Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
logoocw
Aan de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Den Haag Ons kenmerk Uw brief van
uli 2008
1 j DE/24636
Onderwerp
Verantwoordelijkheidsverdeling
Homo-emancipatiebeleid en
stand van zaken toezeggingen
In het Algemeen Overleg van 28 februari en 5 maart jongstleden over het lesbische- en homo-
emancipatiebeleid heb ik toegezegd u, voor de zomer van 2008, nader te informeren over de
verantwoordelijkheidsverdeling binnen het kabinet op het terrein van homo-emancipatie. Tevens heb
ik toegezegd een aantal van uw vragen schriftelijk te beantwoorden. Allereerst ga ik in op mijn taken
en die van de betrokken bewindspersonen.
Mijn taken als minister voor homo-emancipatiebeleid zijn de volgende:
1. een agenderende rol in het opstellen van het algemene kader van het homo-emancipatiebeleid;
2. een ondersteunende rol bij de verankering van het homo-emancipatiebeleid bij de
departementen;
3. een aanjagende en ondersteunende rol bij het bevorderen van het homo-emancipatieproces in
de samenleving, en
4. een monitorende en toetsende rol aangaande de voortgang op het terrein van homo-
emancipatie in Nederland.
Hierna beschrijf ik de verschillende rollen.
Ad 1. Als minister voor homo-emancipatie ben ik in de eerste plaats verantwoordelijk
voor het opstellen van het algemene kader voor het homo-emancipatiebeleid en heb ik hiermee een
agenderende rol.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl
blad 2/9
Dit kader treft u aan in de kabinetsnota Lesbisch en homo-emancipatiebeleid 2008 - 2011 `Gewoon
homo zijn' die ik u op 9 november 2007 heb toegestuurd. Over de uitwerking van de prioriteiten van het
kabinet op het terrein van homo-emancipatie, zoals neergelegd in het coalitieakkoord, heb ik met mijn
collega's van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Justitie, Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Jeugd en Gezin, Wonen, Wijken en Integratie, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Defensie,
Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking afspraken gemaakt. In de nota "Gewoon homo
zijn" staan de maatregelen van het kabinet, per ministerie beschreven. De inhoudelijke thema's die het
kabinet heeft vastgesteld als prioriteiten voor het homo-emancipatiebeleid en die in de homo-
emancipatienota zijn uitgewerkt, vormen de terreinen waarop naar verwachting van het kabinet de
meeste winst in het homo-emancipatieproces valt te behalen. De primaire verantwoordelijkheid voor
het bereiken van de in de homo-emancipatienota opgenomen doelstellingen en het uitvoeren van het
beleid op de verschillende terreinen ligt ondubbelzinnig bij de vakdepartementen en de individuele
bewindspersonen, die daarop aanspreekbaar zijn en hierover verantwoording afleggen aan de Kamer.
Ad 2. Mijn tweede taak is het ondersteunen van de departementen bij de verankering van het homo-
emancipatiebeleid.
Bij het bevorderen van het homo-emancipatiebeleid op de departementen wil ik de rol van minister
voor homo-emancipatie op een actieve wijze vervullen. Dit doe ik onder andere via de
Interdepartementale Werkgroep Overheidsbeleid en Homoseksualiteit (IWOH). De IWOH zal
rondetafelbijeenkomsten organiseren met veldorganisaties en deskundigen, onder het voorzitterschap
van de Directie Emancipatie.
De ondersteuning van de departementen en initiatieven in de samenleving worden medegefinancierd
met het extra geld voor homo-emancipatiebeleid. Voor het emancipatiebeleid wordt in deze
kabinetsperiode indicatief een extra bedrag vrijgemaakt oplopend tot 10 miljoen euro in 2011 in de
begroting van OCW. Dit bedrag is zowel bestemd voor het homo-emancipatiebeleid als voor het
emancipatiebeleid. Ik stel voor het homo-emancipatiebeleid in 2008 in totaal 2,5 miljoen euro
beschikbaar.
Ad 3. Ten derde heb ik een aanjagende en ondersteunende rol bij het bevorderen van het homo-
emancipatieproces in de samenleving.
Het kabinet kiest voor een samenhangende aanpak en een pakket aan maatregelen op het gebied van
homo-emancipatiebeleid. Naast een fundamentele en proactieve rol voor de departementen, zie ik bij
de ontwikkeling en uitvoering van het homo-emancipatiebeleid ook een belangrijke en actieve rol
weggelegd voor de (lokale) homobeweging, ouders, de school en maatschappelijke organisaties,
(zelf)organisaties van migranten, sociale partners, de georganiseerde sport, instellingen en andere
overheden en de samenleving als geheel. Beleid dat in dialoog met deze partijen tot stand komt leidt tot
grotere betrokkenheid. Dat bevordert de uitvoerbaarheid en leidt tot betere resultaten.
blad 3/9
Graag ondersteun ik initiatieven in de samenleving, bijvoorbeeld waar het gaat om het bespreekbaar
maken van homoseksualiteit in levensbeschouwelijke kringen, het bevorderen van allianties op
landelijk en lokaal niveau, het uit de kast kunnen komen en steunen van kwetsbare groepen en het
versterken van de internationale dimensie van homo-emancipatie. Organisaties die op deze terreinen
actief zijn heb ik uitgenodigd om met concrete plannen te komen die ik financieel wil ondersteunen.
Zo heb ik op 5 maart jongstleden een koploperovereenkomst gesloten met de G41 en op 17 april
jongstleden met de G12 2 om hen te stimuleren in hun homo-emancipatiebeleid en samenwerking met
(lokale) organisaties die homoseksuelen vertegenwoordigen. Ook landelijk streef ik naar `gay & straight
alliances' in de sectoren sport, onderwijs, arbeid en ouderenzorg en -welzijn. Verder wil ik dat in 2011
het aantal gemeenten dat aan homo-emancipatiebeleid doet met minstens een kwart is toegenomen
tot minimaal 50 gemeenten. Uiteraard betrek ik als minister voor homo-emancipatie mijn collega-
bewindspersonen bij de beoordeling en uitvoering van deze plannen en maak met hen afspraken over
de samenwerking- en verantwoordelijkheidsverdeling. Op deze wijze hoop ik te bevorderen dat de
initiatieven worden verankerd binnen het beleid van de andere departementen. Op de uitvoering van
deze projecten zijn zowel ikzelf als mijn collega-bewindspersonen door de Tweede Kamer tijdens deze
kabinetsperiode aanspreekbaar.
Steun aan het bevorderen van het homo-emancipatieproces in de samenleving wil ik ook geven door
mijn gezicht te laten zien bij verschillende evenementen in het kader van homo-emancipatie, zoals op
Roze Zaterdag en de Gay Pride in Amsterdam. Ik stimuleer mijn collega's hetzelfde te doen en op deze
manier het onderwerp homoseksualiteit zichtbaar en bespreekbaar te maken.
Ad 4. Tot slot ben ik in algemene zin verantwoordelijk voor de monitoring en toetsing van de voortgang
op het terrein van homo-emancipatie in Nederland (de stand in het land).
De resultaatsverplichting voor het behalen van de doelstellingen genoemd in de nota "Gewoon homo
zijn" ligt bij de vakdepartementen, maar ik ben mede aanspreekbaar op de onderdelen waarop wordt
samengewerkt. Bij samenwerkingsprojecten kan ik dus, zoals gezegd, samen met de
beleidsverantwoordelijke bewindspersoon, worden aangesproken op de voortgang en de resultaten van
deze projecten.
Om te volgen hoe het gaat met de zichtbaarheid en de sociale acceptatie van homoseksualiteit zal ik de
homo-emancipatiemonitor voortzetten en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) vragen de
monitor uit te breiden met een panel van homoseksuele jongens en lesbische meisjes. Ook worden de
resultaten onder scholieren gekoppeld aan de SCP-monitor, zodat ook de houding van scholieren over
homoseksualiteit systematisch gepeild wordt. Daarmee volg ik de aanbevelingen op van het SCP
1 Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht
2 Nijmegen, Tilburg, Amersfoort, Deventer, Enschede, Groningen, Lelystad, Leeuwarden, Maastricht,
Leiden, Zwolle en Arnhem
blad 4/9
(`Gewoon doen', september 2006, SCP). Ik zal bij de voortgangsrapportage aan de Kamer, in de zomer
van 2010, de resultaten van de dan beschikbare gegevens van het SCP betrekken.
Het kabinet kiest twee indicatoren om aan het eind van de kabinetsperiode de uitkomsten te kunnen
afmeten. Deze zijn: de houding van de Nederlandse bevolking tegenover homoseksuelen en het aantal
actieve gemeenten op homo-emancipatieterrein. Met deze inzet verwacht het kabinet dat het beter
moet gaan met de veiligheid en sociale acceptatie van homoseksuelen. In 2010 zal het kabinet de
voortgang in het homo-emancipatiebeleid bekijken. Daarover zal ik samen met mijn collega's in het
kabinet verslag doen aan de Kamer. Dat zal ook het moment zijn dat het kabinet zich zal beraden op
eventueel verder te nemen maatregelen.
Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben over de verantwoordelijkheidsverdeling op het
terrein van homo-emancipatie. Naast de toezegging u deze brief toe te sturen, heb ik tijdens het
Algemeen Overleg Homo-emancipatiebeleid van respectievelijk 28 februari en 5 maart jongstleden nog
een aantal toezeggingen gedaan. Hieronder zal ik, per toezegging, verslag doen van de planning en de
stand van zaken.
Toezegging 1: Ik heb toegezegd de Kamer te informeren over mijn rol als minister voor homo-
emancipatie (OCW) en de rol van de vakdepartementen.
Door deze brief is aan dit verzoek voldaan.
Toezegging 2: Staatssecretaris Van Bijsterveldt voert overleg met scholen (en inspectie) over de
opneming van de registratie van geweldsincidenten.
De planning is dat de Kamer eind 2008 (middels de voortgangsrapportage sociale veiligheid op school)
nader zal worden geïnformeerd over de implementatie van de verbeterde veiligheidsindicator in de
zogenaamde 'resultatenbox'. De verplichte registratie van incidenten is hiervan onderdeel. Daarnaast
volgt in september 2008 de monitor sociale veiligheid in en om de school, waarin eveneens aandacht is
voor de problematiek.
Toezegging 3: Ik heb toegezegd de inspectie van het onderwijs te vragen nog dit jaar een
diepgaand onderzoek te doen naar homofoob gedrag, seksuele weerbaarheid en seksuele
diversiteit op de verschillende schooltypen. Dit themaonderzoek komt naast het gewone toezicht
dat indien daar aanleiding voor is zal ingaan op incidenten, maatregelen en beleid van scholen.
Er komt in 2008 één themaonderzoek (rapportage volgt begin 2009). Het thema is: homofoob gedrag,
seksuele weerbaarheid en seksuele diversiteit op de verschillende schooltypen. De
rondetafelbijeenkomsten met jongeren en deskundigen uit diverse gremia vinden in juni 2008 plaats.
Deze rapportage verschijnt in oktober 2008.
Toezegging 4: de minister van Justitie zal de Kamer informeren over het kabinetsstandpunt op het
rapport van de Commissie Kalsbeek over lesbisch duo-moederschap.
De kabinetsreactie is in voorbereiding en zal zo spoedig mogelijk naar de Tweede Kamer worden
gezonden.
blad 5/9
Toezegging 5: brief met informatie over de positie van homoseksuele militairen in NAVO-verband
en eventuele NAVO (-verdrag)afspraken daarover.
De staatssecretaris van Defensie zal de Kamer hierover vóór 1 oktober 2008 middels een brief
informeren.
Toezegging 6: brief met toelichting op de huidige wettelijke bepalingen over sterilisatie van
transgenders bij officiële geslachtsverandering tegen de achtergrond van de algemene
identificatieplicht en recente wetswijzigingen in Spanje en het Verenigd Koninkrijk.
Thans wordt bezien of het vereiste van fysieke aanpassing aan het verlangde geslacht en het vereiste,
beiden van artikel 28 lid 1 Boek 1 BW, dat voortplanting is uitgesloten, minder strikt kunnen worden
geformuleerd. Zodra deze verkenning is afgerond kan een brief van de minister van Justitie hierover
tegemoet worden gezien.
Toezegging 7: Een brief met meer informatie over de bevordering van de deskundigheid van
politieagenten, het doen van aangiften via internet en informatiepakketten van de politie over `hate
crime' ook naar scholen in pilotregio's te sturen
Er komt geen aparte brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De door
haar toegezegde informatie is opgenomen in deze brief en volgt hieronder.
Vraag 1. Hoe wordt aandacht besteed aan de deskundigheidbevordering van politieagenten op het
terrein van discriminatie van homo's?
In de politieopleiding wordt op drie niveaus aandacht besteed aan de nieuwe Aanwijzing
discriminatie, waarmee de deskundigheid van politieagenten op het gebied van discriminatie wordt
bevorderd. Zo wordt in de opleidingen van het Service & Intake personeel, de basisopleiding
hulpofficier van justitie en de opleiding voor operationeel leidinggevenden aandacht besteed aan de
correcte opname en afhandeling van meldingen en aangiftes van discriminatie aan de hand van een
reactieprotocol. Daarnaast zijn in elke politieregio contactpersonen discriminatie actief die
discriminatiebestrijding onder de aandacht brengen via het werkoverleg van het Service & Intake
personeel. Ook wordt via andere communicatiekanalen aandacht besteed aan de aanpak van
discriminatie, zoals artikelen in korpsbladen en in het Tijdschrift voor de politie.
Vraag 2. Wat is er mogelijk aangaande aangiften van discriminatie via internet?
Op de website www.hatecrimes.nl kunnen slachtoffers van discriminatie in de (pilot)regio's
Amsterdam-Amstelland en Gelderland-Zuid online melding maken van discriminatie. Daarbij
kunnen slachtoffers vermelden op welke wijze zij over deze melding contact willen hebben met de
politie. Daarnaast voorziet de website in verwijzingen naar ondersteunende en betrokken
instanties voor slachtoffers van discriminatie. Op dit moment kan landelijk alleen online aangifte
worden gedaan van vernielingen en diefstal.
blad 6/9
Vraag 3. Kunnen de informatiepakketten ten behoeve van het project Hate Crimes ook naar
scholen in pilot-politieregio's worden gestuurd?
Het verspreiden van informatiepakketten voor het project Hate Crimes is een taak van de
antidiscriminatiebureaus in de betreffende pilot-regio's. De informatiepakketten worden nu
verspreid in onder meer (homo) horecagelegenheden, homosauna's, discotheken, bibliotheken,
COC-afdelingen, antidiscriminatiebureaus en gemeentehuizen. Hiermee wordt al een groot
gedeelte van de jongere doelgroep bereikt. Afgesproken is dat, wanneer het COC doelgericht een
school gaat bezoeken, het project Hate Crimes onder de aandacht wordt gebracht. Scholen kunnen
ook op verzoek een informatiepakket van de antidiscriminatiebureaus ontvangen.
Toezegging 8: Samen met staatssecretaris van VWS zal ik NOC*NSF, NCS, NSA, Homosport
Nederland, KNVB en de John Blankenstein Foundation uitnodigen om met ideeën te komen hoe in
dit Olympische sportjaar meer aandacht gegeven kan worden aan de bevordering van de sociale
acceptatie van homoseksuelen.
Momenteel is de staatssecretaris van VWS bezig om de concrete maatregelen die genoemd zijn in het
sportgedeelte van de nota onder te brengen in een integraal uitvoeringsprogramma. De
staatssecretaris is voornemens om voor de uitvoering van alle concrete maatregelen één organisatie
aan te wijzen. De projecten zullen in de tweede helft van 2008 een aanvang nemen en doorlopen tot
2011. Hiermee wordt acceptatie van homoseksualiteit in de sport niet alleen in het Olympisch jaar
bevorderd maar ook in de jaren daarna.
Toezegging 9: Bevorderen dat lokale Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD'en) in de (lokale)
jeugdgezondheidsmonitors vragen opnemen over de acceptatie van homoseksuelen. En nagaan of
de landelijke GGD bereid is om binnen diens format vragen over homoseksualiteit op te nemen.
Gemeenten geven GGD'en opdracht tot het maken van een lokale jeugdgezondheidsmonitor. De
gemeente bepaalt dan ook welke vragen hierin worden opgenomen. GGD'en krijgen landelijke
ondersteuning bij het voorbereiden en uitvoeren van de lokale jeugdgezondheidsmonitor. Dit gebeurt
door het RIVM, GGD Nederland en Actiz gezamenlijk. Ik zal het RIVM vragen om na te gaan of er
draagvlak is voor de ontwikkeling van een standaardvraagstelling over de acceptatie van
homoseksuelen ten bate van de lokale jeugdgezondheidsmonitors.
Toezegging 10: Mij is gevraagd of ik bereid ben om op uitnodiging een kijkje te nemen bij een
activiteit van een christelijke homo-organisatie.
Het antwoord is: ja. Binnenkort (7 juli aanstaande) maak ik kennis met verschillende homo-
organisaties met een orthodox-christelijke achterban (RefoAnders, ContrariO, Onze Weg, De Kringen,
Landelijk KoördinatiePunt groepen kerk en homoseksualiteit en CHJC Vereniging van Christelijke
Holebi's). Uitnodigingen van deze en andere organisaties, zoals de EO-jongerendag, zijn zeker welkom.
blad 7/9
Toezegging 11: De PvdA heeft gevraagd of er extra budget beschikbaar is voor het stimuleren van
`gay & straight alliances' (GSA's) op scholen.
De komende jaren zullen op 130 scholen (met een bereik van 104.000 tot 260.000 leerlingen) GSA's
worden gesteund. Voor dit driejarige project heb ik een projectsubsidie toegezegd.
Toezegging 12: De SGP heeft mij verzocht contact op te nemen met de Stuurgroep (homo)
seksualiteit en reformatorisch onderwijs.
Dit is gebeurd. Er heeft inmiddels een gesprek plaatsgevonden tussen deze stuurgroep en de Directie
Emancipatie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het visiedocument (homo)
seksualiteit dat de stuurgroep aan het ontwikkelen is. Op 30 juni aanstaande zal ik met de stuurgroep
in gesprek gaan over zijn visie en beleid en neem ik hun visiedocument in ontvangst.
Toezegging 13: Staatssecretaris Van Bijsterveldt zal in de volgende voortgangsrapportage veilige
school nadrukkelijk aandacht besteden aan de veiligheidssituatie van homo's en andere
aandachtsgroepen.
Zie het antwoord bij toezegging 2.
Toezegging 14: In de handreiking `naar een discriminatievrije school ' zal ik veel aandacht besteden
aan het belang van homovriendelijke scholen.
Het CGB heeft mij op 10 juni jongstleden zijn advies aangeboden. In het
CGB-advies wordt een algemeen kader gegeven voor de beantwoording van vragen die te maken
hebben met gelijke behandeling op school. Daarnaast wordt ingegaan op de onderwerpen: aanstelling
van personeel en toegang tot het onderwijs, de zorg voor een discriminatievrije omgeving, regels over
kleding en gedrag, Nederlands als enige taal op school, faciliteiten, vrijstellingen en ontheffingen,
handicap en chronische ziekte, stages. Op basis van dit advies ben ik bezig een handreiking te maken
voor scholen die zelf een gedragscode willen opstellen. Naar verwachting komt de handreiking
na de zomer beschikbaar.
Toezegging 15: Ik zal de scholen met een brief informeren over de Algemene wet gelijke
behandeling (Awgb) en discriminatie van homoseksuelen (na kabinetsstandpunten Europese
Commissie en Evaluatie Awgb en rapport(en) CGB).
Deze brief zal ik voor het komend schoolseizoen versturen naar alle openbare en bijzondere scholen.
Toezegging 16: Mij is verzocht om in het bestuurlijk overleg met de VNG in algemene zin aandacht
vragen voor de kabinetsdoelstelling voor bevordering van de sociale acceptatie van
homoseksuelen.
Overleg met de VNG over dit onderwerp is nog niet gepland. Ik streef ernaar om dit onderwerp in het
najaar onder de aandacht te brengen in een bestuurlijk overleg met de VNG.
blad 8/9
Toezegging 17: Verzoek om overleg te voeren met de besturenorganisaties van verschillende
schooltypen over het bevorderen van de sociale acceptatie van homoseksuelen.
Sociale veiligheid op school staat op de agenda van het periodiek overleg van OCW met de VO-raad. De
sociale acceptatie van homoseksuelen op verschillende schooltypen komt hierbij aan de orde.
Toezegging 18: Verzoek om het belang van specifieke opvang voor homoseksuele slachtoffers van
(eergerelateerd) geweld onder de aandacht te brengen bij mijn collega's van Justitie en VWS.
Er komt opvang voor mannelijke slachtoffers van eergerelateerd geweld en andere vormen van ernstig
geweld die ook bedoeld is voor homoseksuelen. Deze opvang wordt gerealiseerd in het kader van een
met de G4 te sluiten convenant voor 4 x 10 opvangplaatsen voor mannelijke slachtoffers van
eergerelateerd geweld en andere vormen van ernstig geweld. Het uitgangspunt is dat het moet gaan
om bedreigde mannen; andere slachtoffers kunnen in de maatschappelijke opvang terecht. Aan de G4
is gevraagd om bij het creëren van deze opvangplaatsen te bezien wat specifiek nodig is voor
homoseksuele slachtoffers. De planning is dat per 1 juli 2008 de eerste opvangplekken operationeel
zijn. In totaal gaat het om 40 plaatsen.
Toezegging 19: De vraag of door nieuwe bloedtesten het beleid inzake homoseksuele bloeddonoren
kan worden heroverwogen.
In de Richtlijn Donorkeuring van Sanquin worden maatregelen bij de donorkeuring aangegeven ter
preventie van de overdracht van bepaalde infecties op de ontvangers van het bloed. Onder andere
mensen die risicovol seksueel gedrag vertonen, waaronder mannen die seks hebben (gehad) met
mannen mogen geen bloeddonor zijn. Wetenschappelijk is aangetoond dat bepaalde (infectie)ziekten
onder deze groep vaker voorkomen en een gevaar kunnen opleveren voor ontvangers van bloed. Om
dezelfde reden worden bijvoorbeeld ook de volgende groepen uitgesloten van bloeddonatie: mensen die
uit een bepaalde regio komen, mensen die (kort) verbleven in een bepaalde regio en mensen die zelf
eerder een bloedtransfusie ontvingen. De ervaring heeft geleerd dat ook met de introductie van nieuwe
testen er altijd risico's zullen blijven bestaan, mede vanwege de mogelijkheid van het opduiken van
nieuwe ziekteverwekkers. Vooralsnog is er daarom geen aanleiding het donorbeleid inzake mannen die
sex hebben (gehad) met mannen te heroverwegen.
Toezegging 20: De vraag `of er dit jaar wederom een bewindspersoon van Defensie op roze
zaterdag aanwezig zal zijn'.
Dit jaar zal ik de Roze Zaterdag in Tiel bijwonen.
blad 9/9
Toezegging 21: De vraag of er wel voldoende aandacht aan de bevordering van sociale acceptatie
van homoseksuelen onder jongeren op de Jeugd en Gezin website staat en bij de Centra voor Jeugd
en Gezin.
JenG website
De website van het ministerie van OCW is vanwege zijn dossierhouderschap van het homo-
emancipatiebeleid de aangewezen plaats om hieraan aandacht te besteden. Bovendien zijn op de Jeugd
en Gezin website in het geheel geen 'dossiers' voor specifieke groepen jongeren. De minister voor
Jeugd en Gezin is er voor álle kinderen en jongeren.
Centra voor Jeugd en Gezin
De rol die CJG's kunnen spelen ten aanzien van homoseksuele jongeren is gericht op het bieden van
ondersteuning bij het omgaan met vragen rond homoseksuele gevoelens, zowel bij jongeren zelf als bij
hun ouders. De komende jaren zal het bieden van opvoed- en opgroeiondersteuning door CJG's op het
terrein van specifieke vragen of problemen aandacht krijgen in het kader van het implementatietraject
CJG's. Welke dit precies betreft zal in samenspraak met gemeenten en betrokken professionals
bepaald worden. Het ligt voor de hand dat vragen van (ouders van) homoseksuele jeugdigen hiervan
onderdeel zullen uitmaken.
Ik vertrouw erop u voldoende geïnformeerd te hebben.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Dr. Ronald H.A. Plasterk