Antwoord op Kamervragen over afschot van duiven
30 juni 2008 - kamerstuk
Directie Juridische Zaken
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
28 mei 2008 2070821360
TRCJZ/2008/1787
30 juni 2008
onderwerp bijlagen
Kamervragen over afschot van duiven
Geachte Voorzitter,
Hierbij geef ik antwoord op de schriftelijke vragen van het lid Thieme (Partij voor de
Dieren) over afschot van duiven.
1
Kunt u uiteenzetten waarop u baseert dat voor afschot van verwilderde duiven geen
ontheffing nodig is?1 Hoe verhoudt zich dit tot artikel 52 van de Flora- en faunawet? Indien
u betreffende vraag fout beantwoordde, waardoor werd die foute beantwoording dan
ingegeven?
Voor verwilderde duiven gelden de algemene verbodsbepalingen van de Flora- en
faunawet2 voor beschermde inheemse diersoorten niet. Gedomesticeerde duiven behoren
immers niet tot de beschermde inheemse diersoorten.3 Dit betekent dat er voor de
bestrijding van deze dieren geen ontheffing noodzakelijk is van de betrokken
verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. De middelen waarmee dieren mogen
worden gevangen of gedood zijn wel gereguleerd op grond van de Flora- en faunawet,
ondermeer in artikel 52 van de Flora- en faunawet. 4 Gebruik van het geweer voor afschot
van verwilderde duiven kan alleen als sprake is van beheer en schadebestrijding. Gelet op
het bovenstaande was de beantwoording van de vragen over verwilderde duiven van 7
mei 20085 niet volledig, omdat ik daar wel ben ingegaan op het niet van toepassing zijn
van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet, maar niet op de regulering van de
middelen waarmee verwilderde duiven mogen worden gedood.
1 Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2007-2008, nr. 2293
2 Opgenomen in de artikelen 8 tot en met 15 van de Flora- en faunawet
3 Artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Flora- en faunawet, in samenhang met artikel 4
van het Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet.
4 Artikel 52 in samenhang met artikel 67 van de Flora- en faunawet en artikel 5 vanhet Besluit beheer
en schadebestrijding.
5 zie voetnoot 1
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
30 juni 2008 TRCJZ/2008/1787 2
2
Is het waar dat jachtaktehouders, op grond van artikel 52 van de Flora en faunawet, hun
geweer alleen mogen gebruiken voor het uitoefenen van jacht en/of schadebestrijding
wanneer zij daarvoor expliciet toestemming hebben gekregen op grond van artikel 65, 67
of 68? Zo ja, bent u bereid te onderzoeken of de betreffende jachthouders in Kapelle
toestemming hebben gekregen op grond van één van deze artikelen voor afschot van
verwilderde duiven in hun jachtgebied? Zo neen, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 1. Gedeputeerde Staten kunnen toestemming verlenen voor
het inzetten van de middelen voor beheer en schadebestrijding op grond van de artikelen
65, 67 of 68. Uit navraag bij de provincie Zeeland blijkt dat de jachthouders in Kapelle de
benodigde toestemming hadden gekregen.
3.
Bent u bereid de landelijke vrijstelling op grond van artikel 75 voor het vangen van duiven
in de bebouwde kom in te trekken? Zo ja, binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet?
Ik neem aan dat u doelt op de vrijstelling die is opgenomen in artikel 16f van het Besluit
vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten. Ik ben niet bereid deze vrijstelling in te
trekken. Zoals bij vraag 1 aangegeven zijn de middelen waarmee dieren mogen worden
gevangen of gedood gereguleerd op grond van de Flora- en faunawet. Zo geldt op grond
van artikel 15, tweede lid, een verbod om zich buiten gebouwen te bevinden met bij
algemene maatregel van bestuur aangewezen middelen die geschikt zijn voor het doden
of vangen van dieren. Hieronder vallen ook niet-beschermde dieren. In artikel 11 van het
Besluit beheer en schadebestrijding dieren zijn deze verboden middelen aangewezen. De
aanwijzing geldt volgens het derde lid van artikel 11 van het voornoemde besluit niet, als
de houder aan kan tonen dat hij de middelen gebruikt in het kader van beheer en
schadebestrijding bij of krachtens artikel 65 tot en met 70 van de Flora- en faunawet.
Duiven kunnen binnen de bebouwde kom overlast veroorzaken. Artikel 67 van de Flora-
en faunawet noemt overlast niet als belang met het oog waarop verwilderde duiven
bestreden mogen worden. Artikel 11, derde lid, is dus niet van toepassing. Om het gebruik
van de vangkooi toch mogelijk te maken, is een vrijstelling opgenomen in artikel 16f van
het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, gebaseerd op artikel 75 van de
Flora- en faunawet.
4.
Bent u bereid ook bij overlast van verwilderde duiven binnen de bebouwde kom de
gemeenten aan te sporen diervriendelijke maatregelen te treffen om deze overlast tegen te
gaan, bijvoorbeeld door het gebruik van elektrostatische systemen of ultrasone geluiden
en nieuwe methodes te onderzoeken. Zo ja, op welke wijze en binnen welke termijn? Zo
neen, waarom niet?
Hiervoor verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen 4 en 6 van mijn brief van 7 mei 2008
waarin ik uw eerdere vragen over afschot van verwilderde duiven beantwoord.6
6 Zie voetnoot 1
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
30 juni 2008 TRCJZ/2008/1787 3
5.
Deelt u de mening dat er buiten de bebouwde kom geen sprake kan zijn van overlast van
verwilderde duiven anders dan geringe landbouwschade? Zo ja, deelt u de mening dat het
verlenen van ontheffingen voor afschot op die gronden dan ook onterecht is? Zo neen,
waarom niet en kunt u dan uiteenzetten wat voor schade duiven buiten de bebouwde kom
veroorzaken, wat de kosten zijn van deze schade en wat de economische gevolgen ervan
zijn?
Nee. Verwilderde duiven veroorzaken wel landbouwschade. Deze schade doet zich met
name voor op velden met pas gezaaide erwten en bonen en nagenoeg oogstbare erwten
en bonengewassen. Het Faunafonds kan alleen een tegemoetkoming in de schade
verlenen voor beschermde inheemse diersoorten. Zoals ik in het antwoord op vraag 1 heb
aangegeven, behoren gedomesticeerde duiven hier niet toe. Het Faunafonds kan dus voor
schade door verwilderde duiven geen tegemoetkoming verlenen. Daarom heb ik geen
gegevens over schade van verwilderde duiven.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
---- --
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit