Partij van de Arbeid

Den Haag, 1 juli 2008

Bijdrage lid Meindertsma (Pvda Eerste Kamer) aan het debat over de Scheldeverdragen

Gesproken woord geldt!

30862 Goedkeuring van het op 21 december 2005 te Middelburg tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vlaams Gewest betreffende de uitvoering van de ontwikkelingsschets 2010 schelde-estuarium 30863 idem inzake het gemeenschappelijk nautisch beheer in het Scheldegebied 30864 idem inzake de samenwerking op het gebied van beleid en het beheer in het Schelde-estuarium 30866 idem inzake de beëindiging van de onderlinge koppeling van de loodsgeldtarieven 30867 idem inzake het gemeenschappelijk nautisch beheer in het Scheldegebied

Plenaire inbreng fractie PvdA

MdV

1. Rol parlement bij voorliggende verdragen
Tot enkele weken geleden was mijn fractie in de oprechte veronderstelling dat via een zorgvuldig en lang voorbereidingsproces dat vooraf ging aan de ondertekening van de verdragen, alle belanghebbenden (rijk, provincie, gemeenten, wetenschap, bewoners, eigenaren en verschillende organisaties) betrokken waren geweest en inbreng hebben kunnen leveren bij de totstandkoming van de inhoud van het plan en het verdrag dat daarop gevolgd is. Wij kwamen tot die conclusie na kennisneming van het uitgebreide wetsdossier met achterliggende stukken en omdat mijn fractie in de schriftelijke inbreng nog eens expliciet gevraagd heeft naar het proces rond de planvoorbereiding. Het beeld ontstond dat er uitgebreide studies plaats hadden gevonden en veel onderzoek was gedaan naar alternatieven die in het voorbereidingsproces door belanghebbenden en deskundigen naar voren zijn gebracht. De commissie Maljers heeft maar liefst 70 alternatieven onderzocht. Uiteindelijk moest er gekozen worden en zijn er besluiten genomen door de gebiedsautoriteiten die als eerste verantwoordelijkheid dragen voor dit grondgebied. Bij zoveel betrokkenen kan het dan niet anders dan dat niet iedereen tevreden is. Zo dachten wij toen.

Als het proces dat aan besluitvorming vooraf gaat:
- voldoet aan de vormvereisten, zoals vastgelegd in wet- en regelgeving o.a. in de WRO en de AWB, en
- overeenkomt met het beleid 'inspraak nieuwe stijl' waaraan deze en de vorige regering zich gebonden heeft
- en als er zowel over de vorm als over de inhoudelijke afwegingen in openbare stukken uitgebreid verantwoording afgelegd is, dan zou, volgens mijn fractie, de rol van het parlement als sluitstuk na vele jaren van onderhandeling en afronding van de besluitvorming in de daarvoor aangewezen gremia, terughoudend moeten zijn. Die rol zou zich moeten beperken tot het toetsen op randvoorwaarden en procesgang, maar het parlement zou niet de zoveelste beroepsinstantie moeten willen zijn van groepen die in een eerder stadium ongelijk gekregen hebben. Een dergelijke rolopvatting ligt volgens onze fractie in het verlengde van het onlangs verschenen advies van de commissie Elverding over de versnelling van de procedures bij de infrastructuur. De regering heeft inmiddels de TK laten weten dat advies over te nemen, dus kan ik er hier rustig naar verwijzen.

De Scheldeverdragen zijn na de lange, en naar wij meenden te mogen veronderstellen, zorgvuldige voorbereiding eind 2005 door de ministers van Vlaanderen en Nederland ondertekend. Daarna werden voorbereidingen rond de uitvoering van de plannen getroffen omdat de in het verdrag genoemde realiseringsdatum van de eerste fase als resultaatverplichting 2011 aangeeft. In eerste instantie vond mijn fractie het dan ook enigszins onbegrijpelijk dat het hoofdaccent van de behandeling in de TK lag op de politiekinhoudelijke vraag of de Hertogin Hedwigepolder in het kader van het natuurherstel al dan niet gedwongen ontpolderd zou mogen worden. Als het voorbereidingsproces zorgvuldig verlopen is en als alle betrokkenen gehoord zijn en er vervolgens door de daartoe bevoegde instanties een afweging gemaakt is en een besluit genomen, dan zou op dat besluit niet al te gemakkelijk teruggekomen moeten kunnen worden. Echter de tegenstand tegen deze beslissing was zo massief dat vooral daardoor nadere oriëntatie op proces en inhoud, ook voor mijn fractie, voor de hand lag. Deze nadere oriëntatie leidde bij ons tot de conclusie dat er op het voorbereidingsproces zowel qua proces als qua inhoud nogal wat aan te merken valt.


2. En dat brengt mij bij het tweede punt, het voorbereidingsproces en daarbij vooral de definiëring van het begrip belanghebbenden, degenen die in het planproces van begin tot eind betrokken zouden moeten zijn. De fractie van de PvdA in de EK heeft zich de afgelopen jaren bij wetgeving de fysieke leefomgeving betreffende, bij herhaling ingespannen om meer duidelijkheid te krijgen over de invulling van het begrip belanghebbende. In veel van deze wetten worden, soms door amendering in de TK, niet langer alle betrokken burgers als belanghebbende beschouwd maar wordt in de sectorale wetgeving verwezen naar de Algemene Wet Bestuursrecht, waar in art 1:2 het begrip belanghebbende ingeperkt wordt tot 'degenen met een rechtstreeks belang'. Wij hebben de vraag naar nadere definiëring van dat begrip in alle stadia van behandeling van de WRO, bij Milieuwetgeving zoals luchtkwaliteit en geluidhinder maar ook onlangs bij de Wabo en bij de Waterwet aan de orde gesteld. Het doet ons genoegen dat de regering nu uiteindelijk aan de Raad van State om voorlichting gevraagd heeft over dit begrip in relatie met nationale en internationale regelgeving (MvA bij Wabo). De relevantie daarvan ook voor deze verdragen blijkt uit het feit dat bij de totstandkoming van de plannen de grondeigenaar van de Hedwigepolder voor zover wij hebben kunnen nagaan niet formeel als belanghebbende beschouwd is, noch de gemeente Hulst waarin het grondgebied ligt. Zij zijn niet in staat gesteld om in het voorbereidingsproces mee te spreken. Integendeel het eerste formele schrijven dat de eigenaar krijgt dateert van 26 april 2007, wanneer hij een brief van de directeur van de Dienst Landelijk Gebied krijgt, waarin hem medegedeeld wordt dat er pogingen ondernomen zullen worden om tot vrijwillige verwerving van zijn grond over te gaan omdat deze grond nodig is voor een evenwichtige en duurzame ontwikkeling van het Schelde-estuarium zoals vastgelegd in de ontwikkelingsschets en verdrag van 2005. In dezelfde brief wordt gelijktijdig medegedeeld dat de rijksprojectenprocedure gestart gaat worden om tot onteigening over te gaan mocht aan vrijwillige verwerving geen medewerking verleend worden.

MdV
Als het waar is dat de grondeigenaar van de Hedwigepolder noch de gemeente Hulst in het planvoorbereidingsproces als rechtstreeks belanghebbenden zijn aangemerkt en geen kans gekregen hebben om in een vroeg stadium mee te praten en mee te denken over alternatieve oplossingen voor natuurherstel dan moet dat toch als een ernstig verzuim beschouwd worden. En dan kan de zojuist aangehaalde brief als schofferend ervaren worden. Kan de Minister hierop een reactie geven? Pas wanneer het voorbereidingsproces de toets der kritiek kan doorstaan en dat kan alleen wanneer alle rechtstreeks belanghebbenden daadwerkelijk mee hebben kunnen praten, legitimeert dat de opstelling van mijn fractie dat het parlement en zeker de EK terughoudend moet zijn met het geven van een politiek oordeel over de inhoud van de plannen. Dat wagen wij nu dus te betwijfelen.

Een andere vraag waarop wij antwoord gezocht hebben was de vraag hoe het kan dat de commissie Maljers maar liefst 70 alternatieven bekijkt maar alle alternatieven afgewezen worden. Dat kan niet waar zijn, mede gelet op de buitengewoon intelligente alternatieven die door verschillende groepen en deskundigen naar voren gebracht zijn. Dat roept de verdenking op dat de commissie Maljers ingesteld is met een te beperkte opdracht waardoor bij voorbaat alle alternatieven zouden afvallen. Als het zo is dat de commissie Maljers met haar alternatieven niet mocht afwijken van de verdragstekst dan zou deze verdenking wel eens op waarheid kunnen berusten. Kan de minister hierop reageren? En wat gaf de Minister vervolgens reden om te geloven dat een nieuwe commissie, ingesteld nalv de motie Koppejan cs in de TK, wél met een alternatieve oplossing voor de door velen (ook een meerderheid in de TK) ongewenste ontpoldering van de Hedwigepolder zou kunnen komen?

MdV
Als er geen alternatief voor de Hedwigepolder was, en daar ziet het naar uit als uitgegaan wordt van de verdragtekst en de ontwikkelingsschets, dan had de Minister dát in het debat met de TK moeten zeggen en de motie als onaanvaardbaar en onuitvoerbaar moeten afwijzen. Als iets niet kan dan moet dat gezegd en beargumeerd worden en moet er geen schijnvertoning opgevoerd gaan worden. Dat kunnen we hopelijk snel met elkaar eens zijn. De Minister heeft de motie echter niét als onaanvaardbaar terzijde geschoven maar een nieuwe commissie, de commissie Nijpels, ingesteld met een zodanige beperkte zoekopdracht, naar wij enige weken geleden mochten ervaren, dat naar onze mening in alle redelijkheid niet verwacht kan worden dat er een serieus alternatief uit het advies van de commissie tevoorschijn had kunnen komen. Dat moet de Minister toch ook gezien hebben? Het doet ons genoegen dat de Minister inmiddels onder druk van deze kamer de taakopdracht van de commissie Nijpels uitgebreid heeft door het zoekgebied te vergroten. Maar die toezegging als zodanig dwz de uitbreiding van de zoekopdracht kan alleen serieus genomen worden wanneer de bereidheid en de mogelijkheid bestaat om af te wijken van de verdragstekst en achterliggende ontwikkelingsschets zoals die in 2005 ondertekend is. Zo niet, dan krijgen we een herhaling van de Maljersalternatieven. Is niet alleen deze Minister maar ook de regering daartoe bereid? Daar moet wat mijn fractie betreft een niet voor misverstand vatbaar antwoord op komen. Mijn fractie zou nog liever zien dat de Minister aangeeft, dat het haar cq de regering inmiddels duidelijk geworden is dat het verzet tegen de gedwongen ontpoldering van de Hedwigepolder zo massief is en ook weerklank gevonden heeft in beide kamers der Staten-Generaal dat daarom besloten wordt de Hertogin Hedwigepolder niet te ontpolderen en te zoeken naar alternatieve oplossingen voor het door ieder gewenste natuurherstel van het estuarium. Er kan begrip opgebracht worden dat in de TK een dergelijke toezegging op dat moment niet gedaan kon worden zonder overleg met de verdragspartner. Maar intussen zijn we 6 maanden verder en heeft de minister voldoende tijd gehad om met de verdragspartner te communiceren en een adequate reactie te zoeken voor de ontstane situatie. Kan de Minister aangeven welke inspanningen zij de afgelopen maanden gepleegd heeft om aan de verdragspartner medewerking te vragen om het verdrag wat dit onderdeel betreft te wijzigen? Het zou het beste resultaat van dit debat zijn wanneer de Minister vandaag, of zonodig na overleg in de Ministerraad volgende week, in deze kamer kan aangeven dat de Hertogin Hedwigepolder verder buiten beeld is. Wat houdt de Minister tegen om een dergelijke toezegging te doen? De commissie Nijpels kan vervolgens gevraagd worden om met een aantal alternatieven in een groter zoekgebied voor de invulling van het natuurherstel te komen.


3. Inhoud en betekenis van de schelde verdragen. MdeV
Wij zijn een groot voorstander van gebiedsgerichte ontwikkelingsplannen, waarin geprobeerd wordt een samenhangend en integraal beleid te ontwikkelen. Het vinden van een evenwicht tussen economische en ecologische belangen is moeizaam maar, volgens mijn fractie, een noodzakelijk uitgangspunt. Daarom hebben wij waardering voor de voorliggende plannen en stemmen we van harte in met de doelstellingen. Dat betekent dat wij ons, met de Minister, onvoorwaardelijk stellen achter de resultaatverplichting om tot 600 hectare estuarienne natuurherstel te komen, maar dan wel in een groter zoekgebied. Dat bij de uitvoering van gebiedsplannen de ecologische belangen het regelmatig afleggen tegen de economische belangen is hélaas geen uitzondering. Dat speelt ook hier en is oprecht te betreuren. De Schelde is wat het Belgische deel betreft zonder onze (EK) goedkeuring en met feestelijkheden omgeven al uitgediept tot 13.1 meter (over respectvolle omgang met je verdragspartner gesproken) en het wachten is nu op de uitdieping van het Nederlandse deel. Er zijn stemmen die zeggen dat met die Nederlandse uitdieping al een aanvang genomen is of anders gezegd dat uitdieping van de Schelde geen incidentele activiteit maar baggeren een continue bezigheid is door voortdurende aanslibbing. En wie houdt dan in de gaten of de uitdieping tot 13 dan wel tot 14 of 16m plaatsvindt? Kan de Minister daar een reactie opgeven? Ondertussen wordt er op Vlaams grondgebied hard gewerkt aan het ontruimen van het dorp Doel, dat inmiddels een spookdorp geworden is, om in dat gebied, dat op oogafstand van de Nederlandse Hedwigepolder onder de rook van de kerncentrale ligt, een nieuw dok aan te leggen. Een dok dat direct grenst aan het Vlaamse deel van de Hedwigepolder, waarvoor de onteigening door de Vlaamse regering in gang gezet is. De vrederechter, curieuze benaming in dit verband, doet één dezer dagen uitspraak in de aangespannen bezwaarprocedure. Wederom 'geweldig respectvol naar de verdragspartner'. Is men er in Vlaanderen zo van overtuigd dat wij in Nederland wel door de bocht zullen gaan? Het zou toch van respect en goede wil getuigd hebben wanneer de Vlaamse regering met de uitvoering van dit voornemen gewacht zou hebben op besluitvorming in de EK maar ook gewacht zou hebben op de uitkomst van de commissie Nijpels? Welk belang schuilt hierachter? Het doet mijn fractie veronderstellen dat het doorzetten van de Vlaamse regering van het ontpolderen van het Belgisch deel van de Hedwigepolder als hefboom gebruikt gaat worden voor de ontpoldering van het Nederlandse deel. De redenering is eenvoudig, kijkend op de kaart kom je zo tot een aaneengesloten gebied waarin het natuurherstel van het estuarium kan plaatsvinden. Op de kaart logisch en ecologische deskundigen zullen dat ook ongetwijfeld in studies aangeven. Maar rijdend door dit gebied ontstaat een geheel ander beeld nl dat uit oogpunt van ruimtelijke kwaliteit en beleving van het estuarium uitgerekend in dit gebied het herstel van het estuarium nooit op zal kunnen boksen tegen de verdergaande ontwikkeling van de haven van Antwerpen. En die verdergaande ontwikkeling gaat er op termijn zeker komen, de voortekenen zijn volop aanwezig. Laten we met elkaar de kop niet in het zand steken. De plannen voor het Saeftingedok bijv. staan niet in de ontwikkelingsschets 2010 en zijn niet opgenomen in de MER rapportage. Is dat niet vreemd wanneer het streefbeeld toch 2030 is? Misschien moeten we als Nederland deze havenontwikkeling economisch gezien niet als bedreiging maar juist als kans zien. Graag een reactie op dit punt van de Minister. Ik neem toch aan dat de Vlaamse regering met haar contact heeft opgenomen over het op dit moment ten uitvoer brengen van de ontpolderingsplannen van het Vlaamse deel en de nieuwe plannen rond de havenontwikkeling?

MdV
Samengevat wat dit onderdeel betreft constateren we dat er serieuze vraagtekens te zetten zijn bij onderdelen van het voorbereidingsproces zowel wat het betrekken van de belanghebbenden bij het proces als ook wat de taakopdracht van de commissie Maljers betreft. Daar vragen we op diverse genoemde punten opheldering over aan de Minister. Maar los van die procedurele kant komt het ons ook inhoudelijk voor dat het natuurherstel daadwerkelijk op een andere plek in dit gebied gezocht moet worden waar niet alleen op papier maar ook in de beleving een bijdrage geleverd wordt aan natuurontwikkeling en niet de fictie van natuurherstel op een stukje ontpolderd land tussen een grootscheepse en doorgaande havenontwikkeling gaat ontstaan. Ook daarover stellen we een aantal vragen aan de Minister.

MdeV
Tenslotte willen wij uitdrukkelijk aandacht vragen voor de vraagstukken rond veiligheid in dit gebied. Veiligheid in een tweeledige betekenis. Veiligheid in relatie tot vervoer van gevaarlijke stoffen en veiligheid in relatie tot wateroverlast. Voor zover wij het goed gezien hebben is dit onderwerp zowel in het planproces als tijdens de verdere behandeling van deze verdragen slechts in de marge aan de orde gekomen. Dat baart mijn fractie zorgen. Staande aan de kade van Vlissingen is zichtbaar hoe dicht langs de kustlijn steeds grotere (want daarvoor was immers die verdieping van de Schelde nodig) zeeschepen met deels uiterst gevaarlijke chemische lading bijna in een file voorbij varen. De Schelde is na Rotterdam het gebied met de hoogste veiligheidsrisico's. Uit de antwoorden op vragen door mijn fractie gesteld in het verslag wordt duidelijk dat er tot op heden geen grensoverschrijdend rampenplan is. Er wordt gesteld dat daar aan gewerkt wordt en dat het mogelijk binnen een jaar zover zal zijn en er wordt verwezen naar de Wet veiligheidsregio's waarin de rampenbestrijding van de Westerschelde valt onder het regime van de veiligheidsregio Zeeland. Mijn fractie zou de Minister willen vragen om met haar collega van BiZa maar ook met de verdragspartners, de urgentie van een adequaat rampenplan op korte termijn voor het Westerschelde gebied te bespreken en van een tijdpad te voorzien . Mijn fractie overweegt op dit punt in tweede termijn een motie in te dienen om daarmee de urgentie te onderstrepen. Het gaat bij deze verdragen niet alleen om ontpoldering, maar om veel meer. Waarborgen treffen voor veiligheid is uiterst basaal en kan geen uitstel dulden als de risico's toenemen. Wat betreft de veiligheid als gevolg van wateroverlast gaan wij er vanuit dat het advies van de commissie Veerman dat gericht is op een duurzame kustontwikkeling van ingrijpende betekenis zal kunnen zijn voor het open gat dat de Westerschelde is. De zeespiegelstijging als gevolg van de klimaatstijging zal niet van de ene op de andere dag plaatsvinden, maar wel op korte termijn vertaald moeten worden naar de ontwikkelingsschets voor dit gebied. Met de zeespiegelstijging is nu geen rekening gehouden. Het is bepaald niet ondenkbaar dat het advies van de commissie Veerman tot geheel andere maatregelen in het gebied gaan leiden, met relevantie voor de natuurontwikkeling. Wij horen graag van deze Minister op welke wijze zij meent dat het advies van de commissie Veerman een rol kan spelen bij de plannen zoals ze er nu liggen. Kan de minister daarop reageren?

Wij wachten met belangstelling de beantwoording van de Minister af.

Persvoorlichting Tweede Kamer-fractie Partij van de Arbeid Plein 2
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
T 070 318 2694
E s.boting@tweedekamer.nl