Opdracht en samenstelling commissie advisering uitvoering erfpachtbeleid
Staatsbosbeheer
01 juli 2008 - kamerstuk
Kamerbrief met de opdracht voor de commissie. De uitvoering van het
erfpachtbeleid door Staatsbosbeheer op de Waddeneilanden leidde tot
maatschappelijke onrust. Met name de erfpachters maken bezwaar.
Meer informatie
* Opdracht en samenstelling commissie advisering uitvoering
erfpachtbeleid Staatsbosbeheer
Kamerstuk | 01-07-2008 | PDF-Document, 101 kB
Voor downloaden van PDF-bestanden:
Zie het origineel
Directie Natuur
Ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit
Directie Natuur
Willem Witsenplein 6
Postadres: Postbus 20401
2500 EK 's-Gravenhage
Telefoon: 070 - 3786868
Fax: 070 - 3786100
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE
uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
DN. 2008/2154 1 juli 2008
onderwerp bijlagen
Opdracht en samenstelling commissie 1
advisering uitvoering erfpachtbeleid
Staatsbosbeheer
Geachte Voorzitter,
Op 15 april jl. heb ik met de vaste Kamercommissie voor Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit een Algemeen Overleg gevoerd over Staatsbosbeheer.
Op 24 april jl. vond naar aanleiding daarvan een debat plaats in de Kamer, waarin
verschillende moties zijn ingediend.
Over de uitvoering van de aangenomen moties heb ik u reeds bij brief van 16 juni 2008
geïnformeerd (31200 XIV, nr. 225).
Met betrekking tot de motie-Mastwijk (29659, nr. 25) kan ik u in aanvulling op deze brief
nog het volgende melden.
Ik ben voornemens een commissie in te stellen die zal adviseren over de uitvoering van
het erfpachtbeleid van Staatsbosbeheer.
De commissie zal onder voorzitterschap staan van prof. mr. J. de Jong, hoogleraar
onroerendgoedrecht aan de TU Delft.
De overige leden zijn:
.
dr. P. Nelisse - Taxateur
.
P.G. Jager - Vastgoedconsultant
.
drs. E. Arnoldussen - Directeur Gemeenschappelijk Ontwikkelings Bedrijf
.
J.L. Broeren - Voorzitter Nederlandse Vereniging van Erfpachters
.
J.G.M. Alders - Voormalig Commissaris der Koningin in Groningen
De heer Broeren en de heer Alders zijn op mijn uitnodiging voorgedragen door de erfpachters
en de waddengemeenten.
Zowel de voorzitter als de leden hebben zich reeds bereid verklaard zitting te nemen in de
commissie.
Datum Kenmerk Vervolgblad
1 juli 2008 DN. 2008/2154 2
Ik stuur u hierbij de opdracht, zoals ik voornemens ben te verstrekken aan de commissie
De Jong.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
OPDRACHT VOOR DE COMMISSIE ADVISERING UITVOERING ERFPACHTBELEID STAATSBOSBEHEER
De uitvoering van het erfpachtbeleid door Staatsbosbeheer op de waddeneilanden heeft geleid tot
maatschappelijke onrust. Dit vormde aanleiding voor de Tweede Kamer en de minister van LNV
om hierover in debat te gaan. Als uitvloeisel hiervan vraagt de minister een commissie van
deskundigen te adviseren over de uitvoering van het erfpachtbeleid van Staatsbosbeheer. Hoewel
de aanleiding voor de adviesvraag is gelegen in de discussie over de uitvoering van het
erfpachtbeleid op de waddeneilanden, kunnen de aanbevelingen van de commissie een breder
bereik hebben.
De Vereniging Terschellinger Erfpachters heeft aan de minister de inhoudelijke hoofdpunten van
het conflict met Staatsbosbeheer toegelicht. Hieruit blijkt dat de erfpachters bezwaren hebben
tegen onder andere de gebruiksbeperkingen aan de grond in het contract en de duur van het
contract (zijnde 30 jaar). De gebruiksbeperkingen (o.a. bouwvoorschriften) komen voort uit de
opdracht van Staatsbosbeheer natuur en landschap te beschermen. Het gebruik van de grond mag
de natuur- en landschapswaarden niet aantasten. De erfpachters vinden een erfpachtperiode van
30 jaar te kort. Het brengt enerzijds onzekerheid voor de toekomst met zich mee, waardoor de
erfpachter niet geneigd is tot investeringen, anderzijds brengt het kosten met zich mee voor de
erfpachters (notariële kosten en kadasterkosten).
De minister vraagt de commissie te adviseren over het volgende:
Vraag 1. Wat is een redelijk canon-ingroeimodel wanneer een zittende erfpachter van
Staatsbosbeheer een nieuwe erfpachtovereenkomst met Staatsbosbeheer aangaat en de
instapcanon in redelijkheid bezien een te grote overgang is ten opzichte van de
laatstbetaalde canon? Uitgangspunt bij dit ingroeimodel dient te zijn dat de canon
uiteindelijk toegroeit naar marktconformiteit.
Bij de uitwerking van dit model kunnen onder meer de volgende vragen en factoren een rol
spelen:
1.
Welke absolute of relatieve 'canonsprong' rechtvaardigt de toepassing van een ingroeimodel?
2.
Wat is de looptijd van het ingroeimodel en is die voor ieder individueel geval gelijk?
3.
Verschilt het ingroeimodel per geval al naar gelang de erfpachter meer baat heeft bij een
nieuwe overeenkomst (met name: looptijdverlenging)?
4.
Dient er een absoluut canonbedrag als ondergrens te gelden beneden welke het ingroeimodel
niet wordt toegepast?
Vraag 2. Valt er een methodiek tot herziening van de marktconforme grondwaarde te
ontwikkelen, waarin op objectieve wijze de gerechtvaardige belangen van erfpachters
(zoals bijvoorbeeld biologisch agrarisch ondernemerschap of ecologische camping) of de
bijzondere omstandigheden in sommige gebieden in de grondwaarde en canon worden
verdisconteerd?
Bij de beantwoording van deze vraag kunnen onder meer de volgende vragen en factoren een rol
spelen:
1.
In hoeverre zijn WOZ taxaties geschikt om door Staatsbosbeheer bij de vaststelling van canons
te worden toegepast als vrije economische waarde en is het gebruik van WOZ waarden een
beter alternatief voor vrije waarde taxaties door deskundigen die ad hoc bij een
canonherziening worden ingeschakeld?
2.
Is de WOZ waarde anno 2008 een afdoende afspiegeling van de reële vrije economische
waarde?
3.
Is het afdoende mogelijk om de WOZ waarde te splitsen in een opstalwaarde en een
grondwaarde?
4.
Doet een WOZ taxatie afdoende recht aan het vaak specifieke karakter van erfpachtobjecten
van Staatsbosbeheer?
5.
Leidt het toepassen van de WOZ waarde tot onaanvaardbare rechtsongelijkheid doordat
slechts de erfpachter de mogelijkheid van bezwaar en beroep heeft?
6.
Zijn er andere methoden tot herziening van de grondwaarde, naast de reeds door
Staatsbosbeheer gehanteerde methode en het gebruik van de WOZ-waarde, waarlangs
bijzondere gebruiksbeperkingen op of bijzonder gebruik van de grond (bijvoorbeeld:
biologisch ondernemerschap) op objectieve wijze in de grondwaarde kunnen/kan worden
geïntegreerd en een canon kan worden vastgesteld??
Vraag 3. Welke standaardduur van de erfpachtcontracten, met een eventueel daarbij
behorend contractueel verlengingsregime, komt redelijkerwijs tegemoet aan zowel de
belangen van de erfpachters (zekerheid, afschrijving, kosten, etc.) als de belangen van
Staatsbosbeheer (periodieke toetsing bestaand gebruik aan bestemming en beheer van
grondgebied)?
Vraag 4. Zijn er gebiedsspecifieke omstandigheden aan te wijzen die de erfpachtsituatie
op de Waddeneilanden wezenlijk anders maken dan in andere delen van Nederland?
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit