Beantwoording vragen van het lid De Wit over de 'Note on the Structure and
Operation of the KhaD/WAD in Afghanistan 1978-1992'
01-07-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke
vragen gesteld door het lid De Wit over de "Note on the Structure and
Operation of the KhAD/WAD in Afghanistan 1978-1992" van de United
Nations High Commissioner for Refugees. Deze vragen werden ingezonden
op 20 mei 2008 met kenmerk 2070820560.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De staatssecretaris van Justitie,
Mw. mr. N. Albayrak
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, en
mevrouw Albayrak, staatssecretaris van Justitie, op vragen van het lid
De Wit (SP) over de "Note on the Structure and Operation of the
KhAD/WAD in Afghanistan 1978-1992" van de United Nations High
Commissioner for Refugees.
Vraag 1
Wat is uw reactie op de "Note on the Structure and Operation of the
KhAD/WAD in Afghanistan 1978-1992" van de UNHCR? 1)
Vraag 2
Bevat het rapport nieuwe informatie die nog niet bij u bekend was? Zo
ja, welke informatie is dit? Zo neen, sinds wanneer was deze
informatie bij u bekend en hoe heeft deze informatie u bereikt?
Antwoord
Het UNHCR- rapport behandelt grotendeels dezelfde onderwerpen als het
ambtsbericht "Veiligheidsdiensten in communistisch Afghanistan
(1978-1992)" uit 2000, maar komt deels tot andere conclusies. Het
rapport werpt vragen op over de conclusies van het genoemde
ambtsbericht, maar weerlegt deze niet op basis van inzichtelijke en
gedocumenteerde informatie.
Het rapport bevat geen nieuwe, ons onbekende informatie. Een
belangrijke bron van UNHCR is een rapport van Dr. Giustozzi. Dit
rapport was ons al bekend, aangezien dit rapport in een individuele
asielzaak is ingebracht en door de betreffende rechtbank in 2007 ter
kennis is gebracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Ook dit
rapport weerlegt de conclusies uit het ambtsbericht niet.
Vraag 3
Ziet u in het rapport aanleiding om het ambtsbericht van het
ministerie van Buitenlandse Zaken "Veiligheidsdiensten in
communistisch Afghanistan" van 29 februari 2000 aan te passen? 2) Zo
neen, waarom niet? Zo ja, wanneer zal dit aangepaste ambtsbericht
gereed zijn?
Vraag 4
Wat is de reden dat het ambtsbericht "Veiligheidsdiensten in
communistisch Afghanistan" sinds 29 februari 2000 niet is aangepast?
Heeft er na publicatie van het ambtsbericht nog aanvullend onderzoek
plaatsgevonden, of acht u de informatie in het ambtsbericht
uitputtend?
Antwoord
Ambtsberichten beschrijven een afgebakende periode. Een actualisering
betreft steeds een nieuwe verslagperiode. Eventuele feitelijke
onjuistheden uit een eerdere verslagperiode worden onderbouwd
gerectificeerd.
Ambtsberichten zijn geen levende documenten waarin binnen een en
dezelfde verslagperiode telkens nadere aanpassingen worden
aangebracht. Het genoemde ambtsbericht wordt mijns inziens gedragen
door de onderliggende bronnen. Ook de Raad van State onderschrijft dit
standpunt in een uitspraak van 30 november 2004.
Sinds het verschijnen van het ambtsbericht in 2000 is door het
ministerie van Buitenlandse Zaken geen aanvullend onderzoek terzake
verricht.
Eventuele aanpassing van dit ambtsbericht stuit op een aantal
bezwaren. Ten eerste is het Nederlandse beleid, dat onder andere
geschraagd wordt door dit ambtsbericht, ten aanzien van Afghaanse
asielzoekers die verdacht worden van mensenrechtenschendingen,
internationaal bekend. Dat betekent dat van de mogelijk te raadplegen
terzake kundige bronnen de objectiviteit niet afdoende kan worden
gegarandeerd. Voorts maakt het verstrijken van de tijd betrouwbaar
onderzoek steeds moeilijker.
Desondanks ben ik bereid met UNHCR en, voor zover mogelijk, met diens
bron(nen) in overleg te treden. Hierover zal aan de staatssecretaris
van Justitie worden gerapporteerd. Ook uw Kamer zal hiervan op de
hoogte worden gebracht.
Vraag 5
Gaat u de informatie uit het rapport bij beslissingen betrekken inzake
ongewenstverklaringen op grond van artikel 1F van het
Vluchtelingenverdrag? Zo neen, waarom niet? Zo ja, per wanneer?
Vraag 6
Bent u bereid om op basis van de informatie uit het rapport eerder
tegengeworpen ongewenstverklaringen op grond van artikel 1F van het
Vluchtelingenverdrag opnieuw te beoordelen? Zo neen, waarom niet? Zo
ja, wanneer zult u hiermee beginnen?
Antwoord
Op 9 juni 2008 is een brief over de toepassing van artikel 1F van het
Vluchtelingenverdrag naar uw Kamer gezonden. In de daarbij gevoegde
notitie zijn passages gewijd aan hoe in de praktijk wordt omgegaan met
nieuwe/aanvullende informatie alsmede aan genoemd rapport van de
UNHCR.
Het is bestaande praktijk dat wanneer nieuwe en/of meer informatie
beschikbaar is, wordt bezien welke waarde aan die informatie moet
worden toegekend en op welke wijze deze vervolgens dient te worden
betrokken bij de beoordeling teneinde de juistheid en zorgvuldigheid
van het beleid en besluitvorming te garanderen. Deze praktijk is ook
van toepassing op het rapport van de UNHCR.
Als gesteld plaatst UNHCR in het rapport kanttekeningen bij de
conclusies van het ambtsbericht van het ministerie van Buitenlandse
Zaken van februari 2000 inzake KhAD/WAD, maar weerlegt die conclusies
niet op basis van inzichtelijke en gedocumenteerde informatie. Om die
reden wordt de informatie niet van dien aard geacht dat daar thans
conclusies aan moeten worden verbonden. Gelet hierop bestaat thans
evenmin aanleiding om op basis van dit rapport tegenwerpingen op grond
van artikel 1F Vluchtelingenverdrag opnieuw te beoordelen. Hetzelfde
geldt voor ongewenstverklaringen van deze categorie vreemdelingen aan
wie artikel 1F Vluchtelingenverdrag is tegengeworpen.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken