Ministerie van Economische Zaken


Verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 29 en 30 mei jl.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der

Staten-Generaal

Binnenhof 4

2513 AA 's-GRAVENHAGE


Datum Uw kenmerk Ons kenmerk Bijlage(n)

2 juli 2007 EP/EIS / 8071240 1


Onderwerp

Verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 29 en 30 mei jl.


Bezoekadres Doorkiesnummer Telefax

Bezuidenhoutseweg 30 6275 7014


Behandeld door

T.M. Meijer/H. Uijt de Haag


Hoofdkantoor

Bezuidenhoutseweg 30

Postbus 20101

2500 EC 's-Gravenhage

Telefoon (070) 379 89 11

Telefax (070) 347 40 81

Email ezpost@minez.nl

Website www.minez.nl Verzoeke bij beantwoording van deze brief ons kenmerk te vermelden


Mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bied ik u hierbij het
verslag aan van de Raad voor Concurrentievermogen van 29 en 30 mei jongstleden.
Nederland werd op 29 mei vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken.
Op 30 mei werd Nederland vertegenwoordigd door de plaatsvervangend Permanent
Vertegenwoordiger bij de EU.


Tijdens het deel over industrie en interne markt nam de Raad conclusies aan over
concurrentievermogen en innovatie. Tevens nam de Raad conclusies aan over de tweede
herziening betere regelgeving. Tenslotte wisselde de Raad van gedachten over een
uniform stelsel van octrooibescherming en geschilbeslechting.
Tijdens het onderzoekgedeelte is met name gesproken over de Europese
Onderzoeksruimte en is het gezamenlijke technologie initiatief voor brandstofcellen en
waterstof aangenomen. Daarnaast is een resolutie aangenomen over het beheer van
intellectueel eigendom in kennisoverdracht en zijn conclusies aangenomen over regionale
aspecten van onderzoeksinfrastructuren en gezinsvriendelijke wetenschappelijke
loopbanen.


De zetelkeuze is op 30 mei niet aan de orde gekomen tijdens de formele zitting,
aangezien tijdens informeel overleg geen consensus hierover kon worden bereikt. Op 18
juni is wel overeenstemming bereikt en is tijdens een intergouvernementele conferentie
de zetel van het EIT toegewezen aan Boedapest.

Een uitgebreid verslag van de Raad vindt u in de bijlage bij deze brief.
2


De eerstvolgende bijeenkomst is een informele Raad voor Concurrentievermogen op 16-
18 juli in Frankrijk. De eerstvolgende formele Raad vindt plaats op 25 en 26 september in
Brussel.

(w.g.) Maria J.A. van der Hoeven


3


VERSLAG RAAD VOOR CONCURRENTIEVERMOGEN 29 EN 30 MEI

Een nieuwe impuls voor concurrentiekracht en innovatie


Raadsconclusies

De Raad heeft integrale conclusies aangenomen over een pakket aan
mededelingen gericht op de versterking van het concurrentie- en
innovatievermogen in Europa.

Tijdens zijn inleiding ging Commissaris Verheugen in op drie onderwerpen uit de
conclusies, namelijk lead-markets, "carbon leakage" en de defensie-industrie. Bij
de verdere ontwikkeling van lead-markets achtte hij de commitment van lidstaten
van groot belang. De lidstaten zouden met name het contact moeten stimuleren
tussen de stakeholders bij de verschillende lead-market, zoals kennisinstellingen,
aanbestedende diensten en bedrijven. In het kader van het klimaat- en
energiepakket gaf hij aan veel belang te hechten aan het voorkomen van "carbon
leakage" bij de implementatie van de doelen op energie, klimaat en milieugebied.
Hiervoor is het noodzakelijk om zo spoedig mogelijk juridische zekerheid te
bieden over de te nemen maatregelen zodat de industrie de tijd heeft zich daaraan
aan te passen. Voor de defensie-industrie gaf hij aan zeer tevreden te zijn met de
specifieke paragraaf over de Europese defensie-industrie. Deze industrie kenmerkt
zich op dit moment nog door beperkt grensoverschrijdend contact. Gelet op de
concurrentie vanuit andere regio's buiten de EU en de kosten die gepaard gaan
met innovatie is dit zijns inziens niet houdbaar. Om grensoverschrijdende banden
te versterken acht hij het met name van belang dat de lidstaten spoedig tot een
akkoord zouden komen over beide richtlijnen van het defensiepakket.
In een uitgebreide tafelronde gingen de lidstaten met name in op het belang van
innovatie en de maatregelen die noodzakelijk zijn om "carbon leakage" tegen te
gaan. Voor het versterken van innovatie wezen de lidstaten met name op het
belang van de wederzijdse erkenning van risicokapitaalfondsen, zoals voorgesteld
in de mededeling van de Commissie. Dit werd ook gezien als een belangrijke stap
voor de versterking van de concurrentie kracht van het MKB. Ook werd door
meerdere lidstaten gewezen op het belang van een Europees clusterbeleid. Zij
gaven daarbij aan uit te zien naar de aangekondigde mededeling van de
Commissie op dit gebied. Wat betreft het klimaat pakket gaf een aantal lidstaten
aan dat een internationaal akkoord het voornaamste doel moest zijn. Dit vormt
niet alleen de beste manier om klimaatverandering tegen te gaan, maar kan ook
voorkomen dat er onacceptabele concurrentie nadelen ontstaan. Er was daarbij
breed draagvlak voor het voorkomen van onacceptabele concurrentienadelen als
gevolg van de herziening van de ETS-richtlijn. Voorkomen moest worden dat
bepaalde industrieën als gevolg van de herziening uit de EU wegtrekken. Diverse
lidstaten wezen daarbij op het belang om zo snel mogelijk duidelijkheid te


4

scheppen over de maatregelen en de uitzonderingen daarop. Tot slot ging een
aantal lidstaten ook in op de gevolgen van de hoge olieprijzen voor met name
mensen met lage inkomens en het MKB. Voor de lange termijn wezen de lidstaten
op het belang van een grotere energie-efficiëntie. Meerdere lidstaten gaven aan
hierover tijdens de volgende Raad nader van gedachte te willen wisselen.
Ten aanzien van het energie en klimaatpakket onderstreepte Nederland in haar
interventie het belang om in eerste instantie te streven naar een internationaal
akkoord. Voor het voorkomen van weglekeffecten van eventuele eenzijdige
maatregelen achtte Nederland het van belang dat indirecte kosten, zoals verhoging
van energieprijzen voor gebruikers, worden meegenomen. Om te voorkomen dat
de herziening van de ETS-richtlijn vertraging oploopt stelde Nederland voor om
in de richtlijn alleen de criteria vast te leggen op basis waarvan industrieën in
aanmerking komen voor uitzonderingen. De vaststelling van specifieke
industrieën die voor uitzondering in aanmerking komen kan daarna plaatsvinden
op basis van de analyse aan de hand deze criteria. In reactie op zorgen van andere
lidstaten over de olieprijzen gaf Nederland aan dat het verlagen van accijnzen niet
de juiste weg is. De oplossing voor de stijging van olieprijzen moet met name
gezocht worden in afspraken met olieproducerende landen, zoals ook is besproken
tijdens het Internationaal Energieforum in Rome van april jl.


Tweede strategische herziening Betere Regelgeving

Raadsconclusies

Het voorzitterschap gaf een beknopte terugkoppeling van de informele lunch met
de heer Stoiber, voorzitter van de high level adviesgroep administratieve lasten.
De heer Stoiber had tijdens deze lunch een toelichting gegeven op het werk van de
adviesgroep. De Commissie, bij monde van Commissaris Verheugen, gaf
vervolgens een toelichting op de tweede strategische herziening. Hij benadrukte
dat impact assessments inmiddels een belangrijk onderdeel vormen bij de
voorbereiding van nieuwe voorstellen. Op dit moment worden de richtlijnen voor
impact assessments herzien. Wat betreft het actieprogramma administratieve
lasten drong Commissaris Verheugen er bij de lidstaten op aan om plannen op te
stellen teneinde ook op nationaal niveau de lasten met 25% te verminderen.
Diverse lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten dat lastenverlichting niet
teniet mag worden gedaan door het ontstaan van nieuwe lasten van nieuwe
regelgeving. Een aantal lidstaten wees op het grote besparingspotentieel op de
terreinen van statistiek en ondernemerschapsrecht. Vervolgens pleitte enkele
lidstaten, waaronder Nederland, voor een impact assessment ten aanzien van de
interpretatieve mededeling van de Commissie voor overheidsopdrachten onder de
drempelwaarden. Tenslotte wees een aantal lidstaten op de zogenaamde
Verklaring van Praag. Deze verklaring is ondertekend door een aantal lidstaten,
5


waaronder Nederland. In de verklaring wordt gepleit voor verdergaande
samenwerking op het terrein van betere regelgeving, zoals een uitbreiding van het
gebruik van impact assessments naar alle voorstellen van de Commissie en
versterking van de Impact Assessment Board.

