Rijksuniversiteit Groningen

Persbericht

Rijksuniversiteit Groningen / nummer 83 / 1 juli 2008

Opinie prof. John Videler: 'Sneller zwemmen door te kijken naar de natuur'

Op 22 maart 2008 bracht de Fransman Alain Bernard het wereldrecord honderd meter vrije slag zwemmen bij de mannen op 47,50 seconden. Hij was daarmee 0,34 seconde sneller dan Pieter van den Hoogenband. John Videler, hoogleraar Bionica aan de Rijksuniversiteit Groningen, denkt dat Van den Hoogenband tijdens de komende Olympische Spelen wellicht de titel kan terugveroveren door goed naar de duik- en zwembewegingen van onder andere pinguïns, vissen, dolfijnen en klauwkikvorsen te kijken.

Allereerst valt volgens Videler de startduik te verbeteren door duikende dieren te bestuderen. 'Fervente duikers zoals pinguïns, jan-van-genten en ijsvogels spatten vrijwel niet bij het doorbreken van het wateroppervlak. Spattend water wordt tegen de zwaartekracht in omhoog gegooid. Dat levert weerstand op die ten koste gaat van de resterende snelheid onder water.'

Lege longen

Duikende zoogdieren en vogels ademen maximaal uit voor ze onder water verdwijnen. 'Daardoor drijven ze minder op. Met lege longen wordt de stuwkracht van de zwembeweging vooral gebruikt om de voorwaartse snelheid op te voeren en niet verspild aan correcties om op de juiste diepte te blijven.' Deze juiste diepte is, zo blijkt uit proeven met vissen en gestroomlijnde voorwerpen,drie maal de maximale diameter (voor Van den Hoogenband ongeveer 90 centimeter). Daar is de weerstand een vijfde deel van de weerstand net onder het oppervlak.

Vorm van een naald

Na de startduik mogen de zwemmers maximaal 15 meter onder water zwemmen. Daarbij gebruiken ze een soort dolfijnslag. Het is daarbij belangrijk de uitwijking van de benen te controleren. 'Bij dolfijnen is bij de staart de totale uitwijking van boven naar beneden ongeveer een derde van de lichaamslengte. Natuurlijke selectie heeft er vast voor gezorgd dat die waarde optimaal is.' Van den Hoogenband heeft volgens Videler een relatief goede vorm voor het zwemmen onder water. 'De vorm van je lichaam veroorzaakt een bepaalde weerstand. De vorm van een naald geeft de laagste weerstand. Pieter lijkt meer op een naald dan zijn rivaal en heeft daardoor voordeel.'

Minder spatten

De volgende 35 meter moeten de zwemmers aan de oppervlakte afleggen. De maximale snelheid is daar, net als bij schepen, de rompsnelheid. Die is hoger bij een grotere lengte. Topzwemmers halen die rompsnelheid, zodat langere zwemmers in het voordeel zijn. Van den Hoogenband kan daar geen tijdswinst boeken want hij is korter dan Bernard. 'Hij kan hooguit proberen minder te spatten. Dat scheelt niet in de snelheid maar wel in het energieverbruik.'

Klauwkikvors

Bij het keerpunt is het vervolgens belangrijk om de afzet zo lang mogelijk te maken. 'Dit wordt bepaald door de beenlengte en door de hurkhouding met de voeten tegen de muur. Wanneer die zo diep mogelijk is kan de afzet langer worden en de bijbehorende versnelling groter. De klauwkikvors zet zich af tegen het water en hij heeft om die slag te verlengen een bekken dat langs de wervelkolom kan schuiven. Zwemmers hebben dat niet en moeten dus zo veel mogelijk hun gehele beenlengte benutten.' Verder adviseert Videler om ook na het keerpunt met lege longen de toegestane 15 meter onder water op de optimale diepte af te leggen. Het moment waarop de zwemmer daarbij met de dolfijnslag begint dient exact te worden bepaald want een bewegend lichaam heeft meer weerstand dan een recht lichaam. De uitglijsnelheid als gevolg van de afzet dient zo optimaal te worden benut.

25-meter bad

Tot slot heeft Videler nog ideeën over welk soort zwembad het meest optimaal is. 'De 100 meter in een 50-meter bad bestaat uit 70 meter borstcrawl aan het oppervlak, in een 25-meter bad is dat gereduceerd tot 40 meter. Pieter kan de strijd om een wereldrecord dus beter aangaan in een 25-meter bad. Daar kan hij bij de keerpunten en tijdens het onder water zwemmen tijdwinst halen. Maar als hij de aanwijzingen uit het dierenrijk volgt, dan hoeft hij ook in een 50-meter bad de hoop op een nieuw wereldrecord niet op te geven.'

Curriculum Vitae

John Videler (1941) studeerde biologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij promoveerde in 1975 op het proefschrift 'On the interrelationships between morphology and movement in the tail of the cichlid fish Tilapia nilotica' bij prof. Baerends. Videler is emeritus-hoogleraar Evolutionaire Mechanica aan de Universiteit Leiden en emeritus-hoogleraar Mariene zoölogie bij de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen van de RUG. Hij is onlangs benoemd tot hoogleraar Bionica aan de RUG.

Als onderzoeker is Videler met name geïnteresseerd in de biofysica van zwemmen en vliegen, de evolutie van complexe systemen en in energiebalansen van met name koraalriffen. Videler schreef naast vele artikelen ook verschillende boeken over deze onderwerpen zoals 'Fish Swimming' (1993), 'Bidden voor de kost' (over roofvogels, 1997) en 'Avian Flight' (2005). Naar eigen zeggen maakt de Australische zwemcoach Gennadi Touretski gebruik van de inzichten van John Videler.

Noot voor de pers

Nadere informative: prof.dr. J.J. Videler, tel. (050) 406 2748 (privé), e-mail: j.j.videler@rug.nl

Redactie

Afdeling Communicatie / Postbus 72, 9700 AB Groningen / 050 - 363 44 44 / communicatie@rug.nl / www.rug.nl

Rijksuniversiteit Groningen

De Rijksuniversiteit Groningen behoort tot de top van de Europese research-universiteiten en is internationaal georiënteerd. De universiteit is maatschappelijk actief en voelt zich betrokken bij haar omgeving. Talent, ambitie en prestatie van de 25.000 studenten en 5.500 medewerkers worden waar mogelijk gehonoreerd.