Gerechtelijke organisatie

Hoge Raad wijst herzieningsverzoek af in vuurwerkramp Enschede

Den Haag, 1 juli 2008 - De Hoge Raad heeft op 1 juli 2008 uitspraak gedaan op een herzieningsverzoek van de mededirecteur B. van SE Fireworks, het bedrijf in Enschede waar op 13 mei 2000 branden en ontploffingen plaatsvonden die tot de vuurwerkramp hebben geleid. B. is op 12 mei 2003 door het hof Arnhem (LJN AF8393) veroordeeld onder meer tot één jaar gevangenisstraf wegens feitelijk leiding geven aan het door SE Fireworks (al dan niet opzettelijk) overtreden van diverse milieuvoorschriften en wegens het aan de schuld van dat bedrijf te wijten zijn dat de ontstane brand zich kon ontwikkelen en uitbreiden tot de branden en ontploffingen die tot gevolg hadden dat 20 mensen zijn overleden.
Op 1 februari 2005 heeft de Hoge Raad het door B. tegen de uitspraak van het hof ingestelde cassatieberoep verworpen (LJN AP8469). Het oordeel van de Hoge Raad kwam erop neer dat de directeuren als professionele ondernemers van het in een woonwijk gelegen vuurwerkbedrijf verplicht waren al die maatregelen te nemen die voor de veiligheid van mensen en goederen van hen kon worden gevergd. Daartoe behoorde de plicht om de bij uitstek met het oog op de brandpreventie en brandveiligheid gegeven voorschriften van de milieuvergunningen nauwgezet na te leven. In de vervulling van die plicht zijn zij ernstig tekortgeschoten. Zo hadden zij ook uiterst zorgvuldig moeten controleren of niet te zwaar en massa-explosief vuurwerk was opgeslagen. Dat hebben zij nagelaten. De directeuren hebben zich dus aanmerkelijk onvoorzichtig gedragen. Daarom heeft SE Fireworks schuld aan de verdere ontwikkeling van de brand tot de ramp en hebben de directeuren daaraan strafbaar feitelijk leiding gegeven. De uitspraak van de Hoge Raad betekende dat de veroordeling en de straf die het hof had uitgesproken onherroepelijk was.

Het herzieningsverzoek
Namens B. heeft mr. M.M.A.J. Goris, advocaat in Almelo, een herzieningsverzoek ingediend bij de Hoge Raad.
In dat verzoek wordt gesteld dat er nieuwe feiten zijn die meebrengen dat B. had moeten worden vrijgesproken, omdat niet meer bewezen zou kunnen worden dat SE Fireworks schuld had aan de ramp. Een van de belangrijkste argumenten is dat er nieuw wetenschappelijk onderzoek is verricht. Uit dat onderzoek zou blijken dat de ramp niet - zoals het hof Arnhem had aangenomen - kan worden verklaard doordat er op het bedrijf te veel en te zwaar massa-explosief vuurwerk was opgeslagen. Dat zware vuurwerk (zogenaamde titaniumshells) heeft volgens onderzoeken bij brand geen massa-explosief karakter; zij exploderen dus niet naar hun aard gelijktijdig. Voor het ontstaan van de ramp is vanuit die visie niet de aard en de zwaarte van dat vuurwerk van belang geweest. Zwaar vuurwerk zou volgens tests namelijk niet mee ontploffen als een container met papier en karton en daarbij enkele titaniumshells in brand wordt gestoken. En ook een relatief kleine hoeveelheid lichter vuurwerk zou volgens onderzoek onder bepaalde opslagcondities zware explosies veroorzaken.
Ook wordt aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard omdat opzettelijk informatie is achtergehouden over het onverantwoord openen van deuren van opslagplaatsen door de brandweer.

Uitspraak Hoge Raad
De Hoge Raad heeft het herzieningsverzoek afgewezen. De Hoge Raad is van oordeel dat wat in de herzieningsaanvrage is gesteld niet het ernstig vermoeden wekt dat B. zou zijn vrijgesproken als het hof met die gegevens bekend was geweest. SE Fireworks heeft opzettelijk vergunningsvoorschriften overtreden die met het oog op brandpreventie en brandbestrijding waren gegeven. Er was te veel en te zwaar vuurwerk (waaronder titaniumshells) op het terrein aanwezig, ook op plaatsen waar helemaal geen vuurwerk mocht zijn opgeslagen. Er waren geen functionerende sprinklerinstallaties en geen zelfsluitende of brandwerende deuren.
Daarop is de schuld van SE Fireworks gebaseerd: de directeuren zijn ernstig tekortgeschoten in hun plicht tot naleving van de vergunningen en tot zorgvuldige controle.
De tests waaruit blijkt dat titaniumshells bij brand niet per se gelijktijdig exploderen sluiten niet uit dat dit toch kan gebeuren; dat is afhankelijk van de opslagcondities. Wat in het herzieningsverzoek is aangevoerd, kan aan de schuld van SE Fireworks en aan de strafrechtelijke aansprakelijkheid van B. niet wezenlijk afdoen. Niet is aannemelijk dat voor de ontwikkeling van de brand tot de ramp die verboden opslag van te veel en te zwaar vuurwerk en het overige aan B. verweten handelen en nalaten met betrekking tot opslagcondities, inrichting van bewaarplaatsen en behandeling van het vuurwerk niet van belang zou zijn geweest.
Ook is volgens de Hoge Raad niet aannemelijk dat destijds bewust informatie is achtergehouden over het openen van deuren van opslagplaatsen door de brandweer.

Gevolg van deze uitspraak
Met deze uitspraak van de Hoge Raad blijft de veroordeling van mededirecteur B. van SE Fireworks in stand.

Dit is een samenvatting van de uitspraak van de Hoge Raad van 1 juli 2008. Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige uitspraak is laatstgenoemde bindend.

Den Haag, 1 juli 2008
mw. mr. E. Hartogs, griffier
tel 070-3611236

LJ Nummer

BD5013

Bron: Hoge Raad der Nederlanden Datum actualiteit: 1 juli 2008 Naar boven