De Raad sprak tenslotte steun uit voor de tweede herziening betere regelgeving en
nam raadsconclusies daarover aan.


Europese octrooistrategie

Gedachtewisseling

Het Sloveense voorzitterschap gaf een presentatie over de voortgang van de
onderhandelingen over één uniform stelsel van octrooibescherming
(gemeenschapsoctrooi) en octrooirechtspraak (geschilbeslechting). Het
voorzitterschap gaf aan dat voortgang is geboekt, maar dat het nog te vroeg is
voor een uitgebreide discussie. Het voorzitterschap werkt aan een voorstel voor
geschilbeslechting waarbij enerzijds de meeste principes van het European Patent
Litigation Agreement (EPLA) worden overgenomen. EPLA is een model in
wording dat geschilbeslechting beoogt met een aparte, gespecialiseerde hoog
gekwalificeerde octrooirechter. Anderzijds houdt het voorzitterschap rekening met
lidstaten die hechten aan nabijheid van rechtspraak door naast een centrale
rechtsinstantie ook lokale rechtsinstanties te laten bestaan. In de discussie over het
gemeenschapsoctrooi heeft het voorzitterschap het voorstel gedaan van
machinevertalingen, waarbij met behulp van een computerprogramma
automatisch kan worden vertaald in alle gemeenschapstalen. Het maken van
humane vertalingen (niet per machine) kan dan worden beperkt tot die gevallen
waarin een octrooi daadwerkelijk onderwerp van geschil is (minder dan 1% van
alle verleende octrooien). Belangrijk is dat de machinevertaling slechts
informatiedoeleinden dient, zodat geen discussie ontstaat over verschillende
taalversies. De enige geldende (authentieke) tekst van een octrooi is de tekst in de
taal waarin het is verleend.


Tijdens de gedachtewisseling spraken de meeste lidstaten, waaronder Nederland,
steun uit voor de voortvarende en constructieve aanpak van het voorzitterschap.
Alle lidstaten erkenden dat een doorbaak op het terrein van octrooibescherming en
geschilbeslechting van groot belang is voor de concurrentiepositie van het
innovatieve bedrijfsleven in Europa. Uit de discussie bleek dat nog veel werk
moet worden verricht, voordat de raad tot besluitvorming kan komen. Een aantal
lidstaten gaf aan te hechten aan een octrooi in de eigen taal. Daarnaast hecht een
aantal landen aan de nabijheid van de rechtspraak en het procederen in de eigen
taal. Ook wezen er lidstaten op het belang van de rol van het Europese Hof van
Justitie bij de geschilbeslechtingsregeling. Daarnaast benadrukte een aantal
lidstaten, waaronder Nederland, dat de nieuwe geschilbeslechtingsregeling
6


toegevoegde waarde moet hebben als het gaat om kwaliteit van de rechtspraak en
rechtszekerheid. De lidstaten verschilden nog van mening of er een sterke
koppeling moet worden gelegd tussen de dossiers gemeenschapsoctrooi en
geschilbeslechting. Een aanzienlijk aantal lidstaten, waaronder Nederland, sprak
de wens uit om tijdens het komende Frans voorzitterschap tot een oplossing te
komen.

Nederland wees er in haar interventie tevens op dat bij de verdere
onderhandelingen goed voor ogen moet worden gehouden dat het systeem in het
leven wordt geroepen voor de gebruikers. Een uniform stelsel van
octrooibescherming en -rechtspraak kan alleen op steun van gebruikers rekenen
als het een verbetering inhoudt van de bestaande systemen in termen van
transparantie, kostenefficiency en snelheid. Met de inwerkingtreding van het
zogenaamde Londen vertalingenprotocol is vooruitgang geboekt met het
terugdringen van vertaalkosten van verleende Europese octrooien. Het is nu zaak
om ook voor de handhaving van octrooien op een zo kort mogelijke termijn een
oplossing te vinden, zodat sprake is van een hoge gekwalificeerde en
gespecialiseerde en uniforme octrooirechtspraak. De octrooirechtspraak is nu nog
verspreid over vele instanties, is niet eenduidig en te duur. Nederland gaf aan het
positief te vinden dat in het voorstel van het Sloveense voorzitterschap veel
elementen uit EPLA zijn overgenomen en is bereid hier constructief over mee te
praten. Nederland steunde voorts het voorstel van het voorzitterschap dat uitgaat
van machinevertalingen en gaf aan sterk te hechten aan voortgang op beide
dossiers.


Gezamenlijk technologie initiatief brandstofcellen en waterstof
Aanname

Commissaris Potoènik onderstreepte de bijdrage die dit gezamenlijk technologie
initiatief (JTI) kan hebben aan de oplossingen van het energie- en
klimaatvraagstuk. Hij gaf aan zeer verheugd te zijn na de vier eerdere JTI's dat er
zo snel tot een akkoord kon worden gekomen over dit JTI. De Raad nam de
verordening zonder verdere discussie aan.


Beheer van intellectueel eigendom in kennisoverdracht
Raadsresolutie

Zowel de voorzitter als commissaris Potoènik legde de nadruk op de werking van
dit charter in de praktijk. Universiteiten worstelen met de vertaling van nieuwe
kennis naar de praktijk. Een intensievere samenwerking met universiteiten kan
daaraan een belangrijke bijdrage leveren. Het charter kan daarvoor de nodige
handvatten bieden. Commissaris Potoènik benadrukt het belang van de toepassing
door lidstaten en stakeholders in de praktijk. Nadat één van de lidstaten nogmaals


7

het vrijwillige karakter van de resolutie benadrukte werd de resolutie door de
Raad aangenomen.


Regionale Aspecten Europese Onderzoeksinfrastructuur

Raadsconclusies

Het voorzitterschap gaf aan dat pan-Europese onderzoeksinfrastructuren van
fundamenteel belang zijn voor de versterking van onderzoek in Europa. De
conclusies onderstrepen de toenemende rol die regio's spelen in het tot stand
komen van die infrastructuren. Commissaris Potoènik voegde daaraan toe het
verdere invullen van rol van de regio's met name aan de lidstaten is. Zij spelen via
de nationale roadmaps voor infrastructuren een belangrijke rol. Voor de
financiering is een goede afstemming nodig tussen eventuele middelen uit het
Kaderprogramma, nationale fondsen en de structuurfondsen. Naar aanleiding van
zorgen die werden geuit onderstreepte Commissaris Potoènik dat de autonomie
van lidstaten bij uitvoering van de Structuurfondsen behouden blijft. Zoals in de
conclusies ook al benadrukt bevestigde hij dat er binnen de Commissie hard
gewerkt wordt aan een goede afstemming tussen de regimes voor het
Kaderprogramma en Structuurfondsen.


Gezinsvriendelijke wetenschappelijke loopbanen

Raadsconclusies

Het voorzitterschap onderstreepte in een korte inleiding het belang van
gezinsvriendelijke loopbanen voor de toekomst van de Europese
Onderzoeksruimte. Commisaris Potoènik achtte het met name van belang dat
belemmeringen voor vrouwelijke onderzoekers, zoals negatieve consequenties
van een loopbaanonderbreking, worden weggenomen. Enkele lidstaten
benadrukten dat er gekeken dient te worden naar alle onderzoekers en niet alleen
naar vrouwen. Ondersteuning voor mannen voor het combineren van gezinsleven
en wetenschappelijke loopbanen draagt immers eveneens bij aan een grotere
deelname van vrouwen in de wetenschap.


Europese Onderzoeksruimte

Raadsconclusies

Commissaris Potoènik wees in zijn inleiding op het belang om het momentum te
bewaren, en op de gezamenlijke verantwoordelijkheid van Commissie en lidstaten
bij de implementatie. Deze conclusies dragen daaraan bij doordat ze de basis
leggen voor meer politieke sturing op ministersniveau, door de afspraak dat voor
eind 2008 een gezamenlijke visie zal worden geformuleerd, door de voortgang
van de realisering hiervan beter te bewaken en tenslotte de stakeholders optimaal
te betrekken. De Commissaris riep de lidstaten op ook aan te geven hoe zij
8


invulling denken te geven aan de vijf initiatieven die de Commissie heeft
gelanceerd om de Europese onderzoeksruimte (ERA) vorm te geven.
De lidstaten onderstreepten het belang van de Europese onderzoeksruimte. Voor
het behalen van de Lissabon-doelstellingen is de onderzoeksruimte essentieel.
Daarbij werd met name gewezen op de relatie tussen de Europese initiatieven en
de nationale lidstaten. Veel lidstaten wezen op de noodzaak om het bedrijfsleven
te betrekken bij de verdere ontwikkeling van de Europese onderzoeksruimte. Ook
werd een verwezen naar de vijf voorstellen die de Commissie heeft aangekondigd
ter versterking van de ERA, zoals een juridisch kader voor Europese
onderzoeksinfrastructuren, mobiliteit van onderzoekers en gezamenlijke
programmering. Voor de aansturing van de ERA werd door veel lidstaten
benadrukt dat hiervoor geen zware en ingewikkelde structuren moeten worden
opgetuigd. Bestaande structuren dienen optimaal te worden benut. Door enkele
lidstaten werd daarnaast verwezen naar het belang van goed onderwijs en daarmee
de samenhang tussen de ERA en de hoger onderwijs ruimte. Ook werd door
enkele lidstaten gewezen op het belang van een goede internationale
samenwerking. Lidstaten zouden bereid moeten zijn hun beleid richting derde
landen beter op elkaar af te stemmen.


In het kader van afstemming van nationale initiatieven wees Nederland erop dat
de Commissie tijdig zou moeten komen met de twee artikelen 169-initiatieven die
in KP7 zijn aangekondigd. Nederland hecht in het bijzonder aan een voorstel voor
metrologie. Nederland acht het bij de verdere ontwikkeling van de
onderzoeksruimte van belang dat de ervaringen met de, veelal recent gestarte,
initiatieven zoals JTI's en de Europese Research Council mee worden genomen.
In de toekomstvisie zou met name aandacht moeten worden besteed aan de
belangrijke maatschappelijke vragen op Europees of mondiaal niveau, de rol van
de industrie, de versterking van het fundamentele onderzoek, de Europese
onderzoeksfaciliteiten en de loopbanen van onderzoekers. Tevens wees
Nederland, net als een aantal andere lidstaten op het belang om de governance
eenvoudig te houden en overlap met de rapportage van lidstaten in Lissaboncyclus
te voorkomen.


In zijn slotbetoog gaf Commissaris Potoènik aan zich aangemoedigd te voelen
door het commitment van de lidstaten, die in hun interventies aangaven veel
energie te willen steken in de hervormingen van hun onderzoeksbeleid. Hij was
verheugd over de gemeenschappelijke verklaring van de drie inkomende
Voorzitterschappen, die daarin aangaven het Ljubljana proces volledig te zullen
ondersteunen, in dialoog met de belanghebbenden in het Europese
onderzoekslandschap. De Commissaris onderschreef de pleidooien voor de
betrokkenheid van de industrie en het belang om voor de governance zoveel
mogelijk aan te sluiten bij bestaande structuren.


9

Diversen - Herziening speelgoedrichtlijn

De Commissie informeerde de Raad over het voorstel voor de herziening van de
Europese richtlijn betreffende de veiligheid van speelgoed ((Kamerstuk 2007-
2008, 22 112, nr. 623). Gezien de kwetsbaarheid van de doelgroep is een
specifieke nader invulling van REACH voor deze producten gewenst. Hij
benadrukte het belang om te zorgen dat regels goed worden toegepast, er
transparantie is in de keten en het markttoezicht wordt versterkt.


Diversen - Mededeling betere loopbanen en meer mobiliteit
Commissaris Potoènik lichtte kort de net voor de Raad gepresenteerde mededeling
toe. De aanleidingen voor de mededeling zijn het relatief grote vertrek van
onderzoekers uit de wetenschap in de EU en de vergrijzing. Er zijn daarom
dringend hervormingen nodig op nationaal niveau en een meer gecoördineerde
uitvoering van nationaal beleid gericht op menselijk kapitaal in wetenschap en
technologie. Hij riep de lidstaten op om te beginnen met het opstellen van
nationale actieplannen voor begin 2009, zoals aangegeven in de mededeling.


Diversen - Informele Raad voor Concurrentievermogen van 14-16 april,
Brdo

Voorzitterschap gaf een korte terugkoppeling van de bespreking tijdens het
Industriedeel van de informele Raad van Concurrentievermogen van 14-16 april te
Brdo. Tijdens deze Raad is gesproken over het actieplan duurzame industrie en de
Small Business Act.


Diversen - Artikel 169-initiatieven Ambient Assisted Living én Eurostars
Het Voorzitterschap informeerde de raad over de artikel 169-initiatieven Ambient
Assisted Living (AAL) en Eurostars. Het Europees Parlement heeft inmiddels
plenair ingestemd met deze aanpak. Tijdens één van de Raden in juni zullen deze
voorstellen worden aangenomen.


Diversen - Code of Conduct nanotechnologie en -onderzoek
Commissaris Potoènik informeerde de Raad over de vrijwillige aanbeveling. De
Commissie zal elke twee jaar het gebruik van de Aanbeveling evalueren. Een
aantal lidstaten gaf aan er belang aan te hechten dat deze aanbeveling in de raad
voor Concurrentievermogen zou worden besproken.


Diversen - Implementatie van de Dienstenrichtlijn

10

De Commissie gaf een korte toelichting op de stand van zaken van de
implementatie van de dienstenrichtlijn. Commissaris McCreevy benadrukte dat de
lidstaten de juridische verplichting hebben tijdig en juist de richtlijn te
implementeren. Zo moet er voldoende capaciteit en aandacht zijn voor het tot
stand brengen van elektronische procedures. Ook moet het Eén-loket, waar
dienstverleners elektronisch procedures met bevoegde instanties afwikkelen, zijn
uitgetest voordat het in 2009 gaat functioneren.


Diversen - CO2 uitstoot personenauto's

Het voorzitterschap gaf een korte toelichting op de stand van zaken van de
onderhandelingen over het Commissievoorstel voor de reductie van CO2-emissies
door personenauto's (TK 22112 nr. 609, Fiche 3). Hoewel het voortouw bij de
Milieuraad ligt, heeft de Raad voor Concurrentievermogen verzocht om
regelmatig op de hoogte te worden gehouden. Dit heeft te maken met de
mogelijke gevolgen voor de Europese economie, in het bijzonder voor de autoindustrie
en toeleverende bedrijven. Vervolgens wees de Commissie, bij monde
van Commissaris McCreevy, kort op het belang van dit voorstel voor de
klimaatdoelstellingen. Hij bracht daarbij de voorgestelde doelen en criteria in
herinnering. Er is nog geen sprake van een langere termijn doelstelling. Wel
verwees Commissaris McCreevy naar de herziening in 2010, en noemt een
mogelijke doelstelling van 95 gr/km in 2020.


Diversen - Onderhandelingen Structuurfondsen 2007-2013
Commissaris Hubner presenteerde de uitkomsten van de onderhandelingen over
structuurfondsen 2007-2013. Er is duidelijk sprake van een grotere focus van de
inzet van middelen, 65% van de middelen zijn gereserveerd voor behalen van de
Lissabon-doelstellingen. Dit gaf aan dat de bevordering van innovatie in het hart
van het regionale beleid is gekomen.


Diversen - OHIM

Portugal vroeg aandacht voor de financiële positie van het
gemeenschapsmerkenbureau OHIM (EU agentschap Office for Harmonisation in
the Internal Market). Dit agentschap is belast met de verlening van
communautaire merken en tekeningen of modellen. Voor het deponeren,
inschrijven en verlengen van een merk of model is de aanvrager een tarief
verschuldigd. Het OHIM is dermate succesvol dat het grote overschotten op de
begroting heeft. In de Raad voor Concurrentievermogen van mei 2007 werd
daarom afgesproken, dat met het oog op de financiële overschotten van de OHIM
de tarieven voor merkenrechten worden verlaagd. Verder werd afgesproken dat
een studie zal worden verricht naar de effecten van het Europese stelsel op


11

nationale merkenrechtsystemen. Tot op heden is daar nog geen uitvoering aan
gegeven. Het voorzitterschap had geen discussie over dit punt voorzien. Een
aantal lidstaten wezen echter op de mogelijk nadelige gevolgen van de verlaging
van de tarieven voor de nationale merkenbureaus. Diverse lidstaten, waaronder
Nederland, benadrukten juist het belang van spoedige verlaging van de tarieven.


Diversen - Olieprijzen

Portugal ging nogmaals in op de gevolgen van de olieprijzen voor lagere
inkomens en het MKB. Aangezien dit ook al bij de conclusies over
concurrentievermogen en innovatie was besproken leidde dit niet meer tot verdere
discussie.


Diversen - Trans-Atlantische economische raad

Commissaris Verheugen informeerde de Raad over de stand van zaken in de
trans-Atlantische economische raad. Hij gaf aan dat hij ook in toekomst de Raad
van Concurrentievermogen op de hoogte zal houden van verdere voortgang.


Diversen - Permanente partnerschapraad EU - Rusland over R&D.
Commissaris Potoènik informeerde de Raad over de stand van zaken in de
partnerschapraad EU-Rusland. In 2009 lopen de huidige samenwerkingafspraken
af. Rusland is momenteel de grootste derde land gebruiker van het EU
Kaderprogramma.