Veen, Schippers en Vendrik over de financiële positie van apothekers

Antwoorden op kamervragen van Van der Veen, Schippers en Vendrik over de financiële positie van apothekers

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport



De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

GMT/VDG 2861878

2 juli 2008

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de Kamerleden Van der Veen (PvdA), Schippers (VVD) en Vendrik (GL)) over de financiële positie van apothekers.

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. A. Klink


1. Bent u op de hoogte van het feit dat verschillende cijfers in omloop zijn over de financiële omstandigheden van apothekers en dat zo snel mogelijk helder moet worden of en in welke mate apothekers in financiële problemen dreigen te komen, zonder dat sprake is van onverantwoorde financiële investeringen.

Ja. Op verzoek van de partijen bij het Transitieakkoord farmaceutische zorg 2008/2009 heeft de Werkgroep monitoring van het Transitieakkoord gekeken naar de verwachte impact van het individuele preferentiebeleid van een aantal zorgverzekeraars voor circa 35 geneesmiddelen op de inkomsten uit kortingen en bonussen die apotheekhoudenden zullen realiseren. In de Werkgroep monitoring zitten naast vertegenwoordigers van de partijen bij het Transitieakkoord ook vertegenwoordigers van de aan de KNMP gelieerde Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK), van Vektis (het rekencentrum van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en van het College voor zorgverzekerngen (CVZ). Uit de bijgevoegde rapportage blijkt dat de Werkgroep niet tot een éénduidige inschatting is gekomen. Om meer helderheid te krijgen zal ik de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) verzoeken de bevindingen van de Werkgroep te beoordelen en de NZa daarnaast verzoeken de invloed van de feitelijke marktontwikkelingen op de inkoopvoordelen te bezien. Naar aanleiding van de wens van de Tweede Kamer doet de NZa thans onderzoek naar de praktijkkosten en de hoogte van de inkoopvoordelen.


2. Bent u van mening dat na invoering van het preferentiebeleid de nog resterende bedragen aan kortingen en bonussen bij de apothekers voldoende zijn om voor 2008 tot een kostendekkend tarief te komen?

Zoals ik in mijn brief aan de Tweede Kamer van 1 juli 2008 (Kenmerk GMT-CB-U-2855134 ) heb aangegeven en zoals blijkt uit de bijgevoegde notitie, geven de cijfers die zijn verzameld door de Werkgroep monitoring vooralsnog geen aanleiding om te veronderstellen dat in 2008 te weinig kortingen en bonussen in de markt resteren om, zoals afgesproken in het Transitieakkoord, het deel van de kosten te financieren dat niet wordt gedekt door het receptregeltarief. De NZa zal een en ander in het kader van het onderzoek naar de praktijkkosten en de inkoopvoordelen bezien. Mede via informatie uit de Werkgroep zal ik zelf ook een vinger aan de pols houden.


3. Bent u ervan op de hoogte dat met name net startende apothekers aangeven dat zij, uitgaande van uw bevestigend oordeel op vraag 2, op korte termijn toch nog in financiële problemen komen. Wat is uw oordeel hierover?

In mijn antwoord op vraag 2 ga ik uit van macro-bedragen. Per individuele (startende) apotheek kunnen er verschillen optreden. Dat is bijvoorbeeld afhankelijk van de looptijd van de financiering die de desbetreffende startende apotheker heeft afgesloten, van het feit of, en zo ja hoeveel, "goodwill" is betaald bij de overname van de apotheek en de investeringen die zijn gedaan. Over het algemeen houden de financiers rekening met de marktontwikkelingen en vooruitzichten in de desbetreffende sector alvorens in te stemmen met de financiering.


4. Kunt u ontkennen of bevestigen dat de ING, ABN/AMRO en de C&E bank aan de KNMP hebben laten weten dat apothekers die financiële arrangementen bij deze banken hebben, in ieder geval tot een kostendekkend tarief is vastgesteld, financieel door deze banken gesteund zullen blijven worden?

Mij hebben deze signalen ook bereikt. Ik kan daar op dit moment geen harde uitspraken over doen. De KNMP heeft mij nog niet op de hoogte gesteld van de uitkomsten van die gesprekken.


5. Kunt u aangeven welke mogelijkheden er zijn om in incidentele gevallen zoals omschreven onder vraag 3 bij grote dreigende financiële problemen die niet te maken hebben met onverantwoorde financiële investeringen overgangsregelingen te treffen?

Apotheekhoudenden zullen zij zich in eerste instantie moeten wenden tot hun contractspartijen. Dat wil zeggen de financiers (banken) en zorgverzekeraars.
In individuele gevallen kunnen apotheekhoudenden uiteindelijk zich (al dan niet samen met een zorgverzekeraar) tot de NZa wenden voor een eventuele individuele financiële voorziening, zoals die bijvoorbeeld ook is toegepast bij orthodontisten. Ze kunnen dan een beroep doen op artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht en een aanvraag indienen voor een afwijkend, hoger tarief.


6. Kunt u de Kamer daarbij laten weten in hoeveel gevallen een overgangsregeling noodzakelijk is voor het voortbestaan van de apotheek?

Mij zijn nog geen gevallen bekend van apothekers die zich met een onderbouwd verzoek gemeld hebben bij een zorgverzekeraar of de NZa. Er zijn op dit moment geen aantallen apotheken bekend waarvoor een eventuele overgangsregeling noodzakelijk zou zijn.


7. Geeft het door de Kamer gevraagde onderzoek van de NZA naar de aard en omvang van inkoopvoordelen op tijd voldoende inzichten om per 1 januari 2009 tot een kostendekkend modulair opgebouwd tarief te komen?

Ja. Al het mogelijke wordt gedaan om te waarborgen dat de resultaten van het onderzoek naar de inkoopvoordelen op tijd beschikbaar zijn en gebruikt kunnen worden voor de nadere onderbouwing van de tarieven en de afronding van de nog lopende discussie over de praktijkkosten. Apotheekhoudenden kunnen een en ander wellicht bespoedigen door hun volledige medewerking te verlenen aan het onderzoek van de NZa. Indien de uitkomsten van het onderzoek daartoe aanleiding geven zou een verhoging van de gemiddelde receptregelvergoeding met verrekening voor de achterliggende periode kunnen worden overwogen. Ik wijs er in dit verband overigens wel op dat op de niet als preferent aangewezen geneesmiddelen nog steeds kortingen en bonussen worden verstrekt en dat een centraal vastgestelde gemiddelde kostendekkende receptregelvergoeding niet past in mijn ideeën over de toekomst van de geneesmiddelenvoorziening. Daarin is juist plaats voor decentrale onderhandelingen tussen apotheekhoudenden en zorgverzekereraars en het laten vervallen van een centraal vastgesteld tarief.


8. Bent u bereid met partijen die nauw bij de huidige problemen betrokken zijn constructief te overleggen opdat per 1 januari 2009 sprake is van een kostendekkend tarief en de kortingen en bonussen uit het systeem verdwenen zijn?

Uiteraard zal ik met alle partijen constructief blijven overleggen. Op korte termijn spreek ik met alle relevante partijen over de notitie van de Werkgroep monitoring van het Transitieakkoord (zie ook mijn in antwoord 2 al genoemde stand van zaken brief van 1 juli jl.) en de actuele stand van zaken rondom het preferentiebeleid.


9. Acht u de huidige situatie bedreigend voor de kwaliteit van de farmaceutische zorg?

Ik heb geen aanleiding te veronderstellen dat de kwaliteit van de farmaceutische zorg in het geding is. De NZa zal vanuit haar wettelijke taak de ontwikkelingen monitoren. De NZa heeft partijen bij brief van 25 juni 2008 op hun zorgplicht en verantwoordelijkheden gewezen. Ook vanuit mijn departement zijn zorgverzekeraars daar nadrukkelijk op gewezen. De zorgplicht van zorgverzekeraars strekt zich uit tot (de organisatie) van de geneesmiddelenvoorziening, waaronder de distributie van geneesmiddelen. Het gaat er immers niet alleen om dat geneesmiddelen niet nodeloos duur zijn, zij moeten ook beschikbaar zijn.

Contact met de NZa heeft uitgewezen dat de NZa bij het bezien of zorgverzekeraars aan hun zorgplicht voldoen ook de toegankelijkheid van (preferente) geneesmiddelen bij de apotheekhoudenden zal betrekken. Daarnaast neemt de NZa een en ander mee in de Monitor farmacie en zal zij zo nodig passende maatregelen nemen ter correctie indien er problemen ontstaan in de beschikbaarheid of toegankelijkheid van geneesmiddelen voor de verzekerden. Zorgverzekeraars hebben mij aangegeven zich terdege bewust te zijn van hun zorgplicht. In dit verband hebben zij garanties geëist en ontvangen van de leveranciers van preferente geneesmiddelen met betrekking tot de beschikbaarheid en levering.

Zoals eerder aangegeven zal ik, evenals de NZa, de komende tijd nauw contact houden met de NPCF om zicht te houden op de eventuele consequenties voor de patiënt. Ik ben van mening dat de patiënt er op moet kunnen blijven rekenen dat hij/zij tijdig het voor hem/haar meest geschikte geneesmiddel blijft ontvangen


10. Kunt u de vragen ruim voor het AO over het preferentiebeleid geneesmiddelen op 2 juli a.s. beantwoorden?

Ja.