Nota n.a.v. verslag van wet tot wijziging van de Invorderingswet 1990 (31301)
Brief | 30-06-2008 | nr DB08-0391
31301
Wijziging van de Invorderingswet 1990 (vervanging g-rekeningenstelsel door
een depotstelsel)
Nota naar aanleiding van het verslag
Inhoudsopgave
1. Algemeen
2. Inleiding
3. Het g-rekeningensysteem
4. Huidige praktijk van rechtstreeks storten op een rekening van de
Belastingdienst
5. Vervanging g-rekeningensysteem en het informele systeem van rechtstreekse
stortingen door een wettelijk systeem van rechtstreeks storten op een rekening
van de Belastingdienst
6. Gebruik van internet
7. Positie Belastingdienst
8. Rentevergoeding over op de depots gestorte gelden
9. Administratieve lasten
10.Tenslotte
11. Artikelsgewijs
1. Algemeen
Allereerst wil ik de leden van de fracties van het CDA, de PvdA, de VVD en de SP dankzeggen voor
hun inbreng op het voorliggende wetsvoorstel.
De bij de verschillende fracties gerezen vragen worden hierna beantwoord in de volgorde van het
verslag. De leden van de CDA-fractie en de PvdA-fractie hebben gevraagd ook te reageren op de
commentaren van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) en VNO/NCW. De PvdA-
fractie vraagt een reactie op het commentaar van de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU).
Bij de beantwoording van de vragen wordt op deze commentaren ingegaan.
2. Inleiding
De leden van de CDA-fractie willen graag weten of en in hoeverre het bedrijfsleven bij dit wetsvoorstel
betrokken is.
Ten behoeve van het opstellen van het concept-wetsvoorstel is in 2007 tweemaal overleg gevoerd
met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven (VNO-NCW, MKB Nederland en de ABU). Tevens is
overleg gevoerd met de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) over de omzetting van de g-
rekeningen.
---
De leden van de CDA-fractie vragen of de banken de vermelde voordelen en vergemakkelijking voor
het bankwezen erkennen.
De Invorderingswet 1990 biedt in de artikelen 34 en 35 de mogelijkheid tot beperking van de omvang
van de aansprakelijkheid bij storting op een g-rekening. In dit kader bieden de banken het product
"g-rekening" aan. Uit het overleg dat is gevoerd met de NVB is gebleken dat de banken neutraal staan
tegenover het verdwijnen van de g-rekening, waarna de aandacht is gericht op het ordelijk beëindigen
van de g-rekeningen.
De leden van de SP-fractie vernemen graag wat de juridische onduidelijkheden zijn van de huidige
praktijk van het rechtstreeks storten op de bankrekening van de ontvanger.
Met de opmerking over de juridische onduidelijkheden wordt bedoeld dat er geen wettelijke
bepalingen zijn over de rechtstreekse stortingen en dat op het niveau van de Leidraad Invordering
1990 of anderszins (literatuur, jurisprudentie) is bepaald hoe bepaalde zaken die verband houden met
rechtstreeks storten, zoals de reikwijdte van de vrijwaring die verleend wordt bij rechtstreeks storten of
de positie van de storter bij het faillissement van degene ten behoeve van wie gestort wordt, juridisch
geduid moeten worden.
3. Het g-rekeningensysteem
De leden van de PvdA-fractie vragen wat de gevolgen zijn van het verdwijnen van de informele
rechtstreekse storting. Zij vragen of het gevolg hiervan is dat ondernemers in veel gevallen hun
aansprakelijkheid helemaal niet meer kunnen uitsluiten.
In de memorie van toelichting is vermeld dat thans informeel 7800 (depot)rekeningen bij de ontvanger
in gebruik zijn. In verband met de invoering van het voorgestelde wettelijk depotstelsel heeft de
Belastingdienst/Centrale Administratie inmiddels een schoning van het bestand aan
(depot)rekeningen uitgevoerd, dat wil zeggen dat rekeningen met een nihilsaldo inmiddels zijn
opgeheven. Het aantal (depot)rekeningen is als gevolg van deze schoning inmiddels teruggebracht tot
3500 (depot)rekeningen. Binnen het bestand van 3500 actieve rekeninghouders bevinden zich
overigens ook nog 1300 rekeninghouders die naast een (depot)rekening ook over een g-rekening
beschikken en voor wie om die reden het verdwijnen van de mogelijkheid tot informele rechtstreekse
stortingen geen gevolgen zal hebben. De (beperkte) `restgroep' van circa 2200
(depot)rekeninghouders zal ter gelegenheid van de overgang naar het nieuwe stelsel een depot onder
het nieuwe stelsel worden aangeboden. De inlener (waaronder tevens de doorlener wordt begrepen)
en de aannemer die thans ten behoeve van hun wederpartij - de uitlener en onderaannemer -
rechtstreeks storten, zullen ook onder het nieuwe stelsel hun aansprakelijkheid kunnen blijven
beperken dan wel uitsluiten door storting op het aan hun wederpartij toegekende depot.
Het voorgestelde depotstelsel zal ook overigens niet leiden tot een situatie waarin inleners en
aannemers hun aansprakelijkheid niet meer kunnen uitsluiten. In feite is het voorgestelde stelsel een
formalisering van het huidige informele rechtstreekse storten en is het vrijwel altijd mogelijk (behalve in
misbruiksituaties) voor doorleners, inleners en aannemers om hun aansprakelijkheid uit te sluiten door
middel van een storting op een depot. Het nieuwe stelsel is erop gericht het toekennen van een depot
---
aan uitleners en onderaannemers laagdrempelig te houden. Voorwaarde voor het toekennen van een
depot zal zijn dat de depotbegunstigde kwalificeert als uitlener, doorlener of onderaannemer.
Daarnaast mag niet het vermoeden bestaan dat misbruik zal worden gemaakt van of fraude gepleegd
zal worden met het depot. De tweede voorwaarde voorkomt dat aan mogelijk malafide ondernemers
een depot wordt toegekend. Doorleners, inleners en aannemers zullen zich dan wegens het ontbreken
van een depot terecht niet kunnen vrijwaren van een aansprakelijkstelling als zij desondanks gebruik
willen maken van de diensten van malafide ondernemers.
Een voorbeeld voor de laagdrempeligheid is de aanpassing van de voorwaarde waaronder een
uitlener over een depot kan beschikken. Thans kan de uitlener een g-rekening aanvragen als hij
geheel of nagenoeg geheel zijn bedrijf maakt van het ter beschikking stellen van arbeidskrachten. In
het nieuwe stelsel is die eis teruggebracht tot de voorwaarde dat meer dan incidenteel sprake moet
zijn van het ter beschikking stellen van arbeidskrachten.
In het voorgestelde depotstelsel zal het toekennen van een depot niet meer zijn gekoppeld aan de
inhoudingsplicht voor de loonheffingen zoals thans in het g-rekeningensysteem het geval is.
Daarmee is gehoor gegeven aan een wens die het bedrijfsleven heeft geuit in een overleg over het
wetsvoorstel nadat dit bij uw Kamer was ingediend.
Ook de zzp-er kan optreden als zogenoemde `doorlener' dat wil zeggen dat hij personeel inleent van
een uitlener om dat personeel vervolgens ter beschikking te stellen aan een derde, de inlener. Tevens
kan de zzp-er optreden als aannemer die in voorkomend geval een deel van het aangenomen werk op
zijn beurt weer doorbesteedt aan een volgende (onder)aannemer. Hoewel de zzp-er geen
inhoudingsplichtige is voor de loonheffingen omdat hij geen personeel in dienst heeft, en er dus bij de
inlener en (hoofd)aannemer geen aansprakelijkheid voor niet afgedragen loonheffingen kan ontstaan,
bestaat bij de inlener en (hoofd)aannemer wel de behoefte om zich te vrijwaren van aansprakelijkheid
die verder op in de keten kan ontstaan.
De impact op de Belastingdienst van het toekennen van depots aan zzp'ers wordt nog nader bezien.
Indien meer zzp'ers zich aanmelden voor een depot dan verwacht, kan er (tijdelijk) een
capaciteitsprobleem ontstaan bij het beoordelen van de aanvragen tot toekenning van een depot.
Het verdwijnen van de informele rechtstreekse storting zal daarnaast voor de Belastingdienst een
(administratieve) lastenverlichting tot gevolg hebben. Thans worden alle handelingen met betrekking
tot rechtstreekse stortingen zoals het verantwoorden van de stortingen op een (depot)rekening, het
afboeken van bedragen uit het saldo van die rekening en het informeren van de depothouders over
mutaties in het saldo, handmatig verwerkt. Onder het nieuwe systeem zullen al die handelingen op
geautomatiseerde wijze plaatsvinden.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe onduidelijkheid en inefficiëntie kan worden voorkomen bij
overgang naar het nieuwe stelsel aangezien het g-rekeningensysteem een onderdeel is van een
geïntegreerd bankrekeningsysteem. Deze vraag sluit aan bij een aan uw Kamer gezonden brief
waarin het VNO-NCW commentaar levert op het onderhavige wetsvoorstel en waarin eveneens
aandacht wordt gevraagd voor deze naar het oordeel van VNO-NCW administratieve
lastenverzwaring.
---
Tijdens een overleg met het bedrijfsleven over het wetsvoorstel nadat dit bij uw Kamer was ingediend,
heeft VNO-NCW er nogmaals op gewezen dat onder het voorgestelde depotstelsel een extra
handeling nodig zal zijn om aansluiting te zoeken tussen de gesplitste betalingen en de factuur.
Ondernemingen die niet beschikken over de faciliteit om de bankmutaties (automatisch) te
downloaden zullen onder het depotstelsel betalingen op hun "gewone" betaalrekening via hun bank
aangeleverd krijgen (meestal via Internet) en de betalingen op hun depot op het Persoonlijk Domein
van de Belastingdienst kunnen vinden. Dit is inderdaad een extra inlog-handeling. Maar de
ondernemer moet mogelijk toch voor andere administratieve handelingen op zijn Persoonlijk Domein
zijn (aangifte doen, berichten Belastingdienst lezen). Voor de groep ondernemers die wel beschikt
over de faciliteit om bankmutaties automatisch te downloaden, gaat de Belastingdienst onderzoeken
of zij deze faciliteit ook kan aanbieden.
Een inlener of aannemer kan de factuur van zijn uitlener of onderaannemer thans betalen door het
storten van een deel van de factuur op de g-rekening en het restant op de `vrije' rekening van de
uitlener of onderaannemer. Onder het huidige geïntegreerde bankrekeningsysteem kan de g-
rekeninghouder zonder extra (administratieve) handelingen te moeten verrichten, nagaan of het deel
dat is gestort op de g-rekening en op de vrije rekening samen het totale factuurbedrag vormen. Onder
het voorgestelde systeem wordt een deel van de factuur via de vrijwaringsrekening van de
Belastingdienst gestort op het depot en het restant op de vrije rekening van de uitlener of
onderaannemer. De depotbegunstigden worden dagelijks via hun Persoonlijk Domein bij de
Belastingdienst geïnformeerd over de mutaties op hun depot. Daarnaast moeten zij hun `vrije'
rekening raadplegen om vervolgens te kunnen nagaan of de mutaties op het depot en op de vrije
rekening samen het factuurbedrag vormen.
De behoefte van het bedrijfsleven om betalingsgegevens digitaal binnen te halen speelt ook op
andere gebieden (douanerechten, BTW in EU-verband). De Belastingdienst werkt aan een generieke,
duurzame oplossing voor de problematiek, met aandacht voor de veiligheidseisen.
4. Huidige praktijk van rechtstreeks storten op een rekening van de Belastingdienst
De leden van de CDA-fractie verwijzen naar de memorie van toelichting waaruit blijkt dat nog altijd
7800 depotrekeningen worden gebruikt. Zij vragen wat de reden is dat de informele rechtstreekse
storting nog steeds wordt gebruikt naast het huidige systeem van g-rekeningen. In het verlengde
hiervan vragen deze leden of het huidige voorstel deze problematiek ondervangt.
Ten aanzien van het aantal depotrekeningen dat thans nog in gebruik is, verwijs ik naar hetgeen ik
eerder in deze nota in onderdeel 3 `Het g-rekeningensysteem' heb uiteengezet, namelijk dat thans het
aantal (depot)rekeningen is teruggebracht tot 3500 en dat er binnen deze groep van 3500
rekeninghouders zich zo'n 1300 rekeninghouders bevinden die naast een depotrekening ook een g-
rekening hebben.
Informele rechtstreekse stortingen vinden om uiteenlopende redenen nog steeds plaats. Betaling op
de g-rekening leverde aanvankelijk tot 25 februari 1997 - slechts een wettelijk vermoeden van
betaling op. Voor zover op de g-rekening betaalde bedragen de Belastingdienst uiteindelijk niet
---
bereikten, verkregen degenen die op de g-rekening bedragen stortten, geen vrijwaring van
aansprakelijkheid. Teneinde er voor te zorgen dat de betaalde bedragen de Belastingdienst wél
zouden bereiken werd er voor gekozen om rechtstreeks bij de Belastingdienst te storten. Ook na de
wijziging van het wettelijke vermoeden van betaling in een wettelijke vrijwaring bij storting op de g-
rekening hebben sommige ondernemers hun betalingswijze (rechtstreekse storting) niet aangepast en
zijn, ondanks het feit dat de aanleiding voor het rechtstreekse storten is komen te vervallen,
vermoedelijk uit macht der gewoonte, niet overgegaan tot het storten op de g-rekening.
Ook vindt rechtstreekse storting plaats omdat de betrokken ondernemer voor wie de storting plaats
vindt, geen g-rekening wil openen vanwege de daaraan verbonden kosten. Voor transacties met
betrekking tot de g-rekening brengen de banken per transactie kosten in rekening. Daarnaast maken
sommige ondernemers gebruik van de rechtstreekse storting omdat degene ten behoeve van wie
wordt gestort niet aan de voorwaarden voor het openen van een g-rekening kunnen voldoen omdat zij
bijvoorbeeld geen inhoudingsplichtige zijn voor de loonheffingen dan wel omdat in het verleden hun g-
rekening is opgeheven wegens gebleken fraude of misbruik van de g-rekening. Ook storten
aannemers soms zekerheidshalve met de bedoeling van "rechtstreeks storten" - een deel van de
factuur rechtstreeks bij de Belastingdienst terwijl dat niet nodig is omdat die onderaannemer geen
personeel in dienst heeft, niet inhoudingsplichtig is voor de loonheffingen en derhalve geen
aansprakelijkheid voor niet betaalde loonheffingen kan ontstaan en het geld derhalve door de
Belastingdienst moet worden vrijgegeven.
In het voorgestelde stelsel zal geen gebruik meer kunnen worden gemaakt van de mogelijkheid om op
informele wijze vrijwaring te verkrijgen. Uitsluitend storting van bedragen op de speciaal daarvoor
bestemde vrijwaringsrekening levert tot de omvang van het gestorte bedrag nog een vrijwaring op. Als
derden ten behoeve van de uitlener of onderaannemer toch bedragen storten bij de Belastingdienst op
een andere rekening dan de vrijwaringsrekening, worden die bedragen niet in bewaring genomen
zoals dat nu nog het geval is. Deze bedragen zullen dan direct worden afgeboekt op openstaande
aanslagen ten name van degene te wiens behoeve wordt gestort als deze kenbaar is uit de
omschrijving bij de storting. Als er geen openstaande aanslagen bij de Belastingdienst bekend zijn of
de begunstigde blijkt niet uit de storting, worden de gestorte bedragen teruggestort op de rekening van
de storter. Bij nader inzien (mede naar aanleiding van het commentaar van de NOB) is voor deze
handelwijze gekozen. Dit wijkt af van hetgeen is beschreven in de artikelsgewijze toelichting van de
Memorie van Toelichting op artikel I, onderdelen A en B, van het wetsvoorstel. Aldaar is beschreven
dat het gestorte bedrag zou worden uitgekeerd aan de begunstigde.
5. Vervanging g-rekeningensysteem en het informele systeem van rechtstreekse
stortingen door een wettelijk systeem van rechtstreeks storten op een rekening
van de Belastingdienst
De leden van de VVD-fractie vragen of ook opdrachtnemers in de zin van de artikelen 35a en 35b IW
1990 een depot kunnen aanhouden bij de Belastingdienst.
Opdrachtnemers in de zin van artikel 35a kunnen thans hun hoofdelijke aansprakelijkheid voor de
loonbelasting van hun aannemer beperken door gebruik te maken van een g-rekening. In de
---
voorgestelde situatie kunnen zij gebruik maken van een depot. Een opdrachtnemer in de zin van
artikel 35b IW 1990 kan thans geen gebruik maken van een g-rekening en zal in de voorgestelde
situatie ook geen gebruik kunnen maken van een depot.
6. Gebruik van internet
De leden van de CDA-fractie vragen of binnenlandse ondernemers die nu met het g-rekeningstelsel
werken en met de omschakeling (naar een depotstelsel) te maken krijgen op dit moment al via internet
met de Belastingdienst kunnen communiceren bij aangiften loon- , omzet- en vennootschapsbelasting.
Alle ondernemers communiceren in beginsel via internet met de Belastingdienst. De aangiften
loonheffingen en omzetbelasting worden langs elektronische weg ingediend tenzij de betrokken
ondernemer daarvoor een ontheffing heeft gekregen. Iedere ondernemer (in totaal ongeveer 600.000)
heeft ook een Persoonlijk Domein (PD) op het internet bij de Belastingdienst. Hoewel alle aangiften
loon- en omzetbelasting via het internet worden ingediend, behoudens ontheffing, maken niet alle
ondernemers gebruik van hun PD voor het doen van aangifte. Uit gegevens met betrekking tot het
gebruik van het PD in het jaar 2007 blijkt dat via het PD 422.496 loonaangiften en 4.158.257
omzetbelastingaangiften zijn gedaan. Er zijn geen gegevens beschikbaar welk deel van de hiervoor
vermelde aangiften betrekking heeft op aangiften ingediend door g-rekeninghouders. Dientengevolge
kan ook niet worden aangegeven hoeveel g-rekeninghouders in verband met de overgang naar het
depotstelsel gebruik moeten gaan maken van hun PD.
De leden van de fractie van het CDA willen ook graag inzicht in de wijze waarop buitenlandse
ondernemers en andere partijen die geen PD hebben in concreto kunnen communiceren met de
depotbegunstigde om hun risico's te kunnen afdekken.
Het PD is uitsluitend bestemd voor communicatie c.q. gegevensuitwisseling tussen de Belastingdienst
en de belastingplichtige die in dit geval tevens de depotbegunstigde is. Het PD is geen
communicatiekanaal voor derden inzake het afdekken van risico's. Bij de communicatie tussen de
buitenlandse ondernemer en de depotbegunstigde (als binnenlandse ondernemer) is de
Belastingdienst niet betrokken. Overigens krijgen ook buitenlandse ondernemers die over een
Nederlands fiscaal nummer beschikken een PD dat hen in staat stelt te communiceren met de
Belastingdienst.
De leden van de CDA-fractie vragen wat wordt bedoeld met `zoveel mogelijk' in de opmerking dat de
communicatie met de depotbegunstigde zoveel mogelijk via internet zal verlopen.
In een aantal situaties zal de depotbegunstigde over de afwikkeling van handelingen die betrekking
hebben op het depot schriftelijk worden geïnformeerd. Te denken valt daarbij aan de (voor bezwaar
en beroep vatbare) beschikking waarbij een depot wordt toegekend dan wel wordt opgeheven. Ook
mededelingen over verlenging van de beslistermijn in verband met onderzoeken die worden gedaan
naar aanleiding van een verzoek om toekenning van een depot of vrijgave van het overtollige saldo op
een depot, vinden schriftelijk plaats.
De leden van de CDA-fractie vragen voorts of er een categorie depots is waarbij internetcommunicatie
niet mogelijk is.
---
Het antwoord daarop is nee. Met betrekking tot alle geopende depots is internetcommunicatie
mogelijk.
De leden van de CDA-fractie vragen of de toename van het betalingsverkeer door middel van het PD
nog additionele problemen oplevert op het webportaal van de Belastingdienst.
Bij het ontwerp van dit proces is rekening gehouden met het extra gebruik en de capaciteit van het
webportaal van de Belastingdienst. Er worden geen additionele problemen op het webportaal van de
Belastingdienst verwacht, behalve in de situatie (zoals onder punt 3 opgemerkt) waarin meer zzp'ers
zich aanmelden voor een depot dan verwacht. Er ontstaat dan een (tijdelijk) capaciteitsprobleem.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe een en ander zich verhoudt tot het Masterplan ICT en of de
effecten van het wetsvoorstel voldoende op uitvoerbaarheid zijn getest en zo ja, in welke mate en wat
de uitkomst van die test is. Ook de leden van de SP-fractie vragen of er een uitvoeringtoets is gedaan.
Dit wetsvoorstel past binnen het Plan van aanpak vereenvoudigingsoperatie Belastingdienst (brief van
8 juni 2007, Kamerstukken II, 31066, nr. 2). Het systeem wordt eenvoudiger en past bij de
ontwikkeling waarin ondernemers zoveel mogelijk via het internet communiceren met de
Belastingdienst.
De noodzakelijke programmatuur voor de ondersteuning van het depotstelsel wordt thans ontwikkeld
en zal voor de in gebruik name uitvoerig worden getest. Uitgangspunt is dat het depotstelsel niet in
gebruik zal worden genomen voordat vaststaat dat de benodigde software goed werkt.
Voorts vragen de leden van de SP-fractie hoe de beveiliging van de communicatie tussen de
depotbegunstigde en de Belastingdienst is geregeld.
De toegang tot het PD is beveiligd met een gebruikersnaam en een password. De communicatie
tussen de depotbegunstigde en de Belastingdienst loopt via een beveiligd kanaal.
7. Positie belastingdienst
De leden van de CDA-fractie vragen of zij het goed zien dat de rechtspositie van de Belastingdienst
met de invoering van het depotstelsel wordt versterkt. Wat is de diepere achtergrond voor deze
versterkte positie van de fiscus, zo vragen deze leden? De leden van de VVD-fractie constateren dat
de fiscus met dit voorstel in een feitelijk preferente positie wordt gebracht.
De primaire drijfveer voor het nieuwe depotstelsel is het efficiënter laten functioneren van het stelsel
van vrijwarende betalingen. Het is dus niet de bedoeling om de positie van de ontvanger te
versterken. De leden van de CDA-fractie hebben op zich zelf gelijk dat het saldo van de g-rekening tot
het vermogen behoort van de ondernemer en de vrijwaringsrekening op naam staat van de staat.
Voor de vraag of er in economische zin een mutatie optreedt in de relatieve positie van de ontvanger
en van de ondernemer dienen mede de bij de g-rekening en de vrijwaringsrekening behorende
beperkingen en uitbreidingen in de bevoegdheden van de ondernemer in de beschouwing te worden
betrokken. Zo wordt het gebruik van de g-rekening ingeperkt door het daarop rustende pandrecht van
de fiscus en de voorwaarden waaronder een g-rekening kan worden geopend. Voorts is aan de
ondernemer de bevoegdheid toegekend om over het saldo op het depot te kunnen beschikken door
het te gebruiken voor het betalen van verschuldigde belastingen en premies. In reële termen ontstaat
---
daardoor een ongeveer gelijke eindsituatie. Belangrijk in de beoordeling is voorts dat in beide situaties
de ondernemer altijd kan vragen om uitbetaling van een overschot op de g-rekening of het depot. In
de nieuwe situatie zal zulk een verzoek voor een depot veel vlotter kunnen worden afgewerkt dan de
huidige verzoeken om deblokkering van een g-rekening. Een schakel in het proces de bank vervalt
namelijk. Hierdoor kan het proces van deblokkeringen binnen de Belastingdienst geautomatiseerd
ondersteund worden. Door deze versnelling van het proces verbetert dus de positie van de
ondernemer. Het in faillissementssituaties niet vatbaar zijn voor beslag van het depot, dit in antwoord
op een vraag van de leden van de CDA-fractie, komt qua resultaat overeen met het huidige pandrecht
van de ontvanger op de g-rekening die het de ontvanger mogelijk maakt zijn pandrecht uit te winnen
ook in situaties van faillissement van de houder van de g-rekening. Het vorenstaande betekent ook
dat de bestaande verhouding tussen de positie van de ontvanger en de positie van de andere
(potentiële) crediteuren ongewijzigd blijft.
Om praktische redenen is er voor gekozen om de rentevergoeding bij te schrijven bij het depot en niet
separaat uit te betalen. Een separate uitbetaling zou het nodig maken dat een geheel nieuw bestand
zou moeten worden gemaakt en onderhouden van de tegenrekeningen van de ondernemers waaraan
de rente moet worden uitbetaald. Dit brengt voor de Belastingdienst en ook voor het bedrijfsleven
extra werkzaamheden met zich, met name bij mutaties van rekeningen of bij mutaties van de
tenaamstelling van bestaande rekeningen en het herstellen van fouten bij het verwerken van die
mutaties. In economische termen bezien wordt de ondernemer niet of nauwelijks in een ongunstiger
positie gebracht. Over de rente kan hij beschikken door het te gebruiken voor het betalen van
verschuldigde belastingen en premies en een structureel overschot op een depot kan de ondernemer
in de nieuwe situatie relatief eenvoudig laten uitbetalen.
8. Rentevergoeding over op de depots gestorte gelden
De leden van de CDA-fractie en de VVD-fractie vragen waarom voor de rentevergoeding niet is
aangesloten bij de fiscale heffing- en invorderingsrente. Bij het ontwerpen van het depotstelsel en het
opstellen van het wetsvoorstel is aan de NVB verzocht om een onderzoek te doen naar de vigerende
rentevergoedingen op g-rekeningen. Dit onderzoek heeft opgeleverd dat de rentevergoedingen
varieerden tussen de 0 en 0,5%. Vervolgens is gekeken of er een rentevergoeding is die zo veel
mogelijk aansluit op de uitkomst van het onderzoek van de NVB. De keus is toen gevallen op de
consignatierente. Vergeleken met het onderzoek van de NVB is de consignatierente (2007: 0,82%;
2008: 0,88%) ten minste kostenneutraal voor de ondernemers. Na het beschikbaar komen van het
onderzoek van de NVB is gebleken, de leden van de VVD-fractie duiden daarop, dat er individuele
ondernemingen zijn die een hogere rentevergoeding krijgen dan de door de NVB geconstateerde
0,0%-0,5%. Het is dus juist dat voor deze individuele ondernemingen de rentevergoeding niet
kostenneutraal is.
Een koppeling aan de heffings- en invorderingsrente (tweede kwartaal 2008: 4,75 %) zou, zo
antwoord ik in de richting van de leden van de CDA- en de VVD-fractie, sparen bij de fiscus (kunnen)
uitlokken. Partijen zouden kunnen afspreken om de betaling van de factuur in zijn geheel te storten op
het depot. Het daardoor ontstane overschot op het depot kan makkelijk worden opgevraagd en blijft
---
daardoor beschikbaar voor de ondernemer. Het vergoeden van een rente op een depot gelijk aan de
heffings- en invorderingsrente strookt voorts niet met het bestaande regime van invorderingsrente
waarin voor betalingen die plaatsvinden vóór het einde van de betalingstermijn nooit invorderingsrente
wordt vergoed. De rentevergoeding op het depot gaat direct in op het moment van bijschrijving op het
depot. Qua periode waarover rente wordt vergoed is het regime voor de depotregeling dus royaler dan
het regime van de invorderingsrente.
De leden van de VVD-fractie menen dat de fiscus geen rentewinst van 24 miljoen op jaarbasis hoeft
te boeken als gevolg van dit wetsvoorstel, vooral omdat het ten koste gaat van de rente-inkomsten
van de depothouder. Hierover merk ik op dat de fiscus geen rentewinst opstrijkt. Voor zover er een
structureel saldo op de vrijwaringsrekening gaat ontstaan, ontstaat een vermindering van de
financieringsbehoefte van de Staat. Voor de Staat kan er dan een meevaller voor het
financieringstekort ontstaan indien en voor zover de te vergoeden rente op staatsleningen meer
beloopt dan de op dat moment vigerende consignatierente. Er wordt op gewezen dat partijen invloed
kunnen uitoefenen op het tijdstip waarop betalingen plaatsvinden op het depot en op het tijdstip
waarop bedragen worden onttrokken aan het depot. Partijen hebben dus een zekere speelruimte in de
timing van de betalingen op het depot waarbij de rentevergoeding op het depot geen dwangbuis is
maar een optie die kan worden afgewogen tegen andere mogelijkheden tot het rendabel maken van
dit bedrag in de periode voor aanwending ervan voor het betalen van belastingen en premies. De
financiële gevolgen voor de depothouder zijn dus rooskleuriger dan de leden van de VVD-fractie
denken. Hierbij dient ook het hiervoor genoemde - onderzoek van de NVB in de beschouwing te
worden betrokken, waarvan de uitkomst is dat standaard op g-rekeningen tussen de 0 en 0,5% rente
wordt vergoed. Daarnaast moet hierbij ook overwogen worden dat de banken voor het gebruik van de
g-rekeningen kosten in rekening brengen. De Belastingdienst rekent geen kosten voor het gebruik van
het depot.
De vraag van de leden van de SP-fractie of het depot tijdelijk een negatief saldo mag hebben,
beantwoord ik ontkennend. Het door de fiscus verlenen van een kredietfaciliteit zou haaks staan op
het doel van de depotrekening, namelijk het scheppen van zekerheid dat een uitlener of een
onderaannemer zijn belastingen en premies afdraagt en dat inleners en aannemers daarvoor niet
aansprakelijk kunnen worden gesteld.
9. Administratieve lasten
De leden van de CDA-fractie hebben niet kunnen constateren dat een Actal toets/advies over het
voorstel is ingewonnen en vragen of zij dat goed zien. Het concept-wetsvoorstel is via de normale
procedure voor advies voorgelegd aan Actal. Dit college heeft het dossier op 3 mei 2007 afgedaan als
hamerstuk.
Voorts vragen deze leden of de administratieve lastenverlichting ook in sterke mate geldt voor de
uitleensector. De administratieve lastenverlichting geldt in dezelfde mate voor de uitzendbranche en
de aanneembranche. Nadere analyse van de administratieve lastenverlichting heeft geleerd dat de
---
reductie 1,5 miljoen zal bedragen. Naar verwachting zal de uitleensector naar evenredigheid baat
hebben bij deze reductie.
De leden van de SP-fractie vragen de verzekering dat de depotrekening geen volwaardige
bankrekening wordt. Dat is inderdaad niet de bedoeling. Alleen als een tegoed niet nodig is voor
betaling van belasting maakt de Belastingdienst het tegoed op verzoek over naar een vrije (bank-)
rekening van de depotbegunstigde. De depotrekening is dus geen volwaardige rekening in die zin dat
het tegoed rechtstreeks voor andere doeleinden dan belastingbetaling kan worden gebruikt.
De leden van de CDA-fractie vragen naar de hoogte van de éénmalige transitiekosten. De
transactiekosten zullen naar verwachting laag zijn. Zo zullen de huidige g-rekeninghouders geen
afzonderlijk verzoek hoeven indienen voor de toekenning van een depot. De transitiekosten zullen
bestaan uit de inpassing van het depot in de administratieve organisatie van de (huidige) g-
rekeninghouder en uit het bekendmaken van het depotnummer.
Zowel de leden van de PvdA-fractie als de leden van de VVD-fractie stellen vragen over de
administratieve lastendruk als gevolg van dit wetsvoorstel. De vraag wordt gesteld of de regering zich
hiervan bewust is en of het bedrijfsleven in deze omschakeling tegemoet wordt gekomen.
Zoals hiervoor aangegeven zijn er inderdaad beperkte transitiekosten die onderdeel uitmaken van de
normale bedrijfsprocedures. Voor een vergoeding is geen aanleiding. Van belang is ook de ruime
overgangsperiode die transitiekosten beperkt. Qua tijdrovendheid betekent de voorgestelde
systematiek wel degelijk een verbetering. De verbeteringen betreffen de vereenvoudigingen met
betrekking tot de aanvraagprocedure en de deblokkeringsprocedure. Er zijn voorts geen valuta-dagen
bij betaling van aangiften vanaf depot. Een groot deel van de ondernemingen gaat er financieel op
vooruit omdat er geen kosten meer zijn voor de mutaties op de g-rekeningen en bovendien is er een
rentevergoeding. Ook sneller deblokkeren en betalen op aangiften levert een rentevoordeel op.
10.Ten slotte
Op de vraag van de leden van de VVD-fractie wat er zal gebeuren als de Belastingdienst fouten maakt
en daarmee het betreffende bedrijfsleven financieel dupeert, antwoord ik dat het uiteraard mijn vaste
voornemen is om fouten te voorkomen. Om zo veel mogelijk in te spelen op de wensen en behoeften
van het bedrijfsleven is voorafgaande aan het ontwerpen van het nieuwe depotstelsel en het opstellen
van het wetsvoorstel tweemaal overleg gevoerd met VNO-NCW, MKB-NL, NVB en andere branche
organisaties. Ook voorafgaande aan het opstellen van deze nota naar aanleiding van het verslag is
intensief overlegd met het bedrijfsleven.
Naar aanleiding van de desbetreffende vraag van de leden van de VVD-fractie en de vraag van de
leden van de SP-fractie over de voortgang merk ik op dat er strikt genomen geen noodzaak is om de
invoering van het nieuwe depotstelsel direct te koppelen aan het invoeringsmoment van het nieuwe
10
invorderingssysteem ETM (Enterprise Tax Management). Om redenen van doelmatigheid is er voor
gekozen om de invoering van het nieuwe depotstelsel geautomatiseerd te ondersteunen door ETM en
niet door de huidige invorderingssystemen (COA/GOA) die nog maar een zeer korte levensduur zullen
hebben, dan wel uitgefaseerd zullen zijn voor in werking treden van het nieuwe depotstelsel. De leden
van de VVD-fractie stellen voorts een aantal vragen over het tijdstip van de implementatie van het
nieuwe geautomatiseerde invorderingssysteem van de Belastingdienst. Op basis van een aantal
vooraf geplande Go/NoGo-momenten vindt besluitvorming plaats of invoering op de streefdatum
verantwoord is. Het belangrijkste uitgangspunt voor besluitvorming is het verantwoord (met een
minimum aan risico's) implementeren van een kwalitatief goed werkend ict-product met een beheerst
proces en met voldoende voorbereidingstijd voor de regio's (inclusief Belastingdienst/Centrale
administratie en Belastingdienst/Centrum voor informatie- en communicatietechnologie). Het is in het
gezamenlijk belang van de burgers, het bedrijfsleven en de Belastingdienst dat de invoering van ETM
niet eerder plaatsvindt dan het moment dat vast staat dat aan de hiervoor genoemde criteria is
voldaan. Op basis van de thans beschikbare inzichten wordt implementatie voorzien medio 2009
11. Artikelsgewijs
De leden van de CDA-fractie vragen om een concrete schets van de nadere administratieve regels.
De nadere administratieve regels zullen worden neergelegd in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet
1990. Deze regels worden afgeleid van de huidige Uitvoeringsregeling inleners- , keten- en
opdrachtgeversaansprakelijkheid 2004, waarin de regels zijn neergelegd met betrekking tot het
gebruik van de g-rekening. In de nieuwe regeling zullen o.a. regels worden neergelegd over:
- de aanvraag en het opheffen van een depot;
- (administratieve) eisen ten aanzien van een betaling op de vrijwaringsrekening;
- de eisen ten aanzien van een betaling ten laste van een depot;
- de situaties waarin de ontvanger zelfstandig het tegoed op een depot kan aanwenden;
- de wijze waarop een eventueel overschot op een depot wordt vrijgegeven.
De leden van de VVD-fractie vragen tot wiens vermogen het tegoed op een depot hoort en wat de
positie is van dit tegoed in geval van faillissement van de depotbegunstigde. Ingevolge het
voorgestelde artikel 57a IW 1990 houdt de ontvanger op zijn naam een vrijwaringsrekening aan. Het
tegoed op de vrijwaringsrekening hoort tot het vermogen van de ontvanger. De depothouder heeft het
recht dit tegoed te bestemmen. Ingeval van faillissement van de depotbegunstigde valt dit tegoed niet
in het faillissement. In de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 zal worden neergelegd dat het
depot van rechtswege vervalt indien een depotbegunstigde in staat van faillissement is verklaard. Een
betaling op depot nadat het depot is vervallen als gevolg van faillissement wordt door de
Belastingdienst niet aangemerkt als betaling die in mindering wordt gebracht op het bedrag aan
loonheffingen of omzetbelasting waarvoor aansprakelijkheid is ontstaan. Deze betaling wordt
geretourneerd aan de storter.
---
De leden van de VVD-fractie vragen in welke situaties de ontvanger gebruik zal maken van zijn
bevoegdheid over het tegoed te beschikken ten behoeve van de voldoening van loonbelasting,
omzetbelasting en sociale verzekeringspremies.
De verantwoordelijkheid voor een tijdige afdracht van de verschuldigde loonheffingen en
omzetbelasting vanuit het depot tegoed op de aangifte blijft bij de depotbegunstigde rusten. De
ontvanger neemt niet zelf het initiatief om bedragen uit het tegoed af te laten boeken op ingediende
aangiften. Dat is slechts anders als geen afdracht op aangifte heeft plaatsgevonden, de
Belastingdienst in verband daarmee een naheffingsaanslag heeft opgelegd die niet binnen de
gestelde termijn wordt voldaan en vervolgens ook niet wordt betaald nadat voor die naheffingsaanslag
een aanmaning is verzonden. Voordat de ontvanger dan overgaat tot het uitvaardigen van een
dwangbevel (waaraan afhankelijk van de hoogte van de naheffingsaanslag hoge kosten voor de
belastingschuldige zijn verbonden) zal de ontvanger nagaan of het saldo op het depot toereikend is
om de naheffingsaanslag uit te voldoen en tot uitwinning van het saldo over gaan.
De leden van de VVD-fractie vragen voorts welke maatregel de voorkeur geniet, gebruik maken van
de bevoegdheid tot afboeking van het saldo in het depot of het leggen van beslag of vereenvoudigd
derdenbeslag.
