Kamerbrief inzake beëindiging inzet marine voor bescherming van humanitaire
hulp-transporten Somalië tegen piraterij
01-07-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Met deze brief wordt u, naar aanleiding van het verzoek van het lid
Irrgang (SP) tijdens de regeling van werkzaamheden van 24 juni jl.,
geïnformeerd over de beëindiging van de inzet van de marine voor de
bescherming van humanitaire hulp-transporten naar Somalië.
Op 27 juni jl. is de missie van Hr. Ms. Evertsen geëindigd. Het fregat
is momenteel op de terugweg naar Nederland. Het heeft de afgelopen
drie maanden met succes humanitaire hulp-transporten van het World
Food Programme (WFP) over zee naar Somalië beschermd tegen piraterij.
Dankzij de inzet van de bemanning van de Hr. Ms. Evertsen en het
beveiligingsteam van mariniers, zijn alle geplande WFP-transporten
veilig op de plaats van bestemming aangekomen.
Ongeveer 80 procent van het WFP-voedsel voor Somalië arriveert over
zee. De opeenvolgende inzet van een fregat van Frankrijk, Denemarken
en Nederland heeft ervoor gezorgd dat 27 scheepstransporten konden
plaatsvinden. De Hr. Ms. Evertsen heeft 10 transporten van Kenia naar
Somalië en diverse schepen op de terugweg naar Kenia begeleid. In
totaal is door de opeenvolgende missies van drie landen 112.500 ton
hulpgoederen veilig gearriveerd, waarvan ruim 42.000 ton dankzij de
inzet van Hr. Ms. Evertsen. In totaal kunnen naar schatting 1 miljoen
mensen voor zes maanden van eten worden voorzien.
Zoals gemeld in de artikel 100 brief en in de antwoorden op
schriftelijke vragen over deze missie zou de Nederlandse inzet eind
juni 2008 worden beë indigd. Een langere inzet is niet mogelijk in
verband met het vaarprogramma van het fregat waarbij onder andere
rekening wordt gehouden met het onderhoud van het schip.
Het WFP, dat verantwoordelijk is voor het tot stand komen van een
opvolgende missie, is met diverse landen in gesprek over toekomstige
maritieme bescherming. Nederland heeft in dat kader diverse landen
geïnformeerd over zijn ervaringen met de missie.
Het WFP heeft tijdig geanticipeerd op een eventueel tekort aan
maritieme bescherming. In de maand juni is een flink aantal extra
transporten gepland en uitgevoerd, die allen door Hr. Ms. Evertsen
zijn begeleid. Bij vertrek van het laatste transport, op 25 juni,
waren de opslagplaatsen van het WFP in Kenia leeg. Vanwege de gestegen
voedselprijzen zal het WFP de komende tijd goederen inkopen in
ondermeer Zuid-Afrika. Het WFP voorziet daarom de eerstkomende zes
weken géén voedseltransporten. In tegenstelling tot de situatie toen
Nederland de maritieme bescherming van Denemarken overnam, is
onmiddellijke opvolging op dit moment derhalve niet noodzakelijk. De
Secretaris-Generaal van de VN, Ban Ki-Moon, heeft Nederland per brief
bedankt voor de geleverde steun.
Omdat de humanitaire nood in Somalië ongekend hoog blijft, heeft
Nederland - zoals aangekondigd in de artikel 100 brief - de
mogelijkheid verkend van een toekomstige omvorming van de inzet van
opeenvolgende landen tot een formele VN-operatie. Daartoe zijn
gesprekken met de VN gevoerd en heeft Nederland samen met enkele
andere landen de totstandkoming van VNVR-resolutie 1816(2008) over
piraterijbestrijding bij Somalië, actief ondersteund. Naast bestaande
kaders voor piraterijbestrijding op open zee, creëert deze resolutie
de mogelijkheid om piraterij en gewapende overvallen in de
territoriale wateren van Somalië te bestrijden. Daardoor ontstaat een
specifiek aanvullend internationaal rechtelijk kader om missies ter
bestrijding van piraterij en gewapende overvallen op zee voor de kust
van Somalië uit te voeren.
Uit besprekingen met de VN is duidelijk geworden dat de VN op dit
moment haar beperkte (plannings)capaciteit niet kan en zal inzetten
voor een maritieme operatie bij Somalië. De VN richt zich allereerst
op een mogelijke VN-operatie op het land in Somalië. Dit hoeft niet te
betekenen dat er geen multilaterale invulling kan komen van de inzet
tegen piraterij in deze wateren. De ministers van Buitenlandse Zaken
van de Europese Unie (EU) hebben in de RAZEB van 16 juni jl. besloten
om het Raadssecretariaat en de Commissie te vragen de opties te
onderzoeken hoe de EU eventueel zou kunnen bijdragen aan de
implementatie van de VNVR-resolutie 1816(2008). De uitkomsten van dat
onderzoek worden in juli verwacht.
De humanitaire noden in Somalië zijn dit jaar zoals bekend aanzienlijk
groter dan in 2007. Daarom heeft de VN/OCHA eerder dit jaar besloten
het door OCHA gebundelde hulpverzoek van de VN-organisaties voor
Somalië met 25 procent te verhogen. Nederland heeft op grond hiervan
besloten de humanitaire hulp aan Somalië te intensiveren. Hiertoe
heeft Nederland in de eerste instantie begin 2008 een bedrag van 8
miljoen euro vrijgemaakt. Dit bedrag is aanzienlijk hoger dan het
initiële hulpbedrag voor 2007 (5 miljoen euro). In verband met de
verder verslechterde omstandigheden heeft Nederland intussen zijn
bijdrage aan humanitaire hulp aan Somalië voor 2008 verhoogd tot ruim
9 miljoen euro.
De minister van Buitenlandse Zaken,
drs. M.J.M. Verhagen
De minister van Defensie,
E. van Middelkoop
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
drs. A. G. Koenders
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken