2-7-2008
voorzieningenplanning scholen
Doel van het wetsvoorstel is te komen tot modernisering en
vereenvoudiging van de regels in de Wet op het voortgezet onderwijs
(WVO) en daarbij behorende beleidsregels over de voorzieningenplanning
in het voortgezet onderwijs (VO), waaronder het stichten van scholen,
omzetting, splitsing, verplaatsing en het toestaan van
nevenvestigingen.
Heleen Dupuis: Over het voorliggend wetsvoorstel zijn in de Tweede
Kamer, alsook in de aanloop naar de huidige plenaire bespreking in
deze Kamer, al heel wat woorden gewisseld. De meeste zijn gewijd aan
de kern van dit wetsvoorstel: de vermeerdering van de macht van
gemeenten en de vermeerdering van de macht en vrijheid van
schoolbesturen bij het opzetten van nevenvestigingen van scholen voor
voortgezet onderwijs.
Voor liberalen is ruimte en bewegingsvrijheid van instituties een
belangrijk een aandachtspunt. Wij wensen geen overmachtige overheid
behalve op terreinen waar die macht juist de waarborg is van de
vrijheid van burgers, zoals veiligheid, publieke gezondheidszorg en
inderdaad onderwijs. Steeds meer is de VVD de laatste jaren bezorgd
geraakt over het functioneren van het onderwijs in Nederland. Steeds
vaker is de roep te horen, ook van ons, om grotere aandacht van de
overheid voor het onderwijs. Daarbij moet dan wel bedacht worden dat
het onderwijs altijd al veel -- en wij zouden zeggen: te veel --
aandacht van de overheid heeft gehad. Het onderwijs is in feite
overladen met wetten, voorschriften en regelgeving die tot in de
kleinste details gaan maar meestal niet de punten betreffen die de
essentie raken. Het is nauwelijks voorstelbaar dat nog scholen worden
gesticht. De lawine die een bevoegd gezag van een toekomstige school,
het schoolbestuur, over zich heen krijgt is onvoorstelbaar. Dat gold
tot voor kort ook voor het vestigen van nevenvestigingen. Met de
voorliggende wet wordt juist beoogd op dit punt de vrijheid van
scholen te vergroten. Terwijl wij enkele weken geleden hier nog het
onzalige plan van de gratis schoolboeken bespraken, waarbij de scholen
weer extra belast blijken te worden, is er dan nu een poging om enige
ruimte voor schoolbesturen te creëren.
Het voorstel is helder, goed te lezen -- hetgeen zeldzaam is -- en
maakt duidelijk waar het om gaat, namelijk een wijziging van in het
bijzonder artikelen 64 tot en met 76 van de Wet op het voortgezet
onderwijs, in de zin zoals ik zojuist beschreef. De vraag die dit
wetsvoorstel oproept, afgezien van enige details, is vooral of er
grenzen zijn aan de ruimte die scholen nu krijgen tot het vestigen van
nevenvestigingen. Dit is een belangrijke vraag omdat het hier gaat om
het publieke belang van goed gespreid onderwijs in de gemeenten.
In de wet wordt een aantal grenzen van de vrijheid van scholen
genoemd. Allereerst wordt een grens gesteld aan de vrijheid van
scholen in het Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen, waarbij
schoolbesturen en gemeenten tot overeenstemming moeten komen over de
planning van de schoolvestigingen en de nevenvestigingen in een regio.
Ook aanvraag bij de minister is een voorwaarde. Verder mogen andere
scholen niet in hun continuïteit worden bedreigd. Scholen die niet
meedoen aan het RPO kunnen volgens artikel 65 een nevenvestiging
opzetten. Dit loopt via de minister. Verder noemt de staatssecretaris
de medezeggenschapsraad als begrenzing van de zeggenschap van scholen.
Dit is voor ons een onbegrijpelijke antwoord. Kan de staatssecretaris
uitleggen waarom leraren en ouders hun eigen schoolbestuur zouden
afremmen in het opzetten van nevenvestigingen? Zijn er nog meer
begrenzingen van scholen die nevenvestigingen wensen, en zo ja welke?
Waarom vindt de staatssecretaris het juist genoemde lijstje voldoende?
De VNG vindt het immers niet voldoende. Is die organisatie niet goed
geïnformeerd of zitten er toch adders onder het gras? Hebben gemeenten
uiteindelijk werkelijk een vorm van het laatste woord op dit punt? Wij
willen graag een heel precies antwoord daarop van de staatssecretaris.
Hoe vaak komt het voor dat gemeenten nevenvestigingen hebben
geweigerd? Hier moeten toch gegevens over bestaan. Graag worden wij
over deze zaken uitgebreid geïnformeerd door de staatssecretaris.
Wellicht kan zij onze aarzeling op dit punt wegnemen. Wij wachten haar
antwoorden dan ook met grote belangstelling af.
VVD