De mogelijkheid om het tegoed in het depot aan te spreken voordat een dwangbevel wordt verzonden
is uit efficiency overwegingen opgenomen en verdient de voorkeur boven het leggen van beslag dan
wel vereenvoudigd derdenbeslag. Indien gekozen zou worden voor het leggen van beslag c.q.
vereenvoudigd derdenbeslag dan levert dat zowel voor de depotbegunstigde als de Belastingdienst de
nodige administratieve lasten op nog afgezien van de kosten voor de betekening van een
dwangbevel en de kosten van het beslag die aan de belastingschuldige in rekening worden gebracht
die nu worden voorkomen.
De leden van de VVD-fractie wijzen op de verplichting om overboekingen ongedaan te maken. Zij
vragen op welke termijn dat moet gebeuren en wat in dit verband onder onmiddellijk moet worden
verstaan.
De term `onmiddellijk' geeft aan dat de depotbegunstigde de oneigenlijke storting op zijn depot door
middel van een terugstorting ongedaan moet maken zodra hij bemerkt dat een storting op zijn depot
heeft plaatsgevonden waar geen uitlening van personeel of aanneming van werk aan ten grondslag
ligt. De Belastingdienst zal niet gericht depots gaan controleren of wellicht ten onrechte stortingen op
het depot hebben plaatsgevonden. Dit soort stortingen zal pas aan het licht komen als mutaties van
het saldo in het depot worden gecontroleerd in het kader van een aansprakelijkstelling of vermoedens
van fraude. De ontvanger heeft de mogelijkheid om repressief toezicht uit te oefenen op de
verplichting tot terugstorting. Is daar niet aan voldaan dan kan als sanctie op het niet nakomen van de
verplichting het depot worden opgeheven zowel van depotbegunstigde die oneigenlijk heeft gestort als
van degene die heeft nagelaten de storting ongedaan te maken.
De leden van de VVD-fractie vragen voorts aan wie de rente toekomt over de periode tot aan het
moment dat de overboeking ongedaan wordt gemaakt.
12
De regering meent dat de rente die op het saldo van een depot wordt vergoed moet toekomen aan
degene te wiens name het depot is gesteld. Vergoeding van de rente aan degene die ten onrechte
een bedrag vanaf zijn depot heeft gestort op een ander depot lijkt niet logisch. De storter heeft immers
bewust een bedrag uit zijn saldo overgemaakt op een ander depot terwijl hij wist dat slechts rente
wordt vergoed op het in depot aanwezige saldo en hij dus een zelf gekozen financieel nadeel lijdt.
De leden van de VVD-fractie vragen waarom niet is geregeld op welke wijze en binnen welke termijn
de depotbegunstigde aan de ontvanger kan verzoeken om een bovenmatig deel van het saldo op de
vrijwaringsrekening aan te wenden voor voldoening van andere heffingen dan loon- en
omzetbelasting. Waarom is hier geen voor bezwaar vatbare beschikking voorgeschreven.
De ondernemer kan via zijn persoonlijk domein op het Internet aan de ontvanger verzoeken zijn
surplus op zijn depot aan te wenden voor voldoening van andere heffingen dan loon- of
omzetbelasting. Hier zijn geen termijnen voor. Ik acht het niet noodzakelijk om hiervoor een voor
bezwaar vatbare beschikking te introduceren. Dit zal het proces onnodig verzwaren: voor elk verzoek
moet de Belastingdienst dan een formele beschikking nemen. In de praktijk zal er een behoorlijke
versnelling in het proces gaan plaatsvinden. In de huidige situatie duurt het proces van deblokkering
van een g-rekening een aantal weken. In de voorgestelde situatie zal een vrijgave of overboeking van
een surplus op een depot in beginsel binnen enkele dagen kunnen plaatsvinden.
De leden van de VVD-fractie vragen waar het oneigenlijk gebruik van g-rekeningen uit bestaat en in
hoeveel gevallen dit voorkomt. Voorts vragen genoemde leden of daar onder de huidige wetgeving
iets tegen te doen valt en of dit oneigenlijk gebruik onder de nieuwe regeling onmogelijk wordt
gemaakt.
Het oneigenlijke gebruik kan er uit bestaan dat doorgestorte gelden (van de ene g-rekening naar de
andere g-rekening) worden gebruikt voor leveranties van goederen of diensten die geen verband
houden met aanneming van werk of inlening van personeel of dat er bewust een te hoge aangifte
loon- of omzetbelasting wordt gedaan, waarna bezwaar wordt gemaakt tegen de afdracht of
voldoening op aangifte, gevolgd door overboeking van het terug te geven bedrag op de bankrekening
van de betrokkene. In hoeveel gevallen dit voorkomt is niet bekend. In de huidige situatie is de
ontvanger bevoegd om de g-rekeningovereenkomst op te zeggen als op onjuiste wijze gebruik wordt
gemaakt van de g-rekening.
13
Bij het onjuist doorstorten van gelden is het zo geregeld dat de depotbegunstigde verplicht is het
overgeboekte bedrag terug te boeken voor zover dat bedrag geen betrekking heeft op de
aansprakelijkheidsbepalingen van de artikelen 34, 35 of 35a IW 1990. Daarnaast zal de ontvanger
een depot kunnen opzeggen als er sprake is van misbruik. Een dergelijk misbruik zal in de nieuwe
situatie eerder kunnen worden geconstateerd dan in de huidige situatie doordat de ontvanger meer
zicht heeft op de depots.
De staatssecretaris van Financiën,
· · Brief aan de Tweede Kamer
Bijlage | 01-07-2008 | PDF bestand, 16.0 kb
---- --
Ministerie van Financiën