Sandd
VERTROUWELIJK
Contra-expertise van Prof. Dr. A. van der Zwan
Ter inleiding
Sandd B.V., bij monde van de heer Stomphorst, heeft ondergetekende op 19 juni jl. benaderd voor
een contra-expertise met betrekking tot de rapportage van het onderzoek van de Arbeidsinspectie
naar het beloningsniveau van postbezorgers met een overeenkomst van opdracht bij Sandd B.V..
Het inhoudelijke gesprek daarover heeft op 23 juni plaatsgevonden en daaruit is het verzoek
voortgevloeid voor overleg met de leiding van de Arbeidsinspectie in aanwezigheid van
beleidsambtenaren op het ministerie van Economische zaken op 27 juni 2008. Ter voorbereiding van
dit overleg is van de zijde van de Arbeidsinspectie de wens naar voren gekomen om vooraf inzicht te
krijgen in de hoofdlijnen van de contra-expertise waartoe deze aantekening dient.
Ondergetekende is oud-hoogleraar Marktanalyse en Bedrijfsstatistiek alsook Commerciële Economie
aan de Erasmus Universiteit. Om op geen enkele wijze gebonden te zijn in zijn oordeel heeft
ondergetekende afgezien van elke vorm van beloning bij het uitbrengen van zijn contra-expertise.
Vooropgesteld
Bij dit advies blijft buiten beschouwing òf en in hoeverre het de overheid vrijstaat om bepalingen van
het wettelijk minimumloon van toepassing te verklaren op postbezorging op basis van een
overeenkomst van opdracht. Uit de aantekening van de Arbeidsinspectie blijkt (impliciet) dat deze zich
wel op dit standpunt stelt. Verwacht mocht worden dat de Arbeidsinspectie bij deze interventie in het
maatschappelijk verkeer en het daaruit voortvloeiende onderzoek ter "beoordeling van de verhouding
van het beloningsniveau van postbezorgers (van Sandd B.V.) tot het niveau van het wettelijk
minimumloon"onberispelijk te werk zou zijn gegaan en zich zou onthouden van de toepassing van
discutabele onderzoeksmethoden en uitspraken.
Uit de overgelegde stukken (rapport Heliview Research d.d. mei 2008 en aantekening
Arbeidsinspectie d.d. 5 juni 2008) blijkt dit niet het geval. Op twee kardinale punten is het onderzoek
aanvechtbaar en wel zodanig dat het m.i. niet kan worden gebruikt ter ondersteuning van enige vorm
van actie van de kant van de overheid jegens Sandd B.V.. Deze twee punten betreffen het hoe
(registratiemethode) en het wat (wat moet er nu precies worden vastgesteld).
Het hoe van het onderzoek
De door Heliview toegepaste onderzoeksmethode vertoont op zeker 3 belangrijke punten gebreken, te
weten:
1. De hoge uitval (48%) bij de selectie van de proefpersonen;
2. het gebruik van een niet gevalideerde tijdsregistratiemethode;
3. vertekening van de uitkomsten als gevolg van het feit dat de proefpersonen op de hoogte
waren van het doel van het onderzoek en daar een zodanig belang bij hebben dat zij zich
daardoor in hun tijdsregistratie hebben kunnen laten leiden.
Het eerste punt tast de representativiteit van het onderzoek aan. Uit de literatuur weten we dat we in
de door Heliview toegepaste tijdsregistratie vergaande fouten en onnauwkeurigheden kunnen
optreden. Het derde punt betreft een algemeen aanvaarde gedragsregel dat dit effect moet worden
uitgesloten, die hier genegeerd is.
De extreem grote spreiding in de uitkomsten ondersteunt de verwachting dat de gebreken hebben
doorgewerkt in de uitkomsten. Tussen de hoogste en laagste waarneming in de tijdbesteding zit een
factor 6,7 hetgeen zou impliceren dat waar de een met een uur klaar is, de ander er bijna een
werkdag voor nodig heeft. Een dergelijke spreiding maakt de uitkomsten ongeloofwaardig.
De conclusie luidt dat deze methode voor de onderhavige kwestie met zijn verstrekkende
economische en maatschappelijke gevolgen niet had mogen worden toegepast. Zeker niet indien
daarvoor een alternatief bestaat wat in dit geval de observatiemethode geweest zou zijn.
De arbeidsinspectie moet dit zelf ook zo gevoeld hebben, want bij de stukken is een computeruitdraai
gevoegd waaruit blijkt dat door de Arbeidsinspectie zelf in vijf gevallen een observatie is toegepast.
VERTROUWELIJK
Het beeld van dit beperkte onderzoek verschilt zodanig van dat van Heliview dat de uitspraak
gerechtvaardigd is dat de uitkomsten substantieel van elkaar afwijken.
