Nosema ceranae besmetting in bijenvolken op Texel
02 juli 2008 - kamerstuk
Kamerbrief over het fenomeen bijensterfte, ook wel 'verdwijnziekte' genoemd. Er is geen reden tot paniek; er zijn genoeg imkers die geen bijensterfte meemaken. Maar onderzoek wordt wel intensiever.
Geachte Voorzitter,
Hierbij zend ik u antwoord op de vraag van de vaste Kamercommissie voor LNV over
bijensterfte, gesteld in de procedurevergadering van 1 juli 2008.
Het fenomeen van bijensterfte of ook wel verdwijnziekte genoemd is mij bekend. Op
verzoek van de Kamer heb ik in een brief van 11 april jl. (lnv0800258) reeds aangegeven
wat de stand van zaken aangaande de bijensterfte is. Samengevat komt het erop neer dat
er geen reden is tot paniek. Naast imkers die veel bijensterfte meemaken, zijn er ook die
geen bijensterfte meemaken. Het lijkt er wel op dat er meer volken doodgaan dan
vroeger. Dat is voor mij reden om het onderzoek te intensiveren en te verbreden.
Er wordt momenteel onderzoek gedaan door het instituut Plant Research International
(WUR-PRI), onderdeel bijen@wur, naar de oorzaken van de bijensterfte. Dit onderzoek
richt zich met name op bestrijding van de Varroamijt, omdat dit nog steeds gezien wordt
als de belangrijkste factor in de bijensterfte. De sector besteedt reeds veel energie aan de
bestrijding van deze Varroamijt. Er zijn echter nog veel meer factoren die een rol spelen in
de bijensterfte. Daarom wordt er nu in het onderzoek breder gekeken naar andere
factoren die, in samenhang met de Varroamijt, van invloed kunnen zijn op de bijensterfte.
In het onderzoek wordt internationaal samengewerkt.
Gezien het feit dat bijensterfte een sluimerend probleem is waar waarschijnlijk verschillende
factoren aan ten grondslag liggen en waarover nog onvoldoende bekend is, vind ik
specifieke maatregelen, gezien het lopende onderzoek, te voorbarig. Ik zal daarom dan
ook geen vervoersverbod instellen in het kader van bestrijding van Nosema ceranae.
Uit eerder onderzoek is gebleken dat deze parasiet reeds verspreid in Nederland voorkomt
en een vervoersverbod is dus geen effectieve maatregel. Daarnaast is nog niet helder of en
hoe groot het eventuele aandeel van deze parasiet in het complex van de bijensterfte is.
De eventuele rol van de Nosema in de bijensterfte maakt dan ook onderdeel uit van
eerdergenoemd onderzoek waarvan ik de resultaten dit najaar aan uw Kamer zal
toezenden.
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE
1 juli 2008 08-LNV-B-90 VD. 2008/1363 2 juli 2008
Nosema ceranae besmetting in
bijenvolken op Texel
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit