Gerechtelijke organisatie

Hoge Raad verwerpt cassatieberoep in zaak over verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland van een in België wegens moord opgelegde gevangenisstraf.

Den Haag, 1 juli 2008 - De betrokkene is in België door het Hof van Assisen van de provincie Antwerpen op 1 december 2006 veroordeeld tot vijfentwintig jaar gevangenisstraf wegens moord op haar echtgenoot. De Belgische autoriteiten hebben de Nederlandse autoriteiten gevraagd de tenuitvoerlegging van deze straf over te nemen. De rechtbank Breda heeft op 1 oktober 2007 in een procedure op grond van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (hierna: de WOTS-procedure) verlof verleend tot tenuitvoerlegging in Nederland van de genoemde beslissing en de betrokkene ter zake van het in die beslissing genoemde feit een gevangenisstraf opgelegd van twaalf jaren en zes maanden (zie rechtspraak.nl, BB4548).

Het cassatieberoep bij de Hoge Raad
De betrokkene heeft cassatieberoep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Breda.
Mr. M.M.A.J. Goris, advocaat in Almelo, behandelt de zaak namens betrokkene.
De rechtbank Breda heeft het standpunt van betrokkene verworpen, dat de uitspraak van het Hof van Assisen een flagrante inbreuk vormt op art. 6 EVRM, althans dat de tenuitvoerlegging van de beslissing in strijd is met de Nederlandse rechtsorde.
Voorts heeft de rechtbank Breda het standpunt van betrokkene verworpen dat haar in de onderhavige WOTS-procedure een eerlijke behandeling van haar zaak is onthouden.
Mr. Goris heeft namens betrokkene klachten ingediend die zich richten tegen het bovenstaande oordeel van de rechtbank Breda. Zij heeft er onder meer op gewezen dat de uitspraak van het Hof van Assisen (jury-rechtspraak) geen bewijsmotivering bevat, zodat de betrokkene niet weet waarvoor zij veroordeeld is.
Op 15 april 2008 heeft advocaat-generaal mr. N.A.M. Schipper in zijn conclusie de Hoge Raad geadviseerd het cassatieberoep te verwerpen.

Uitspraak Hoge Raad
De Hoge Raad heeft op 1 juli 2008 het cassatieberoep verworpen. De Hoge Raad heeft vooropgesteld dat de Nederlandse rechter bij een verzoek tot overname van een in het buitenland opgelegde straf uit dient te gaan van de juistheid van de veroordeling door de buitenlandse rechter, zowel wat betreft haar inhoud als haar wijze van totstandkoming.
Dat kan alleen anders zijn als vast komt te staan dat bij de totstandkoming van de veroordeling sprake is geweest van een flagrante miskenning van fundamentele beginselen van een behoorlijke strafrechtspleging. De rechtbank heeft geoordeeld dat van dit laatste geen sprake is.
De Hoge Raad is van mening dat de rechtbank tot dit oordeel kon komen. Er is geen sprake van een onjuiste rechtsopvatting of van een onbegrijpelijk oordeel van de rechtbank.
Verder oordeelt de Hoge Raad dat de tenuitvoerlegging van de uitspraak van de Belgische rechter niet in strijd is met de Nederlandse rechtsorde.
Tenslotte verwerpt de Hoge Raad het gestelde als zou er geen sprake zou zijn geweest van een eerlijk WOTS-proces.

Gevolgen van deze uitspraak
De uitspraak van de rechtbank Breda is onherroepelijk geworden.

Dit is een samenvatting van de uitspraak van de Hoge Raad van 1 juli 2008. Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige uitspraak is laatstgenoemde bindend.

Den Haag, 1 juli 2008
mw. mr. E. Hartogs, griffier
tel 070-3611236

LJ Nummer

BC9545

Bron: Hoge Raad der Nederlanden Datum actualiteit: 1 juli 2008 Naar boven