Het wat van het onderzoek
Zoals de Arbeidsinspectie in haar aantekening zelf stelt, valt voor de postbezorgers werkzaam op een
overeenkomst van opdracht de duur van een full-time werkweek niet vast te stellen. Zij werken allen
part-time. En niet alleen dat zij part-time werkzaam zijn, ze zijn ook in hoge mate vrij in de indeling van
hun werkzaamheden alsook in de tijd die ze daaraan besteden. Wie de verhouding wil vaststellen
tussen hun verdiensten en die van een werknemer, moet zich bewust zijn van het fictieve karakter van
deze berekening. Die berekening is alleen mogelijk op basis van normtijden. De Arbeidsinspectie
erkent dit en stelt in haar aantekening dat vervolgens de vraag rijst of de bezorgers van Sandd B.V.
deze normtijden "redelijkerwijs"kunnen realiseren.
Aan de beantwoording van die essentiële vraag gaat de Arbeidsinspectie evenwel voorbij. Aangezien
de vergelijking met het uurloon van werknemers wordt gemaakt, moet men zich realiseren dat aan hun
aanstelling een selectie op arbeidsgeschiktheid vooraf gaat. Die komt erop neer dat de werknemer
moet voldoen aan voor het werk passende vaardigheden en inzicht alsook in staat is tot een voor de
branche normaal arbeidstempo. Deze zelfde eisen zouden moeten gelden bij de vaststelling van de
normtijden, ze moeten redelijkerwijs haalbaar zijn voor bezorgers die over passende vaardigheden en
inzicht beschikken alsook over een voor de branche normaal werktempo. Het is evident dat Sandd
B.V. evenals vergelijkbare andere bedrijven een minder scherpe selectie toepast met een
belangrijk maatschappelijk gevolg namelijk dat mensen die op de reguliere arbeidsmarkt geheel of
gedeeltelijk worden buitengesloten bij Sandd B.V. emplooi kunnen vinden. En niet zelden via deze
opstap hun weg naar de reguliere arbeidsmarkt vinden. Bij de vraag wat er gemeten moet worden kan
aan deze aspecten niet voorbijgegaan worden, wil men althans niet in absurditeiten vervallen. Dit
wordt op slag duidelijk uit het volgende.
In de eerste plaats is er in de uitkomsten van Heliview een inconsistentie te constateren, namelijk
tussen de uitspraak onderaan pagina 17 ("Bij Sandd verdient 77,7% van de postbezorgers minder dan
8,32 per uur wat zou moeten inhouden dat 22,3% 8,32 of meer verdient) en de uitspraak dat 98%
een bedrag tussen de 5,23 en 7,77 verdient. Vaststaat dat een niet onaanzienlijk deel ook volgens
de methodiek van Heliview op een bedrag uitkomt dat op of boven het (fictieve) minimum uurloon ligt,
in het uiterste geval zelfs 37,88 (pagina 15 van het Heliview rapport). De Arbeidsinspectie laat na om
aan haar bevindingen een expliciete conclusie te verbinden maar de suggestie wordt gewekt dat zij
vindt dat 98% van de bezorgers tenminste op het minimumloon moet uitkomen, gegeven hun eigen
tijdsbesteding. Die eis betekent dat de beloning van de postbezorgers zodanig zou moeten worden
opgetrokken dat het minimum uurloon ook aan de slechtst opererende bezorgers toevalt. Die
consequentie kan de Arbeidsinspectie niet op het oog hebben terwijl haar stellingname die wel
inhoudt. Wat zich hier wreekt is dat het onderzoek zich niet alleen op de feitelijke tijdsbesteding had
moeten richten (met behulp van een deugdelijke methode) maar ook op een beoordeling van de
vaardigheden, het inzicht en werktempo van de bezorger.
Op die wijze zou aan de bezorgers een "handicap" kunnen worden toegekend analoog aan wat bij het
golfspel gebruikelijk is om spelers van uiteenlopende kwaliteiten tegen elkaar te laten spelen en hun
resultaten op dezelfde noemer te kunnen brengen. Deze normalisatie is in het onderzoek naar
normtijden zeer aanvaard. Wat de Arbeidsinspectie nu heeft laten onderzoeken is niet of bezorgers
van Sandd B.V. "de normtijden redelijkerwijs kunnen realiseren" maar hoe ze in hun tijdsbesteding te
werk zijn gegaan. Dit zijn twee geheel verschillende werelden.
Conclusie
Het onderzoek van de Arbeidsinspectie voldoet niet aan de eisen die daaraan, gelet op de vergaande
economische en maatschappelijke gevolgen, gesteld hadden mogen worden. De gekozen
onderzoeksopzet is onvoldoende doordacht en leidt tot uitspraken die niet waargemaakt kunnen
worden.
Poortvliet, 26 juni 2008
Prof. Dr. A. van der Zwan.