet en toegevoegde waarde van scholen zichtbaar gemaakt worden. Ten slotte moet voorkomen worden dat het stigma een zeer zwakke school te zijn (geweest) een school belemmert in het werken aan kwaliteit. 3

Onderwijs met ambitie

Ambitieuze én realistische doelen
In de gesprekken over de Kwaliteitsagenda VO werd gevraagd waarom het acceptabel is dat
1% van de scholen zeer zwak is. Waarom streven we niet naar nul zwakke scholen? Dat is een terechte vraag. De doelen voor het voortgezet onderwijs moeten ambitieus zijn. Behalve ambitieus moeten we echter ook realistisch zijn. Zo is ­ onder meer in de ledenraadpleging van de VO-raad ­ aan de orde gekomen dat het duurzaam verbeteren van een school tijd kost. Verder is een deel van de beoordeling van scholen relatief: er zijn altijd scholen die op een onderdeel onderaan de lijst staan. Daarom heb ik de ambitie van de novemberversie van de Kwaliteitsagenda VO bijgesteld.
Ik streef de volgende doelen na:

· Reductie van het percentage zeer zwakke vestigingen van 1,8% nu naar 1,4% in 2010 en naar 1% in 2012. Daarvoor moet ook het percentage zwakke vestigingen dat afglijdt naar de positie zeer zwak afnemen.

· Reductie van de doorlooptijd van het moment dat vestiging als zeer zwak wordt bestempeld tot het moment dat de vestiging van dit stempel af is van 24 naar 18 maanden in 2012

· Verhoging van het percentage scholen dat voldoende scoort op kwaliteitskenmerk kwaliteitszorg van 31,4% naar 50% in 2010 en naar 75% in 2012. De inspectie bekijkt elk jaar in het reguliere toezicht alle gegevens van zwakke scholen en maakt daarover afspraken met de schoolbesturen. In de G4 zijn relatief meer zwakke scholen dan in de rest van het land. De inspectie zal de komende tijd extra aandacht besteden aan zwakke scholen in de G4. Na één jaar van het nieuwe toezicht van de inspectie zal ik bezien


3

Beleidsprioriteiten | Verbetercultuur

in hoeverre er repercussies wenselijk zijn rond de doelstellingen. De definitieve formulering daarvan vindt plaats in overleg met de G4.
Wat gaat daarvoor gebeuren?
Acties VO-raad en AOC-raad
De VO-raad zorgt, samen met de AOC-raad, voor een Steunpunt zeer zwakke scholen. De VO-raad en AOC-raad nemen daarnaast de verantwoordelijkheid voor de volgende sectorbrede maatregelen

· Stimuleren van kwaliteitszorg op scholen.
· Ontwikkelen en implementeren van effectieve aanpakken voor zwakke scholen.
· Beleggen van themabijeenkomsten met de zeer zwakke scholen.
· Ondersteuning bij een snellere ontwikkeling van diagnoses en verbeterplannen voor zeer zwakke scholen.
Acties OCW en Inspectie
De overheid wil kunnen ingrijpen als de kwaliteit van een school langdurig en ernstig ontoereikend is waardoor de schoolloopbaan van leerlingen ernstig in gevaar komt. Daarvoor wordt een wetsvoorstel voorbereid. Ook zal de inspectie op verzoek van OCW nader onderzoek laten doen naar redenen waarom scholen zeer zwak worden en zal duidelijkheid worden geboden over de aanvullende interventies voor zeer zwakke scholen die in een bestuurlijk traject zijn beland. Verder wordt onderzocht of de aanpak van zwakke scholen beter wetenschappelijk onderbouwd (evidence based) kan worden, en daardoor effectiever kan worden.
De inspectie zal verder onderzoeken of het mogelijk is absolute criteria te formuleren voor zwakke scholen. Ook heeft de inspectie een taak bij kwaliteitszorg, verbetering zwakke scholen, verbetering zeer zwakke scholen en bij de aanpak van scholen in een bestuurlijk natraject. De inspectie heeft tevens een rol bij het vroegtijdig signaleren van zwakke scholen en informeert hen over het Steunpunt. Met een systeem voor vroegsignalering kan voorkomen worden dat scholen zeer zwak worden. Een versnelling voor de totstandkoming van verbeterplannen (naar zes weken) is inmiddels doorgevoerd. Zoals in de paragraaf over uitblinken op alle niveaus is aangegeven, zal ik verder met de Inspectie onderzoeken hoe de inspanningen en ambities van een school en de leerwinst die leerlingen er boeken (nog) beter uitdrukking kunnen komen in de waardering van een school. Situatie in de grote steden
Er is een verband tussen (zeer) zwakke scholen en segregatie in het voortgezet onderwijs, vooral in de grote steden. OCW zal daarom samen met de G4, de Inspectie en de VO-raad
3

Onderwijs met ambitie

"Eigenlijk mag geen enkele school zeer zwak zijn. Het gaat toch om kinderen en de kansen die je ze biedt." (Ouder tijdens gesprek met ouders, april 2008) de huidige situatie en ontwikkelingen in de G4 inventariseren en mogelijke verklaringen uitwerken in een beleidstheorie. Ook het Ministerie van Wonen, Wijken en Integratie is hierbij betrokken. Aan de hand hiervan zal de situatie in de G4 geanalyseerd worden en de uitkomsten zullen zo mogelijk vertaald worden in een concrete aanpak. Daarbij kunnen bijvoorbeeld het huidige achterstandenbeleid en de Lokale Educatieve Agenda een rol spelen. Ik zal de Tweede Kamer over de resultaten hiervan rond december 2008 informeren. Goed schoolleiderschap
Scholen kunnen door meerdere oorzaken afglijden: de school verkeert in een geïsoleerde positie, management en docenten hebben uiteenlopende visies, of de zelfevaluatie of de kwaliteit van informatievoorziening is niet op orde. Daarnaast blijkt er een verband te bestaan tussen de kwaliteit van het management en de kwaliteit van het onderwijs. Zwakke scholen hebben vaak zwakke schoolleiders. Goed schoolleiderschap is dan ook essentieel om leraren in positie te brengen om zo goed mogelijke kwaliteit te bieden en zo de kwaliteit van het onderwijs op een hoger plan te brengen.


---


3. Basisvoorwaarden

Om de beleidsdoelen te halen moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. In de november 2007-versie van de Kwaliteitsagenda VO werden drie randvoorwaarden geformuleerd: onderwijspersoneel, onderwijstijd en bekostiging. De term `randvoorwaarden' deed volgens een aantal gesprekspartners onvoldoende recht aan het belang ervan. Daarom spreek ik hier over `basisvoorwaarden'.
Volgens veel gesprekspartners zouden onderwerpen als menselijke maat, onderwijskundig leiderschap, (ouder)betrokkenheid en lerend vermogen van scholen een prominentere plaats moeten krijgen in de Kwaliteitsagenda VO. Aan dit appel is gehoor gegeven door toevoeging van twee basisvoorwaarden. De eerste nieuwe basisvoorwaarde is `menselijke maat'. De tweede nieuwe basisvoorwaarde is `de school als professionele onderwijsorganisatie en gemeenschap'. Daaronder vallen onderwijskundig leiderschap, (ouder-) betrokkenheid en lerend vermogen van scholen.

1. Menselijke maat
Containerbegrip
In de novemberversie van de Kwaliteitsagenda VO was het thema `menselijke maat' niet expliciet opgenomen. Het is een containerbegrip dat wordt gebruikt voor zaken als zeggenschap, kwaliteit, een veilig schoolklimaat, bereikbaarheid van verantwoordelijken, beloning van bestuurders, gebouwen, anonimiteit, schoolkeuzevrijheid en bureaucratie. Als het gaat over schaalgrootte bedoelt de één klassengrootte, de ander de omvang van een locatie, een school of een bestuur. De beelden variëren met de gesprekspartner. Verschillende beelden
In schoolbezoeken, overleggen en conferenties kwam naar voren dat ouders risico's zien in grote scholen. Zij verwachten dat hun kind in een grote school eerder onzichtbaar is. Eigenlijk gaat het hen niet zozeer om de omvang van de school. Belangrijker is dat hun kind niet opgaat in een anoniem geheel, dat de school in overzichtelijke eenheden is georganiseerd en dat er goede leraren zijn. Voor leraren gaat het bij de menselijke maat vooral over de zeggenschap over hun werk en om het aantal en de omvang van de klassen waaraan zij lesgeven. Schoolleiders en bestuurders benadrukken dat grootschaligheid geen probleem
3

Onderwijs met ambitie

hoeft te zijn. Zij zien vooral de organisatorische uitdaging. Wel ervaren schoolleiders soms een lastig overbrugbare afstand tussen de opdracht van het bestuur en de verlangens van leraren. Leerlingen willen zich op school thuis voelen. Dat kan ook op grote scholen, mits die kleinschalig georganiseerd zijn.
Meer dan schaalgrootte
Bij de menselijke maat gaat het dus om meer dan om schaalgrootte. Het gaat vooral om de uitwerking van schaalgrootte op de mensen binnen de organisatie. Voor de verdere aanpak van de menselijke maat denk ik bijgevolg aan de volgende vertrekpunten:
· De leerling voelt zich gekend door de leraar, medeleerlingen en anderen binnen de school.

· De leerling en de leraar voelen zich veilig.
· Leraren, leerlingen en ouders ervaren dat ze voldoende invloed op het schoolbeleid kunnen uitoefenen.

· In de gemeente of de regio hebben de ouders en leerlingen voldoende keuzevrijheid: er valt iets te kiezen in het onderwijsaanbod. Het gaat om kennen en gekend worden als persoon en om erkend worden als belanghebbende (ouders en leerlingen) en als professional, die daarmee in staat is verantwoordelijkheid te nemen en daarvoor ook wordt gewaardeerd. In die zin is de menselijke maat een resultante van `goed voortgezet onderwijs', zoals in paragraaf 1 in tien uitgangspunten is samengevat.
0

Basisvoorwaarden | Menselijke maat

Kleinschalig organiseren Het bieden van een omgeving waarin leerlingen en leraren zich gekend en veilig voelen is primair de verantwoordelijkheid van de scholen. Scholen moeten zichzelf zo organiseren dat sprake is van een menselijke maat voor leerlingen en leraren. Dat hoeft bestuurlijke samenwerking niet in de weg te staan. Kleinschalig organiseren is mogelijk binnen grootschalige verbanden. De VO-raad en besturenorganisaties ondersteunen scholen bij het realiseren van de menselijke maat. De VO-raad stimuleert scholen om de medezeggenschap kleinschaliger te organiseren. Ook ouderorganisaties besteden hieraan aandacht. Verder valt te denken aan het stimuleren van uitwisselen van ervaringen en goede ideeën met betrekking tot menselijke maat. Betrokkenheid
Herkenbaarheid van, verbondenheid met en betrokkenheid bij de school dragen bij aan het kennen en gekend worden. Daarbij helpt het als de opvattingen over leren en opvoeden van een school overeenkomen met die van de ouders. Pluriformiteit is een belangrijk en sterk kenmerk van het Nederlandse voortgezet onderwijs. Vanuit hun specifieke rol kunnen (organisaties van) schoolbesturen zodoende een inspirerende bijdrage leveren bij het realiseren van een menselijke maat. "Ook een school met 1600 leerlingen kan je kleinschalig organiseren." (Schoolleider tijdens schooldebat in Noord Holland, maart 2008) Effecten van beleid op schaalgrootte Bij mijn beleid houd ik nadrukkelijk rekening met het effect op de schaalgrootte. Ik heb voorzien in een aantal maatregelen om de menselijke maat te stimuleren. De toets op basis van het wetsvoorstel Voorzieningenplanning stelt beperkingen aan de samenvoeging van scholen. De Wet medezeggenschap scholen (WMS) bepaalt dat de medezeggenschapsraad instemmingsrecht heeft bij samenvoeging. De medezeggenschap kan hierin dus een belangrijke rol spelen. Het door OCW gesubsidieerde projectbureau WMS heeft als taak te stimuleren dat de mogelijkheden voor leraren, ouders en leerlingen beter worden benut. Ook ouderorganisaties en het LAKS ondernemen acties gericht op versterking van ouderbetrokkenheid en leerlingparticipatie. Een sterke positie van de medezeggenschap, die door het bestuur van de school wordt erkend en gewaardeerd, en die herkend wordt op het niveau van de werkvloer, zorgt voor de juiste `checks and balances'. Verder heb ik recent een onderzoek geïnitieerd om het beleid over de menselijke maat wetenschappelijk te onderbouwen. In het najaar van 2008 zal ik de Tweede Kamer hierover informeren. Dit
---

Onderwijs met ambitie

onderzoek moet verder handvatten bieden voor goede initiatieven, eventuele knelpunten en mogelijke oplossingsrichtingen opleveren.

2. Scholen als professionele onderwijsorganisatie en gemeenschap Onderwijs is mensenwerk
De verschillende betrokkenen in en om een school (leraren, (onderwijs)ondersteunend personeel, leidinggevenden, leerlingen, ouders en strategische partners buiten het onderwijs) maken sámen het onderwijs. Onderwijs is mensenwerk en een school is een gemeenschap van mensen. Die mensen en die gemeenschap komen het beste tot hun recht als de school in organisatorische zin de voorwaarden biedt voor goed onderwijs. Zowel leraren, onderwijsondersteunend personeel, het management en het bestuur van een school zijn van wezenlijk belang voor goed onderwijs. Ik voeg de professionele onderwijsorganisatie dan ook toe als basisvoorwaarde voor goed voortgezet onderwijs. (School)leiderschap
Een professionele onderwijsorganisatie is noodzakelijk voor onderwijs volgens de uitgangspunten die ik in paragraaf 2 heb geformuleerd. Voor zo'n professionele onderwijsorganisatie is een goede schoolleiding nodig. Daarin zal sterker dan nu geïnvesteerd moeten worden. Onder goed en inspirerend (onderwijskundig) leiderschap versta ik dat de schoolleiding zorgt voor richting en samenhang en een goed personeelsbeleid, leraren ruimte biedt en aandacht heeft voor het primaire proces. Door mensen aan te spreken


2

Basisvoorwaarden | Scholen als professionele onderwijsorganisatie en gemeenschap

op hun intrinsieke motivatie en specifieke kennis en ervaring haal je het beste uit ze: dat geldt niet alleen voor leerlingen maar ook voor leraren. De VO-raad zet hier de komende jaren op in door middel van professionalisering en training. Ik doe ook een appèl op de besturenorganisaties om hier vanuit hun specifieke positie een sterke bijdrage aan te leveren.
Lerende organisatie
Professionele onderwijsorganisaties zijn lerende organisaties, die hun beleidsvoerend vermogen aanwenden om het beste uit de organisatie te halen om het beste uit de leerlingen te halen. In overleg met de VO-raad zal ik laten onderzoeken of er barrières zijn voor innovatie binnen de scholen en hoe deze kunnen worden weggenomen. Professionelere school
Schoolleiding en schoolbestuur zijn verantwoordelijk voor adequaat scholings- en opleidingsbeleid en de kwaliteit en diversiteit van het personeelsbeleid. Ook de zeggenschap van leraren en ander onderwijspersoneel en de inzet van (onderwijs)ondersteunend personeel moet op schoolniveau goed geregeld worden. In het Convenant Leerkracht van Nederland zijn met de sociale partners in het onderwijs afspraken gemaakt over de zeggenschap van leraren. Daardoor worden leraren meer betrokken bij belangrijke beslissingen over het onderwijs en de organisatie binnen de school. Daarnaast hebben afspraken met sociale partners er toe geleid dat individuele leraren aanspraak kunnen maken op een subsidie vanuit een scholingsfonds. Deze mogelijkheid is specifiek bedoeld voor scholing naar een hoger kwalificatieniveau en doet niets af aan de verantwoordelijkheid voor schoolleiding en -bestuur voor na- en bijscholing van het onderwijspersoneel. Professioneel statuut
Een sterkere positie van de leraar in de school begint bij de erkenning dat de leraar in de dagelijkse onderwijspraktijk over professionele ruimte moet beschikken om zijn werk goed te kunnen doen. In het kader van het Convenant Leerkracht van Nederland wordt de positie van de leraar in de school versterkt door deze professionele ruimte ­ de interne zeggenschap van de leraar over het ontwerp en de uitvoering van het onderwijskundig en kwaliteitsbeleid van de school ­ onderdeel te maken van de zorg van het bevoegd gezag voor goed bestuur. De Convenantspartijen hebben afgesproken dat de uitgangspunten van het wettelijk kader nader uitgewerkt zullen worden in een professioneel statuut. Bestuur en medezeggenschap
Verdere versterking van de positie van alle partijen in en professionalisering van de medezeggenschap is daarbij essentieel. Een sterke, op de gezamenlijke doelen van de school gerichte, medezeggenschap draagt bij aan betrokkenheid bij en kwaliteit van het onderwijs.
3

Onderwijs met ambitie

Professionalisering van bestuur en toezicht moet hand in hand gaan met het democratisch functioneren van bestuur en toezicht. De organisaties van besturen, leraren, leerlingen en ouders verrichten activiteiten op dit gebied. "Wat we nodig hebben is goed onderwijskundig leiderschap." (Leraar en leerling tijdens schooldebat in Flevoland, februari 2008) De VO-raad heeft een Code Goed Bestuur vastgesteld, voor meer transparantie in de verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden. De code bevat elementen over de scheiding tussen bestuur en intern toezicht, over horizontale verantwoording en over de verhouding tussen horizontale en verticale verantwoording. Voor scholen die de code niet toepassen geldt het principe `pas toe of leg uit'. Om scholen te ondersteunen zal OCW de gegevens die scholen aanleveren ten behoeve van beleid, bekostiging en toezicht beschikbaar stellen aan de scholen en aan andere belanghebbenden. Ook besturenorganisaties ondersteunen scholen hierbij. Scholen kunnen die informatie gebruiken voor hun horizontale verantwoording. Ouderbetrokkenheid en leerlingparticipatie In de gesprekken kwam naar voren dat betrokken ouders erg belangrijk zijn in het voortgezet onderwijs. School en ouders hebben immers beiden een verantwoordelijkheid voor de opvoeding van jongeren: ouders zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen, scholen zijn medeopvoeders. Van veel kanten werd opgemerkt dat een grotere betrokkenheid van ouders een positief effect heeft op de leerling en op de school. Daarom zal ik de ouderorganisaties vragen om met de VO-raad voorstellen te doen om de betrokkenheid van ouders in het voortgezet onderwijs te vergroten en daarbij te bezien of kan worden samengewerkt met het primair onderwijs, waar de inzet ook is de ouderbetrokkenheid te versterken. De besturenorganisatie kunnen hier ook een goede rol hebben. Hierbij kan geput worden uit bestaande initiatieven als het project Ouders bij de school. Ook participatie van leerlingen bij het schoolbeleid en het reilen en zeilen van de school is van groot belang. Het LAKS stimuleert en ondersteunt leerlingen hierbij. Zij gaan hierbij ook gericht actie ondernemen om met name vmbo-leerlingen meer dan tot nu toe bij onder meer de medezeggenschap van de school te betrekken. Benutten strategische partners Om onze ambities te realiseren is het van groot belang dat scholen "de deuren openzetten" en samenwerken met anderen. Zo zijn de lokale educatieve agenda's en de brede schoolaanpak

Basisvoorwaarden | Scholen als professionele onderwijsorganisatie en gemeenschap | Onderwijstijd

(mede) gericht op het leggen van verbanden tussen school en de wereld daaromheen. Professionele onderwijsorganisaties zijn dan ook organisaties, die optimaal gebruik weten te maken van strategische partners buiten het onderwijs: scholen kunnen niet alles zelf doen en dat hoeft ook niet. Op deze manier kan het voortgezet onderwijs een levend onderdeel van de samenleving zijn en zich tegelijkertijd concentreren op haar kerntaken. Daarbij kan voortgebouwd worden op bestaande ervaringen onder meer vanuit het VSV-beleid, de maatschappelijke stages en brede scholen.
3. Onderwijstijd
Commissie Onderwijstijd
Leerlingen hebben voldoende (onderwijs)tijd nodig. Onderwijstijd is één van de meest besproken aspecten van de Kwaliteitsagenda VO geweest. In de novemberversie van de Kwaliteitsagenda VO stonden maatregelen om scholen beter in staat te stellen de wettelijk voorgeschreven onderwijstijd te realiseren. Deze maatregelen voor de onderwijstijd hebben verlichting geboden, maar gingen velen niet ver genoeg. Eén en ander heeft ertoe geleid dat dit jaar een onderzoek naar onderwijs uitgevoerd zal worden. De Tweede Kamer is op 25 april 2008 geïnformeerd over de onderzoeksopzet (Kamerstukken 2007-2008, 31
289, nr. 35). Ik verwacht de uitkomsten van het onderzoek van de onderzoekscommissie onder voorzitterschap van de heer Cornielje in december 2008 te ontvangen. De wettelijke voorschriften voor onderwijstijd zullen net als in schooljaar 2007/2008 op een redelijke en billijke wijze worden gehandhaafd. Dat wil zeggen dat de inspectie erop toeziet dat de wet ­ met inachtneming van de maatregelen uit de Kwaliteitsagenda VO ­ wordt nageleefd, maar dat bij de toepassing van financiële maatregelen redelijkheid en billijkheid zal worden betracht.
"Leerplicht is geen ophokplicht" (Tekst op spandoek van leerlingen bij scholierenactie over onderwijstijd, november 2007) Meer mogelijkheden om aan de wet te voldoen De genomen maatregelen blijven van kracht. Scholen moeten voor onderbouw, bovenbouw en examenjaar, per schooljaar respectievelijk ten minste 1000, 960 en 660 klokuur voor alle leerlingen verplichte onderwijstijd realiseren. Daarbóven kan, binnen de wettelijke norm, voor maximaal 40 klokuur per schooljaar een kwalitatief hoogwaardig aanbod van maatwerkactiviteiten meetellen als onderwijstijd. Deze maatwerkactiviteiten zijn toegankelijk voor alle leerlingen, ook al hóéven ze niet door álle leerlingen te worden gevolgd. De invulling van deze maximaal 40 klokuur wordt vastgesteld na overleg met de medezeggenschapsraad. De totale norm van respectievelijk 1040, 1000 en 700 klokuur

Onderwijs met ambitie

per schooljaar zal worden gehandhaafd. Bij het bepalen of een school deze norm heeft gehaald wordt rekening gehouden met de gevolgen van de vakantiespreiding. Daarnaast is de minimale omvang van de maatschappelijke stage ­ het minimale aantal klokuren dat elke leerling gedurende zijn of haar middelbare schooltijd aan een maatschappelijke stage moet besteden ­tevens de maximale tijdsduur die mee kan tellen als onderwijstijd. Dat betekent dat voor iedere leerling gedurende zijn of haar schoolloopbaan in het voortgezet onderwijs maatschappelijke stages kunnen meetellen als onderwijstijd.

. Bekostiging
Ambities en investeringen
Om de ambities van de Kwaliteitsagenda VO waar te maken, wordt flink geïnvesteerd. In de periode 2008-2001 gaat het, in aanvulling op de normale loon- en prijsbijstelling, om
366 mln. in 2008, 419 mln. in 2009, 452 mln. in 2010 en 518 mln. in 2011. Het gaat hierbij om een totaalpakket1.
Sinds november 2007, toen de prioriteiten van de Kwaliteitsagenda VO werd gepresenteerd, hebben zich op een aantal dossiers ontwikkelingen voorgedaan. Op 28 april 2008 is de beleidsreactie op het rapport van de Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen (Commissie Meijerink) aan de Tweede Kamer gezonden. In de beleidsreactie staat dat er
1 Inmiddels heeft voor delen van het totaalpakket al nadere invulling plaatsgevonden. Dit is gecommuniceerd richting Tweede Kamer in brieven over gratis schoolboeken (Kamerstukken 2007 - 2008, 31 325, nr. 11), het Convenant LeerKracht van Nederland (Kamerstukken 2007 - 2008, 27 923) en doorlopende leerlijnen taal en rekenen (Kamerstukken 2007 - 2008, 31 332).

Alle bedragen zijn onder voorbehoud van goedkeuring door de begrotingswetgever.

Basisvoorwaarden | Onderwijstijd | Bekostiging

extra geld voor rekenen en taal komt. Een aanzienlijk deel daarvan gaat naar het voortgezet onderwijs. Dit komt bovenop de in de novemberversie van de Kwaliteitsagenda VO genoemde investeringen. Vooral in het kader van het Convenant Leerkracht van Nederland worden forse investeringen gepleegd. Bekostigingsmodel
Eind 2006 is uit een veldraadpleging naar voren gekomen dat het huidige bekostigingsmodel in diverse opzichten belemmerend werkt en dat de tijd rijp is voor een ingrijpende herziening van de bekostiging. Uit de recente gesprekken over een nieuw bekostigingsmodel kwam naar voren dat een nieuw model duidelijke voordelen moet hebben en dat helder moet zijn wat scholen erbij winnen. Wanneer ik de Tweede Kamer informeer over het nieuwe model zal ik hier specifiek aandacht aan besteden. Daarnaast is in de gesprekken over de Kwaliteitsagenda VO genoemd dat scholen vooral de ruimte willen houden om het onderwijsproces naar eigen inzichten in te richten. Aan de andere kant begrijpen scholen dat ze zich moeten verantwoorden over hoe ze overheidsmiddelen inzetten en wat ze daarmee bereiken, ook als dat leidt tot hogere administratieve lasten. "Het onderwijs vraagt meer: het hoeft niet per se duur, maar wel graag meer effect." (Leerling tijdens Kwaliteitsconferentie, april 2008) Ik heb gekozen voor een bekostigingsmodel dat bestaat uit twee componenten: een basismodel en aanvullende bekostiging. Daarmee kan de balans worden bereikt tussen ruimte aan de school laten en meer sturen op bereikte resultaten. Het basismodel is robuust en transparant en biedt scholen meerjarige zekerheid. In de aanvullende bekostiging kunnen specifieke voorwaarden gesteld worden, zoals de koppeling van prestaties aan middelen. Uitgangspunten basismodel Voor het basismodel zijn de volgende uitgangspunten (mede op basis van een veldraadpleging eind 2006) geformuleerd:
· De personele en materiële bekostiging worden samengevoegd tot één bedrag per leerling.
· Het bedrag per leerling wordt gedifferentieerd naar onderwijssoort en zorgbehoefte (leerwegondersteunend- en praktijkonderwijs).
· Er wordt rekening gehouden met de menselijke maat (schaalgrootte), mogelijk door een vast bedrag per school of vestiging.

Onderwijs met ambitie

OCW werkt deze uitgangspunten verder uit en voert simulaties uit om te bepalen wat de effecten zijn van herverdeling. Daarbij wordt ook onderzocht hoe het beste rekening gehouden kan worden gehouden met bepaalde demografische ontwikkelingen. De VO-raad wordt hierbij betrokken.
In 2007 is toegezegd de Tweede Kamer begin 2008 te informeren over het nieuwe bekostigingsmodel. De discussie daarover hangt samen met diverse andere dossiers, zoals deze Kwaliteitsagenda en het rapport van de Commissie Dijsselbloem. Vanwege deze samenhang en de complexiteit van de simulaties zal de Tweede Kamer in de tweede helft van
2008 geïnformeerd worden over het nieuwe model. Verantwoordelijkheid voor huisvesting
Om het beleidsvoerend vermogen van scholen te versterken is er wel gepleit om de verantwoordelijkheid van scholen voor de huisvesting te vergroten. Daartegenover is aangevoerd dat ook de gemeente haar regierol moet kunnen uitvoeren. Er wordt momenteel een onderzoek uitgevoerd naar het draagvlak voor het vergroten van de verantwoordelijkheid van de scholen voor de huisvesting. Eind 2008 komen de resultaten van dit onderzoek beschikbaar.
Reserves in het voortgezet onderwijs
De laatste tijd staat de reservepositie van VO-schoolbesturen volop in de aandacht. Daarbij wordt vooral gekeken naar het eigen vermogen. Het eigen vermogen is echter niet hetzelfde als vrij besteedbare ruimte. Het vormt de `uitkomst' van een balans; het is het

Basisvoorwaarden | Bekostiging

saldo van alle activa (bezittingen) minus de schulden op korte en lange termijn. Delen van het eigen vermogen kennen al een bestemming (bestemmingsreserve of ­fonds). Ook aan de algemene reserve (verschil tussen het eigen vermogen en de bestemmingsreserves en ­fondsen) kunnen bestedingsvoornemens zijn verbonden. Deze zijn echter minder `hard' dan bij bestemmingsreserves of -fondsen. De algemene reserve is nodig om te kunnen investeren en om risico's op te vangen. Of schoolbesturen te grote reserves aanhouden hangt samen met het investeringsplan, de risico-inschatting en de realiteitswaarde van de bestemmingsreserves en -fondsen.
Behoefte aan helderheid over reserves
Tijdens de gesprekken over de Kwaliteitsagenda VO bleek dat onderwijspersoneel en medezeggenschapsraden grote behoefte hebben aan helderheid over het al dan niet aanwezig zijn van inzetbare reserves. Met behulp van verschillende instrumenten (aanscherping richtlijnen jaarverslaggeving, ontwikkeling beoordelings- en interventiescenario's) hoop ik die transparantie te verkrijgen zodat de beschikbare middelen, en mogelijke (bovenmatige) reserves, aangewend kunnen worden voor het primaire onderwijsproces. Instrumenten
In de gesprekken voor deze Kwaliteitsagenda VO kwam ook de wens naar voren om de bestaande signaleringsgrenzen voor weerstandsvermogen te vervangen door een duidelijke norm. De Auditdienst van OCW onderzoekt op dit moment de financiële positie van schoolbesturen. Zodra de uitkomsten van dit onderzoek binnen zijn, kan ik normstelling overwegen. Met behulp van deze normen, het beoordelingskader en interventiescenario's zijn dan de randvoorwaarden vervuld om alle beschikbare middelen, dus ook mogelijke bovenmatige reserves, in te zetten voor het onderwijsproces.


4. Activiteiten
In deze paragraaf worden de doelen en activiteiten uit de Kwaliteitsagenda VO samengevat. Daarbij wordt aangegeven wie het voortouw hebben, welk tijdpad wordt gevolgd en welke mijlpalen er zijn. Uitgangspunt is dat partijen, zoals ouders, leerlingen, leraren, rectoren en besturen, worden betrokken bij de uitvoering van de acties. Daar waar bij actoren het ministerie van OCW wordt genoemd, heeft het ministerie van LNV als medeverantwoordelijke van deze Kwaliteitsagenda een nauwe betrokkenheid bij de uitvoering en realisatie van de voorgenomen acties in het groen VMBO. In overleg met betrokken partners wordt één en ander verder uitgewerkt. De uitvoering en resultaten van de activiteiten zullen worden gemonitord en geëvalueerd. Ik zal de Tweede Kamer daarvan op de hoogte houden. Monitoring en evaluatie
De verschillende activiteiten die worden opgezet om de zes beleidsprioriteiten te realiseren zullen vergezeld gaan van monitoring en evaluatie. Voor enkele prioriteiten wordt gebruik gemaakt van bestaande instrumenten. De monitoring en evaluatie van de doelen en activiteiten van de Kwaliteitsagenda VO zal planmatig worden georganiseerd, met als doel om ­ naast de rapportages over resultaten bij afzonderlijke beleidsprioriteiten ­ tweejaarlijks een overkoepelend voortgangsverslag op te stellen over de voortgang bij de realisatie van de Kwaliteitsagenda VO. Het jaarlijkse Bestuurlijk Overleg over de Kwaliteitsagenda VO kan een signalerende rol spelen ten aanzien van de mate waarin de doelen en activiteiten op schema liggen. Op basis daarvan kan eventueel worden bijgestuurd. Vooruitgang bij basisvaardigheden rekenen en taal wordt vastgesteld bij de periodieke metingen in het kader van het PISA project en het onderwijscohort COOL waar bij derdeklassers rekenen en taalvaardigheid wordt getoetst. De inspectie onderzoekt en rapporteert jaarlijks in het onderwijsverslag over de ontwikkeling van de discrepantie bij de centrale examens en schoolexamens en over ontwikkelingen bij de zwakke en zeer zwakke scholen. Rond het Convenant Leerkracht van Nederland zijn reeds monitor en evaluatie activiteiten opgezet. De bestaande monitor voortijdig schoolverlaten is van toepassing bij het vaststellen van de doelbereiking passende kwalificatie voor alle leerlingen. Voor de vaststelling van het beter ontwikkelen van talent aan de bovenkant, dient een aparte monitor te worden ontwikkeld. Bij de maatschappelijke stages is voorzien in monitoring en evaluatie van de pilots en ervaringen van scholen.

1

Onderwijs met ambitie

Basisvoorwaarden

1. Menselijke maat

2. Scholen als professionele onderwijsorganisatie en gemeenschap
3. Onderwijstijd

4. Bekostiging
Acties Actoren Tijdpad / Mijlpaal
1. Toepassen Code Goed Bestuur Scholen Continu
2. Opstellen indicatoren voor benchmarking VO-raad
3. Stimuleren van scholen om VO-raad, LAKS, Continu

medezeggenschap kleinschaliger te bonden, besturen-

organiseren organisaties;

leraren, leerlingen en ouders in de MR
4. Onderzoek onderwijstijd Commissie December 2008

Onderwijstijd
5. Versterken ouderbetrokkenheid Ouderorganisaties, Continu VO-raad, besturen- organisaties
6. Versterken leerlingparticipatie LAKS Continu
7. Ontwikkeling beoordelingskader voor de OCW en VO-raad Vanaf 2008 financiële positie van scholen

8. Brief aan Tweede Kamer over nieuw OCW na overleg met Tweede helft 2008

bekostigingsmodel o.m. VO-raad
9. Stimuleren versterking (onderwijskundig) VO-raad Vanaf 2008 leiderschap

10. Onderzoek menselijke maat OCW Najaar 2008
2

Activiteiten


1. Rekenen en Taal.
Basiskwaliteit op orde: aantoonbare verbetering taal- en rekenprestaties. Doelen

1. Substantiële verbetering aansluiting sectoren.
2. De prestaties van leerlingen op het gebied van rekenen en taal in internationale en

longitudinale onderzoeken zoals PISA, PIRLS en VOCL op een hoger niveau.
3. Terugdringen tot 8% van het percentage leerlingen dat op taalbeheersing presteert op niveau PISA-1 of lager.

4. Verhoging percentage leerlingen dat presteert op PISA-niveau 5. Acties Actoren Tijdpad / Mijlpaal
1. Verankering referentieniveaus rekenen en OCW na veldraad- Inwerkingtreding taal in de regelgeving pleging 1/8/2011
2. Intensivering taal- en rekenonderwijs Scholen/leraren Vanaf schooljaar
2008/2009
3. Meer opbrengstgericht werken op het Scholen/leraren Vanaf schooljaar gebied van taal en rekenen met behulp van 2008/2009 bijvoorbeeld toetsing, integraal taal- en
rekenbeleid en op het elektronisch leer-
dossier aansluitende leerlingvolgsystemen

4. Ondersteuning van scholen inzake VO-raad Continu opbrengstgericht werken middels good
practices

5. IJken examenprogramma's op OCW 1 augustus 2010

referentieniveaus

6. Ondersteuning en stimulering t.b.v. OCW en sector- Vanaf schooljaar

doorlopende leerlijnen en ketenverant- organisaties 2008/2009 woordelijkheid

7. Inhaalslag in het voortgezet onderwijs OCW, leraren, Vanaf schooljaar met behulp van daartoe aangepaste
scholen 2008/2009 `PABO-toetsen'
3

Onderwijs met ambitie

2. Uitblinken.
Uitblinken op alle niveaus en een passende kwalificatie voor alle leerlingen. Doelen

1. Leerlingen moeten hun talenten zo goed mogelijk kunnen ontplooien en te benutten (uit- blinken op elk niveau)

2. Terugdringen onderpresteren door leerlingen
3. Voorkomen verkeerde loopbaankeuzes van leerlingen
4. Terugdringen voortijdig schoolverlaten door jongeren Acties Actoren Tijdpad / Mijlpaal
1. Aanbrengen van differentiatie in het Scholen en leraren Continu

programma en het bieden van een

uitdagend programma aan alle leerlingen

2. Onderzoek naar manieren inspanningen, OCW en Inspectie Start 2008 ambities en leerwinst beter tot uitdrukking te brengen in waardering van een school

3. Ontwikkeling stimuleringsplan LOB VO-raad Eind 2008
4. Initiatieven talentontwikkeling O.a. OCW, Continu VO-Raad en besturenorganisaties
5. Onderzoek verruiming mogelijkheden om te OCW Voor begrotings- stapelen en door te stromen behandeling 2008 naar Tweede Kamer
6. Onderzoek kwaliteit vmbo LAKS 2010
7. Passend onderwijs
a. Brief aan Tweede Kamer over ZAT's OCW na overleg met Juni 2008 sector b. Wetgeving OCW 2011
8. Leerplicht en RMC Gemeenten a. Sluitende aanpak schoolverzuim OCW Juni 2008 b. Eindrapportage leerplicht Ingrado Eind 2008
9. Onderzoek naar stimulering toptalent o.b.v. VO-raad 2010 `Durven, delen, doen'

10. Op basis van uitkomsten pre-university VO-raad 2010

trajecten nieuwe doelstellingen

ontwikkelen

Activiteiten


3. Burgerschap.
Burgerschapsvorming voor alle leerlingen onder andere door maatschappelijke stages. Doelen

1. Scholen moeten in hun onderwijs aandacht besteden aan actief burgerschap en sociale integratie

2. Alle leerlingen die vanaf 2011/2012 instromen in het voortgezet onderwijs hebben

maatschappelijke stage in hun curriculum.

3. Maatschappelijke stage maakt integraal onderdeel uit van het curriculum.
4. Invulling maatschappelijke stage toegesneden op leerlingen (maatwerk). Acties Actoren Tijdpad / Mijlpaal
1. Burgerschap en sociale integratie Scholen, leraren Sinds 1 augustus

uitwerken in het onderwijsprogramma 2006.
2. Ondersteuningsaanbod burgerschap en O.a. LPC en SLO Continu sociale integratie

3. Zorgvuldig traject van invoering maat- O.a. scholen, OCW Tussenrapportages schappelijke stage (pilots, evaluatie, en andere departe- najaar 2008, 2009,

regelgeving, financiering) menten, maatschap- 2010. pelijke organisaties Inwerkingtreding
1/8/2011
4. Pilots schooljaar 2008-2009 Idem Evaluatie najaar
2009
5. Voorlichting aan scholen, kennis- O.a. OCW, CPS/ www.samenleven- uitwisseling, etc. Movisie kunjeleren.nl
6. Bemiddeling `groene stages' AOC's Vanaf 2008

Onderwijs met ambitie

. Professionele ruimte.
Ruimte voor de leraar.
Zie Convenant Leerkracht van Nederland, www.leerkrachtvannederland.nl
1. Een sterker beroep

2. Betere beloning
Acties Actoren Tijdpad / Mijlpaal
1. Scholingsfonds, Opleiding en Scholing, OCW Voor 1 september Kwaliteitsagenda Lerarenopleidingen 2008
2. Werkdruk verlagen
a. op landelijk niveau Sociale partners CAO-VO 1 augustus
2008 b. op schoolniveau Leraren (o.m. in MR), Continu management en besturen.
3. Positie versterken
a. op landelijk niveau Sociale partners CAO-VO 1 augustus
2008 b. op schoolniveau Leraren (o.m. in MR), Continu management en besturen.
4. Innovatie
a. op landelijk niveau OCW, Sociale partners, Continu vakinhoudelijke

verenigingen, bonden b. op schoolniveau Leraren (o.m. in MR), Continu management en besturen.
5. Diversiteit bevorderen
a. op landelijk niveau Sociale partners CAO-VO 1 augustus
2008 b. op schoolniveau Management, besturen Continu en MR.
6. Grotere salarisstappen, Loon naar

prestatie, Extra beloning, Extra inzet,
Schoolleiders
a. op landelijk niveau Sociale partners CAO-VO 1 januari
2009 b. op schoolniveau Management en besturen Continu
7. Verspreiding good practices kwaliteit VO-raad Continu arbeidsorganisatie

Activiteiten

. Examens.
Goede en betrouwbare examens.
Doelen

1. Versterking kwaliteit van het schoolexamen, zowel inhoudelijk als procesmatig
2. Maximale discrepantie tussen SE en CE voor de gehele school gemiddeld niet meer dan 0,5 punt
Acties Actoren Tijdpad / Mijlpaal
1. Gebruiken van de door de VO-raad ont- Scholen en leraren Vanaf schooljaar wikkelde standaard voor schoolexamens (en VO-raad) 2008/2009 (indien nodig ondersteund door VO-raad)

2. Brief aan Tweede Kamer inzake onderzoek OCW Medio 2008 naar positie CE t.o.v. SE

3. Deskundigheidsbevordering en expert- Scholen en leraren Vanaf schooljaar ontwikkeling 2008/2009
4. Inventarisatie behoefte van scholen aan VO-raad Nader te bepalen andere instrumenten ter ondersteuning
van hun kwaliteitsborging

5. Verkenning mogelijkheden ontwikkeling Scholen en VO-raad Nader te bepalen digitale toetsbanken van schoolexamens

Onderwijs met ambitie

. Verbetercultuur.
(Zeer) zwakke scholen weer goed, goede scholen nog beter. Doelen

1. Reductie van het percentage zeer zwakke vestigingen van 1,8% nu naar 1,4% in 2010 en naar 1% in 2012. Daarvoor moet ook het percentage zwakke vestigingen dat afglijdt naar de positie zeer zwak afnemen.

2. Reductie van de doorlooptijd van het moment dat vestiging als zeer zwak wordt

bestempeld van 24 naar 18 maanden in 2012.

3. Verhoging van het percentage scholen dat voldoende scoort op kwaliteitskenmerk

kwaliteitszorg van 31,4% naar 50% in 2010 en naar 75% in 2012. Acties Actoren Tijdpad / Mijlpaal
1. Leraren (op schoolniveau) in positie bren- Management, Continu gen zo goed mogelijke kwaliteit te bieden besturen, leraren
2. Steunpunt zeer zwakke scholen, onder- VO-raad ism Vanaf 2008 steuning en interventie, ontwikkelen en AOC-raad implementeren van effectieve aanpakken
voor zwakke scholen, initiëren van onder-
zoek, beleggen van themabijeenkomsten
met de zeer zwakke scholen

3. Ondersteuning en interventie risicovolle VO-raad ism Vanaf 2009 scholen' AOC-raad
4. Stimuleren (ontwikkeling) van kwaliteits- VO-raad Q5 tot 31-12-2008; zorg in scholen, Q5-Project verder continu
5. Wetsvoorstel Goed Onderwijs, Goed OCW Najaar 2008 Bestuur

6. Onderzoek oorzaken zeer zwakke scholen OCW/Inspectie Dec. 2008 gereed
7. Onderzoek of er absolute grenzen kunnen Inspectie Voorjaar 2010 worden bepaald waaronder een school als
risicovol wordt aangemerkt.

8. Analyse en aanpak problematiek grote OCW, VNG, G4, Rond december

steden, waaronder segregatie Inspectie 2008

Bijlage 1: Bronnen

100-dagenplan (2007), Opbrengsten 100-dagenplan. Berenschot (2007), Scheiding van toezicht en bestuur in het VO. Stand van zaken en perspectief.
CBE Consultants (2006), Versnellingssessies Ministerie OCW, directie VO. Coalitieakkoord (2007), Samen werken, samen leven. Coalitieakkoord tussen de Tweede Kamerfracties van CDA, PvdA en ChristenUnie.
Commissie Leraren (2007), Leerkracht! Advies van de Commissie Leraren. Commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon (december 2006), entoen.nu, de canon van Nederland.
Commissie Parlementair Onderzoek Onderwijsvernieuwingen (2007), Onderzoeksvoorstel Parlementair onderzoek Onderwijsvernieuwingen. Kamerstukken 2006-2007,31 007, nr.1. Commissie Ruim baan voor talent (2007), Wegen voor Talent. CPB (januari 2004), Prestatieprikkels in het Nederlandse onderwijs. Wat kunnen we leren van recente buitenlandse ervaringen?
CPB (juli 2006), Kansrijk kennisbeleid.
CPB (juni 2007), Excellence for Productivity?
Dronkers (2007), Scholen verlagen massaal eisen bij examen. NRC, 7 juni 2007. ECORYS (oktober 2007), Overhead of onderwijs. Een benchmark van de allocatie van middelen in onderwijsinstellingen voor voortgezet onderwijs. Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen (2008), Over de drempels met taal en rekenen.
Etzioni, A. (1994), The Spirit of Community: The Reinvention of American Society. New York, NY: Simon & Schuster.
Fullan, M. (13 februari 2007), Verslag van gesprek met Michael Fullan (University of Toronto) over duurzame kwaliteitsverbetering van het Nederlandse onderwijs. Kleijwegt, M. (28 juli 2007), Allochtone ouder heeft steun van Rouvoet nodig. Trouw, 28 juli 2007, de Verdieping p. 11.
Inspectie van het Onderwijs (februari 2007). Onderwijstijd in het VO. Onderzoek naar de naleving van de minimaal te programmeren onderwijstijd in het voortgezet onderwijs. Inspectie van het Onderwijs (mei 2007a), Onderwijsverslag 2005 ­ 2006. Inspectie van het Onderwijs (mei 2007b), Aansluiting voortgezet onderwijs op het basisonderwijs.

Onderwijs met ambitie

Inspectie van het Onderwijs (september 2007), Onderwijstijd in VO en BVE. Resultaten van het inspectieonderzoek in het voorjaar van 2007.
Inspectie van het Onderwijs (mei 2008), De Staat van het Onderwijs. Onderwijsverslag 2006/2007.
Maassen Van den Brink, H. (2007), Beloon kwaliteit in het onderwijs. Het Financieele Dagblad, 4 augustus 2007, p.5.
Ministerie van Jeugd en Gezin (2007), Programma voor Jeugd en Gezin. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2004), Koers Voortgezet onderwijs. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2005), VMBO: Het betere werk. Onderwijs dat hoofd en handen verbindt.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2007), Nota Werken in het Onderwijs 2007.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2007), Beleidsprogramma 2007 ­ 2011. Beleidsagenda bij de OCW-begroting 2008.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (oktober 2007), Beleidsreactie Onderwijstijd VO en BVE.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (november 2007), Samen leven kun je leren. Plan van aanpak voor de invoering van de maatschappelijke stage in het Voortgezet Onderwijs.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (23 november 2007), Actieplan Leerkracht van Nederland. Beleidsreactie op het advies van de Commissie Leraren. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (28 april 2008), Beleidsreactie Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen. Kamerstukken 2007-2008, 31 332, nr. 3. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (30 mei 2008), Beleidsreactie 60Tijd voor Onderwijs . Kamerstukken 2007-2008, 31 007, nr. 17. OECD (2006), Education at a glance 2006.
Onderwijsraad (april 2004), Bureaucratisering in het onderwijs. Onderwijsraad (januari 2005), De stand van educatief Nederland. Onderwijsraad (oktober 2005), Variëteit in schaal. Onderwijsraad (november 2005), Kwaliteit en inrichting van de lerarenopleidingen. Briefadvies aan de Tweede Kamer.
Onderwijsraad (december 2005), Betere overgangen in het onderwijs. Onderwijsraad (januari 2006), Naar meer evidence based onderwijs. Onderwijsraad (april 2006), Onderwijs in cultuur. Onderwijsraad (juni 2006), Doelgericht investeren in onderwijs. Onderwijsraad (augustus 2006), Waardering voor het leraarschap. Onderwijsraad (november 2006), Examinering: draagvlak en toegankelijkheid. Onderwijsraad (december 2006), Versteviging van kennis in het onderwijs. Onderwijsraad (februari 2007), Presteren naar vermogen. 0

Bijlage 1: Bronnen

Onderwijsraad (juli 2007), Kwaliteit belonen in het hoger onderwijs? Onderwijsraad (september 2007), Versteviging van kennis in het onderwijs II. Onderwijsraad (mei 2008), Richtpunten bij onderwijsagenda s. Regioplan (2007), Onderwijsmeter 2007.
RWI en HBO-raad (2006), Kennistekort in Nederland. RWI (2008), Voor de keuze.
SCP (1999), Scholen onder druk.
SCP (2004), In het zicht van de Toekomst. Sociaal en Cultureel Rapport 2004. SCP (2006a), Investeren in vermogen. Sociaal en Cultureel Rapport 2006. SCP (2006b), Rapportage Sport 2006.
Sociale partners in het onderwijs en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (16 april 2008), Convenant Leerkracht van Nederland.
Stichting Lezen & Schrijven (2006), Cijfers en Letters 2006. Jaarverslag Stichting Lezen en Schrijven.
Verbrugge, A. (2006), Help! Het onderwijs verzuipt! NRC, 3 juni 2006. VO-raad (2007), Onderwijsmanifest Investeren in vertrouwen. De beleidsagenda van het voortgezet onderwijs 2007-2011.
VO-raad (2008), Koersen op kwaliteit. Sectoragenda VO-raad. VO-raad (oktober 2007), Onderwijstijd: boetes komen te vroeg (persbericht 22 oktober 2007).
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2004), Bewijzen van goede dienstverlening.
Wieringen, A.M.L. van (2007), Naar een nieuw onderliggend leerplan. NTOR 2, juni 2007.


1

Bijlage 2: gesprekspartners

Ten behoeve van de totstandkoming van de Kwaliteitsagenda VO zijn verschillende scholen bezocht waarin gesproken is met leraren, leerlingen, ouders, schoolleiders, bestuurders en anderen over de Kwaliteitsagenda VO, waaronder:
· Schoolleiding, leraren, leerlingen en ouders van het Coornhert Lyceum te Haarlem
· Schoolleiding, leraren, leerlingen en ouders van het Grotius College te Delft
· Schoolleiding, leraren en leerlingen van het Wellantcollege te Montfoort
· Schoolleiding, leraren en leerlingen van het Oostvaarderscollege, het Baken Park Lyceum en Helen Parkhurst te Almere

· Schoolleiding, leraren, leerlingen en ouders van het Gomarus College te Gorinchem
· Schoolleiding, leraren, leerlingen en ouders van het Comenius College in Leeuwarden.
· Ronde tafel met 12 schoolleiders (BKK) en 15 leraren van de Semper Movens Groep (scholen vallend onder Spinoza-bestuur )

· Diverse Ronde tafelgesprekken te OCW met leraren( o.m. vanuit BON en vakbond), leerlingen, ouders en schoolleiders van diverse scholen Ook is (onder meer tijdens het Bestuurlijk Overleg van 2 juni 2008) over de Kwaliteitsagenda VO gesproken met de volgende organisaties:

· LAKS

· Ouderorganisaties: LOBO, NKO, Ouders & Coo, VOO
· Organisaties van leraren: AOb, CMHF, CNV Onderwijs, Platform van vakinhoudelijke verenigingen VVVO, Stichting Beroepskwaliteit Leraren SBL, Stichting Platforms vmbo
· VO-raad

· AOC-raad

· Besturenorganisaties: BPCO, KBVO, VBS, VOS/ABB
· Werkgeversorganisaties: VNO/NCW / MKB Nederland
· Andere sectororganisaties: PO-raad, MBO-raad, HBO-raad, VSNU
· VNG
Voor de Kwaliteitsconferentie van 24 april 2008 waren naast vertegenwoordigers van bovengenoemde personen van de volgende organisaties en scholen uitgenodigd: Adviesgroep VMBO, APS, Beter Onderwijs Nederland, BKK, Casparus College, CPS Onderwijsontwikkeling en Advies, CVOG, Delta Betatechniek, Emmaus College, Esdal College, Fioretti Teylingen,
3

Onderwijs met ambitie

Fontys Hogescholen, Forum, Gemeentelijk Gymnasium, Het Kwadrant, Hofstad College, HollandAccent Onderwijsgroep, ICLON, Ingrado, Johan de Witt college, Kennemer Lyceum, Kennisnet, KPC, Meer Onderwijs Moet, Meijers Onderzoek en Advies, Montessoricollege, Newman College, Onderbouw VO, OSG de Meergronden, Onderwijsinspectie, Paepon, Paepon Lucaz College, Penta College, Picasso Lyceum, Platform voor Allochtone Ouders PAOO, Platform Wiskunde, Q5, Raad voor Werk en Inkomen, Raayland, ROC Midden Nederland, ROC WB, RUG, RVC-VO, Saxion / Lica, SLO, Sociaal Cultureel Planbureau, SOPO, Universiteit Tilburg, Universiteit Twente, UVA, Valuascollege, Vereniging van Decanen, Vereniging voor levende talen, Wellant College en diverse andere leraren, schoolleiders, ouders en leerlingen. Met leerlingen is overigens vooral op scholen zelf gesproken.