Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg Belgie

ter versterking van de koopkracht en in de strijd tegen de werkloosheidsvallen treden in werking

Drie nieuwe maatregelen ter versterking van de koopkracht en in de strijd tegen de werkloosheidsvallen treden in werking

Voor Vice-Eerste minister, minister van Werk en van Gelijke kansen Joëlle Milquet is de strijd tegen de werkloosheidsvallen essentieel. Het komt eropaan een einde te maken aan situaties waarin werk onvoldoende lonend is. Het feit dat iemand een job aanneemt, moet meer opbrengen en aantrekkelijker gemaakt worden.

Drie belangrijke besluiten van de minister van Werk werden vorige week uitgevaardigd en treden morgen dinsdag 1 juli 2008 in werking. Alledrie passen in de strijd tegen de werkloosheidsvallen en zijn bedoeld om de koopkracht te versterken.


1) De eerste maatregel betreft een verhoging van het bedrag van de inkomensgarantie-uitkering: 147 euro netto per maand voor onvrijwillig halftijdse werknemers


* Vroegere situatie (voor 1 juli 2008):

Werklozen die het werk deeltijds hervatten, hebben onder bepaalde voorwaarden recht op een inkomensgarantie-uitkering (IGU). Een verbetering van de situatie van de onvrijwillig halftijdse werknemers is broodnodig, aangezien hun koopkracht sinds de laatste hervorming zwaar onder druk is komen te staan.

De bedoeling van deze uitkering is te garanderen dat het globale inkomen (loon + uitkering) op zijn minst gelijk is aan de werkloosheidsuitkering indien het deeltijds werk niet meer dan eenderde bedraagt, of hoger is dan de werkloosheidsuitkering indien de deeltijdse arbeid de eenderde overschrijdt. Hoe groter het aantal gepresteerde uren, hoe groter het verschil.

De formule om de IGU te berekenen is de volgende:

(werkloosheidsuitkering + maandelijks theoretisch supplement) â netto-inkomen

Het maandelijkse supplement wordt pas vanaf een eenderde-betrekking toegekend en vermeerderd conform het aantal gepresteerde werkuren. Maar de financiële stimulus (van 30 tot 75 euro) was te beperkt om de werkhervatting aan te moedigen, zelfs voor deeltijdse betrekkingen.
* Twee wijzigingen ten gevolge van het nieuwe koninklijk besluit zijn belangrijk om aan te stippen:

A. Alle werknemers en niet alleen de gezinshoofden zullen voortaan recht hebben op het hoogste supplement van 75,43 euro (in plaats van de huidige bedragen van 53,02 euro voor de alleenstaanden of van 30,06 euro voor de samenwonenden).

Momenteel houdt de werkloosheidsreglementering voor de berekening van de IGU rekening met de gezinssituatie van de werkloze.

Door rekening te houden met de gezinssituatie, is er een verschil ontstaan wat betreft het bedrag dat de werkloze die het werk deeltijds hervat krijgt naargelang hij gezinshoofd, alleenstaande of samenwonende is.

Richtinggevende tabel voor de huidige situatie voor een halftijdse werkhervatting:

Uurrooster Q/S Bedrag Werknemer met enig inkomen en gezinslast BedragAlleenstaande BedragSamenwonende 19/38 75,43 53,02 30,06

Vanaf 1 juli 2008 is het altijd het hoogste supplement dat gewaarborgd wordt, namelijk het supplement dat momenteel toegekend wordt aan de gezinshoofden, wat neerkomt op 75,43 euro voor een halftijdse betrekking.

Â

B. De betrokken deeltijdse werknemers hebben voortaan recht op de werkbonus (vermindering van de persoonlijke bijdragen tot de sociale zekerheid)

Momenteel wordt de werkbonus afgetrokken van het supplement dat aan de werknemer wordt toegekend. Voortaan zal dit loonsupplement netto aan de werknemer toegekend worden; bijvoorbeeld 71,50 euro voor een halftijdse betrekking betaald aan het GGMMI (gewaarborgd gemiddeld minimummaandinkomen).

Concreet zal de werkloze dankzij dit koninklijk besluit en de dubbele maatregel erin vervat, kunnen genieten van een hoger loonsupplement dan heden ten dage. Bij halftijdse werkhervatting aan het GGMMI zal de werknemer recht hebben op een supplement dat overeenstemt met 147 euro (75,43 euro + 71,50 euro) en dat welke ook zijn gezinssituatie moge zijn, in plaats van de 30 euro, 53 euro of 75 euro waar hij tevoren naargelang zijn gezinssituatie recht op had.


2) De tweede maatregel betreft een verhoging van het inkomensplafond voor de partner van een werkloze met gezinslast


* Vroegere situatie (voor 1 juli 2008):

In de reglementering die tot 1 juli 2008 in voege is, wordt een werkloze als een werknemer met gezinslast beschouwd als zijn partner geen enkel beroepsinkomen noch vervangingsinkomen heeft.

De enige uitzondering slaat op een inkomen uit arbeid die de 414,44 euro netto/maand niet overschrijdt.

Een werkhervatting van de partner van een werkloze met gezinslast kan dus aanleiding geven tot het verlies van de hoogste uitkering omwille van die gezinslast van de werkloze, waardoor de betrokkene niet altijd voldoende wordt aangemoedigd om het werk te hervatten.
* Het koninklijk besluit van de minister van Werk dat op dinsdag 1 juli 2008 in voege treedt, trekt dat toegelaten inkomensplafond van de partner op van 414 euro netto tot 600 euro bruto per maand

Om de werkloosheidsval voor de partner te vermijden, trekt het koninklijk besluit dit toegelaten inkomensplafond op, zodat de partner wordt aangemoedigd het werk te hervatten. Vanaf 1 juli 2008 wordt dit bedrag opgetrokken tot 600 euro bruto per maand.


3) De derde maatregel: de werkzoekende aanmoedigen om zich als zelfstandige te vestigen door deze periode in rekening te brengen voor de berekening van de wachttijd


* Vroegere situatie (voor 1 juli 2008):

In de huidige reglementering kan het recht op wachtuitkeringen slechts worden toegekend aan een jongere die zijn studies heeft beëindigd na een wachttijd van 9 tot 12 maanden, tijdens dewelke hij zich als werkzoekende heeft ingeschreven of als loontrekkende heeft gewerkt. Tot op heden kan een jongere die tijdens de wachttijd een zelfstandige activiteit aanvat, deze periode dus niet in rekening brengen voor de berekening van de wachttijd.

* De minister van Werk stelt een gelijkschakeling voor van de periode van zelfstandige activiteit met de wachttijd:

Om nog een andere werkloosheidsval te bestrijden en om te vermijden dat een jongere het einde van zijn wachttijd afwacht alvorens zich als zelfstandige te vestigen, heeft de minister van Werk, samen met de minister van Middenstand, voorgesteld om de periode van zelfstandige activiteit in rekening te brengen bij de berekening van de wachttijd voor een jongere die net zijn studies heeft beëindigd. Voorzien wordt dat dit ontwerp van koninklijk besluit eveneens op 1 juli 2008 in werking treedt.

Bron: persbericht van het kabinet van de minister van Werk

Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg -