Vlaamse Overheid

te leren op hoogtechnologische machines

Leerlingen TSO/BSO/BuSO krijgen kans om vak te leren op hoogtechnologische machines

Frank Vandenbroucke vice-minister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming

dinsdag 1 juli 2008

Vanaf volgend schooljaar kunnen ruim 18.000 leerlingen in de finaliteitsjaren TSO/BSO/BuSO hun praktijkoefeningen uitproberen op de meest recente hoogtechnologische apparatuur. De 64 competentiecentra van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (VDAB) stellen hun deuren open voor deze jongeren. Ze kunnen met de klas tot 72 uur gratis gebruik maken van de opleidingsinfrastructuur. De Regionale Technologische Centra (RTC) houden scholen op de hoogte van het beschikbare aanbod. Dat maakte minister van Werk, Onderwijs en Vorming Frank Vandenbroucke vandaag bekend op de Ronde van Vlaanderen voor schooldirecties van het secundair onderwijs.

Minister Vandenbroucke: "Gelijke kansen geven betekent ook dat scholen hun opleidingen kwalitatief zo sterk mogelijk uitbouwen. Daarom kunnen scholen al vier jaar op extra budgetten rekenen voor de aankoop van basisinfrastructuur in het technisch en beroepsonderwijs. Sommige gespecialiseerde, hoogtechnologische apparatuur is echter zeer duur. Daarom moedig ik scholen aan gebruik te maken van uitrusting van andere opleidingsverstrekkers zoals VDAB en Syntra. Deze partnerschappen brengen een brede coalitie voor talentontwikkeling en gelijke kansen tot stand."

Aanbod VDAB-competentiecentra
Frank Vandenbroucke zal nogmaals, voor de vierde keer, een bijkomende investeringsschijf van 10,5 mln euro ter beschikking stellen voor de modernisering van de basisuitrusting van nijverheidsscholen. Maar als het over meer dan basisuitrusting gaat, kan geen enkele technische of beroepsschool de razendsnelle technologische ontwikkelingen bijhouden. Vanaf 1 september 2008 reikt VDAB de scholen daarom de hand. De dienst stelt opleidingsinfrastructuur kosteloos ter beschikking aan alle leerlingen in het tweede en derde leerjaar van de derde graad -de zogenaamde finaliteitsjaren- van de TSO- en BSO-studiegebieden Auto, Bouw, Grafische communicatie en media, Hout, Koeling en warmte, Land- en tuinbouw, Mechanica-electriciteit en Textiel. In het BuSO gaat het om leerlingen in het vijfde leerjaar van de beroepsopleiding. Voor deze laatste doelgroep zal de VDAB nagaan in hoeverre de beschikbare uitrusting kan ingezet worden. Scholen kunnen voor een periode van maximum 72 uur per leerling gebruik maken van de machines in de VDAB-competentiecentra, op momenten dat de centra zélf geen gebruik maken van de capaciteit.

De Regionale Technologische Centra (RTC) maken het aanbod van de VDAB-competentiecentra bekend op de website www.ond.vlaanderen.be/rtc. Scholen ontdekken via deze weg welke opleidingen in welke provinciale centra voorhanden zijn. Vervolgens nemen scholen contact op met een competentiecentrum voor praktische afspraken bv. over het tijdstip en de uit te voeren oefeningen.

De VDAB neemt zowel de kost van het gebruik van de machines, de te verwerken materialen, als de aanwezigheid van een instructeur voor zijn rekening. De school staat in voor het vervoer en de begeleiding van haar leerlingen naar het competentiecentrum en zorgt ervoor dat iedereen werkkledij en veiligheidsschoenen bij heeft. Alle leerlingen en leraren moeten bovendien via een schoolpolis verzekerd zijn.

Bedrijfsstages voor leraren
Leerlingen en leraren kunnen ook naar een onderneming gaan om kennis, vaardigheden en attitudes te verwerven en toe te passen in een levensechte arbeidssituatie. In het kader van de Competentieagenda wordt werkplekleren in de eerste plaats aangemoedigd in het technisch en beroepsonderwijs, hoewel ook leraren algemene vakken hiervoor in aanmerking komen. Uit een evaluatie van het onderwijstijdschrift Klasse blijkt dat leraren die een bedrijfsstage volgen hierover bijzonder tevreden zijn. Zo'n stage helpt om bij te blijven op vlak van materialen, werkwijzen, attitudes op de werkvloer, ... en kan leiden tot het aanpassen van lesinhouden en het uitbouwen van netwerken.

Ondanks deze positieve evaluatie is het voorbije schooljaar maar één derde van de voorziene middelen opgebruikt. Het grootste struikelblok blijkt het zoeken van een vervanger voor de leraren die op bedrijfsstage trekken. Omdat minister Vandenbroucke deze stages een grote meerwaarde vindt voor de leraren, wil hij deze drempels zoveel mogelijk wegwerken. Wanneer leraren van een zelfde school in een beurtrol op bedrijfsstage gaan, kan een school nu een vervanger voor een langere periode aanwerven. Vanaf 1 september zullen leraren die een stage doen tijdens de schoolvakanties, per vijf aaneensluitende werkdagen een premie van 250 euro krijgen in de vorm van een niet-verworven salarisschaal. Bovendien wordt het vanaf volgend schooljaar in álle scholen mogelijk om leerkrachten op bedrijfsstage te vervangen door een door de overheid betaalde leerkracht. Tot op vandaag was dit slechts mogelijk voor één derde van de scholen.

Voor meer persinformatie kunt u terecht bij:

Ward Verhaeghe, woordvoerder van minister Vandenbroucke Tel: 02 552 68 00
GSM: 0476 60 02 15
Email: persdienst.vandenbroucke@vlaanderen.be