Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bladnummer 1
Meerjarenafspraken OCW-HBO-raad
Meerjarenafspraak tussen de minister van OCW en de HBO-raad ter uitvoering van `Het
Hoogste Goed', strategische agenda voor het hoger onderwijs- onderzoek- en
wetenschapsbeleid.
Preambule
Dit document legt de meerjarenafspraak vast tussen de HBO-raad en de minister van OCW over
het vergroten van het studiesucces in en de kwaliteit van het hoger beroepsonderwijs. Deze
meerjarenafspraak heeft betrekking op de periode 2008-2011, met op onderdelen ambities tot en
met 2014.
Eind 2007 heeft de minister van OCW `Het Hoogste Goed' uitgebracht, de strategische agenda
voor het hoger onderwijs- onderzoek en wetenschapsbeleid. Eerder dat jaar hebben de HBO-raad
en de VSNU hun eigen beleidsagenda's gepresenteerd, waarin het bevorderen van
onderwijskwaliteit en een meer ambitieuze studiecultuur centraal staan.
`Het Hoogste Goed' wil initiatieven tot het vergroten van het studiesucces een steun in de rug
geven (Kamerstukken II 2007-2008, 31288, nr. 1). Daartoe stelt de minister van OCW de
hogescholen extra publieke middelen beschikbaar op grond van een meerjarenafspraak. Dit
document werkt deze meerjarenafspraak nader uit.
1 Ambities
De hogescholen en de minister zijn het erover eens dat het studiesucces van studenten en de
kwaliteit van het onderwijs verder moeten worden verhoogd. Door het maken van
meerjarenafspraken met de minister willen de hogescholen een antwoord geven op de vraag om de
kwaliteit van de afgestudeerden verder te verhogen.
Bladnummer 2
Daarnaast zien de minister en de hogescholen een belangrijke rol voor het hbo weggelegd om bij te
dragen aan de groei van het aantal hoger opgeleiden in Nederland. Hogescholen zijn al decennia
lang dé toegangspoort tot het hoger onderwijs. Honderdduizenden Nederlanders autochtoon en
allochtoon hebben via het hbo, vaak als eerste in het gezin, een stap kunnen zetten op de
maatschappelijke ladder. De hogescholen hechten aan deze emancipatoire rol van het hbo, en
willen ook in de toekomst deze rol blijven vervullen. Daar komt bij dat de arbeidsmarkt blijft
vragen om meer hoger opgeleiden. Zonder een verdere groei van het hbo zal binnen afzienbare
termijn een tekort aan hoogopgeleide kenniswerkers ontstaan.
Dat plaatst de hogescholen wel voor een moeilijke uitdaging. Want hoe kunnen zij aan méér
studenten met een steeds meer gevarieerde achtergrond het perspectief bieden op een succesvolle
opleiding en tegelijkertijd de kwaliteit van afgestudeerden verder versterken? De hogescholen
hebben kunnen constateren dat instromende studenten in toenemende mate deficiënties hebben op
cruciale terreinen; er zijn met name bij mbo'ers en havisten kennishiaten bij de vakken
rekenen/wiskunde en Nederlands.
De hogescholen en de minister zijn er van overtuigd dat dit om een gedifferentieerde aanpak
vraagt. Meer dan thans mogelijk is zullen de hogescholen een gevarieerd aanbod aan opleidingen
moeten bieden die aansluiten bij de diverse doelgroepen die aan een hogeschool gaan studeren. Zij
moeten structuur bieden voor hen voor wie de stap naar het hbo niet vanzelfsprekend is, en
uitdaging bieden voor degenen die méér willen halen uit de opleiding. Daarbij is het uitgangspunt
dat de versterking van de kwaliteit in al die varianten voorop staat. Goede docenten maken hier alle
verschil. Ruimte voor een sterke professionele cultuur onder docenten is de sleutel tot
onderwijsverbetering.
Het propedeusejaar vervult daarin een belangrijke rol in het studiesucces van de student.
Hogescholen hebben in de afgelopen jaren over de volle breedte van het hbo reeds het bindend
studieadvies ingevoerd. Dit heeft reeds bijgedragen tot een eerdere en betere verwijzing van
studenten in en na het eerste studiejaar. Dat laat onverlet dat de drie functies van de propedeuse -
oriënteren, selecteren en verwijzen - nog beter tot uitdrukking kunnen komen zodat de
onderwijsloopbaan van studenten tijdig kan worden bijgestuurd.
Die ambitie kan alleen worden waargemaakt als ook de regering een substantiële bijdrage levert.
Het kabinet zal zich in het verlengde van het advies van de Commissie Doorlopende Leerlijnen
Bladnummer 3
inspannen om het niveau van de instromende studenten te verhogen. Naast maatregelen die gericht
zijn op de middellange termijn zijn daarbij voorzieningen die reeds op korte termijn effect
ressorteren noodzakelijk.
De hogescholen zullen voor velen de springplank moeten blijven tot een succesvolle
maatschappelijke carrière. De meerjarenafspraken omvatten afspraken voor de gehele branche. Dat
betekent dat hogescholen afhankelijk van hun aard, opleidingenaanbod en missie op sommige
onderdelen doelstellingen kunnen hebben die er toe leiden dat zij boven of onder de hieronder
gestelde ambities uitkomen. Dat laat onverlet dat de hogescholen in gezamenlijkheid de
onderstaande afspraken willen realiseren.
Meerjarenafspraken:
1 de functie van de propedeutische fase te versterken
In een zo vroeg mogelijk stadium gedurende de propedeuse zullen hogescholen bekijken of
de student bij de voor hem of haar best passende opleiding studeert (matching/vroege
binding), zodat hogescholen succesvoller kunnen doorverwijzen. De instroom, doorstroom,
verwijzing en uitval (uit het hbo-bestel) zal worden gemonitoord.Vanwege de
orienterende, selecterende en verwijzende functie van de propedeuse zullen hier geen
streefwaarden aan worden gekoppeld.
2 het studiesucces te verhogen
De hogescholen zullen zich inspannen om het rendement van studenten in de post-
propedeutische fase te verhogen. Van het cohort dat met de postpropedeutische fase start in
2008/2009, heeft 90% van de studenten in 2012/2013 de studie afgerond. Ter vergelijking:
van de studenten die in 2001 met de postpropeduetische fase begonnen, behaalde 77% in
2006 het diploma.
3 Kwaliteit van de instroom
Voor het kunnen realiseren van een structurele verhoging van het studiesucces is onder
meer het nader te operationaliseren beleid van de bewindslieden met betrekking tot de
doorlopende leerlijnen rekenen & taal van grote betekenis als onderdeel van het beleid
tot verhoging van de kwaliteit van de instroom. Dat vergt verhoging van het niveau van
het taal- en rekenonderwijs in alle sectoren. Heldere referentieniveaus voor
rekenen/wiskunde en taal worden in augustus 2010 verankerd in de wetgeving.
Wettelijke verankering per 2010 betekent dat voor de komende jaren maatregelen nodig
zijn (extra leertijd, inhaalacties, differentiatie, etc) om deficiënties ten aanzien van taal
en rekenen van toekomstige hbo-studenten weg te werken. De bewindslieden van OCW
nemen het initiatief tot het maken van afspraken hierover voor 1 oktober 2008 met de
HBO-raad, VSNU, VO-raad en MBO-raad. De effecten daarvan dienen in elk geval bij
de instromende studenten in 2010 tot een aantoonbare versterking van de reken- en
taalvaardigheid te leiden.
Bladnummer 4
4 het onderwijsaanbod meer te differentiëren
De hogescholen zullen meer inspelen op de gevarieerde instroom door meer differentiatie aan
te brengen in het onderwijs. In 2014 neemt 10% van de bachelorstudenten deel aan
opleidingstrajecten (zoals honours programma's), die aanmerkelijk meer van studenten vragen
dan gemiddelde opleidingsprogramma's.
5. de kwaliteit van de docenten verder verhogen
Voor veel hbo-docenten geldt dat hun scholingsniveau verhoogd moet worden en dat zij meer
ervaring moeten opdoen met het doen van onderzoek in kenniskringen. In het convenant
LeerKracht van Nederland is afgesproken dat hogescholen er naar streven dat 70% van de
docenten in 2014 over een mastergraad beschikt (is nu 50%). Afhankelijk van het profiel van
de hogeschool zullen sommige hogescholen boven en andere onder deze norm zitten.
Daarnaast is in het convenant afgesproken dat hogescholen ernaar zullen streven dat in 2017
10% van de docenten beschikt over een PhD dan wel in een promotietraject participeert.
2. Lerende aanpak
De ambities voor het hoger onderwijs zijn hoog. Van de hogescholen en de universiteiten worden
aanzienlijke inspanningen verwacht om deze ambities ook daadwerkelijk te halen. Instellingen
worden daarbij in de gelegenheid gesteld om een werkwijze te kiezen die past bij hun eigen profiel.
Factoren die studiesucces en onderwijskwaliteit beïnvloeden blijken immers vaak per opleiding,
onderwijsconcept en instelling te verschillen. Uitwisselen van ervaringen kan instellingen helpen
bij het kiezen van de juiste aanpak. Het in beeld brengen van goede en slechte voorbeelden kan het
inzicht in `wat werkt' en `wat werkt niet' vergroten. Er is op dit moment nog te weinig evidence
beschikbaar om een aanpak te kiezen die `geheid' succes zal hebben. Het gaat om complexe
onderwerpen waarbij niet één of twee duidelijke oplossingen voorhanden zijn. Om instellingen te
ondersteunen zal de HBO-raad zorgen voor jaarlijkse uitwisseling van `practices' tussen
hogescholen.
Bij het in beeld brengen van de resultaten is het ook zaak oog te hebben voor factoren waar
instellingen nauwelijks tot geen grip op hebben zoals de thuis-/privé-situatie van studenten, de
voorbereiding van studenten in het toeleverend onderwijs, de hoogte van de studiefinanciering en
het werken door studenten naast de studie. Deze lerende aanpak kan ook nieuwe en betere
indicatoren opleveren om de voortgang van de ambities te volgen.
Op basis van de ervaringen tot nu toe, kan geconcludeerd worden dat voor het bereiken van de
ambities, inzet nodig is op:
Bladnummer 5
· een goede aansluiting tussen voorbereidend hoger onderwijs en hbo met ruimte voor selectie
en verwijzing in het eerste jaar;
· meer differentiatie tussen en binnen opleidingen (veeleisend voor de uitblinkers, inspirerend
voor iedereen, structurerend voor de achterblijvers);
· méér en blijvende inzet van lectoraten en kenniskringen in de kern van het onderwijsproces;
· stimulering van de kennisgemeenschap (kleinschaligheid en nieuwe vormen van binding).
De HBO-raad en de minister voeren jaarlijks overleg over de voortgang van de meerjarenafspraak,
o.a. aan de hand van de monitorgegevens. De HBO-raad werkt mee aan de levering van de
benodigde monitorgegevens.
3. Monitoring
Over de voortgang van de ambities wordt vanaf 2008 jaarlijks verslag gedaan in het document
Kennis in Kaart op basis van de volgende indicatoren:
1 Studie-uitval (uit ho) in de propedeuse
2 Rendement van studenten in de postpropedeutische fase na vier jaar (bron: 1-cijfer-HO)
3 Aantal studenten dat na het propedeutisch examen alsnog uitvalt uit het hoger
beroepsonderwijs
4 Percentage studenten dat méér dan het reguliere bachelorprogramma studeert
Vanaf 2010 worden deze cijfers ook per hogeschool gepubliceerd (waar mogelijk een nulmeting
in 2008), voor zover dat nu nog niet gebeurd.
Achtergrondvariabelen (onderwijscontext).
1. Studietijd en contacturen (in samenhang):
· gemiddeld tijdsbesteding aan studiegerelateerde activiteiten in uren per week
(perceptie student, bron: studentenmonitor);
· gemiddeld aantal uren per week/"contacturen instelling" (perceptie student, bron:
studentenmonitor);
· docent/studentratio (bron: 1-cijfer- HO/RAHO/WOPI/tijdbestedingonderzoek).
· Lector/studentratio (bron idem)
2. Het percentage van de studenten dat als zeer gemotiveerd kan worden beschouwd (bron:
Studentenmonitor).
Bladnummer 6
3. Het aandeel `goed' en/of `excellent' scores op aspecten uit de accreditatierapporten (bron:
NVAO).
4. Het aantal opleidingen dat de NVAO een bijzonder kenmerk of een kenmerk van bijzondere
kwaliteit heeft toegekend (bron: NVAO).
5. Het opleidingsniveau van hbo-docenten (bachelorniveau, masterniveau, gepromoveerd).
Vanaf 2010 worden deze cijfers ook per hogeschool gepubliceerd (waar mogelijk een nulmeting
2008).
Deze achtergrondvariabelen zijn relevant, maar er is geen sprake van een één op één relatie met de
kwaliteit van het onderwijs. Deze indicatoren moeten in samenhang bezien worden en ingebed in
een kwalitatief oordeel.
Om een zo objectief mogelijk inzicht te krijgen in de inspanningen van de hogescholen om aan
realisatie van de ambities bij te dragen zal de Inspectie van het onderwijs worden gevraagd in 2010
een (steekproefsgewijs) evaluatieonderzoek te doen. Uiteraard zal het karakter en de uitvoering van
dit onderzoek moeten passen binnen de wettelijk geregelde taken en bevoegdheden van de
inspectie.
4. Financieringsvoorwaarden
· De inspanningen van de hogescholen om het studiesucces te vergroten, zullen voor een
belangrijk worden gefinancierd uit de huidige lump sum. De enveloppemiddelen zijn
daarbij een noodzakelijke steun in de rug.
· In 2011 zal de minister van OCW besluiten of de toevoeging van de extra middelen aan de
lumpsum van de hogescholen onder de noemer van deze meerjarenafspraak wordt
voortgezet. Bepalende factor voor dit besluit is de mate waarin voldoende voortgang is
geboekt met het realiseren van de streefwaarden in deze afspraak in relatie tot de
inspanningen van de hogescholen.
5. Rol van partijen
· De HBO-raad bevordert medewerking van de hogescholen aan de ambities in deze
meerjarenafspraak, draagt zorg voor jaarlijkse uitwisseling van goede voorbeelden (in de vorm
van o.a. conferenties), werkt mee aan de jaarlijkse monitoring van de voortgang van het
realiseren van de ambities en draagt zorg voor een tussenrapportage eind 2010, waaruit blijkt
Bladnummer 7
welke inspanningen de hogescholen hebben geleverd om de ambities te bereiken. De HBO-
raad rapportage richt zich vooral op `het verhaal achter de cijfers': wat werkt wel en niet, wat
zijn goede voorbeelden, verschillen per (groep van) hogescholen, etc.;
· OCW ondersteunt de inspanningen van de hogescholen met extra investeringen. OCW zal zich
inspannen om de extra middelen die indicatief vanaf 2009 zijn gereserveerd op de aanvullende
post van het rijk feitelijk te doen belanden in de rijksbijdrage voor de hogescholen. Daarnaast
zal OCW zich inspannen om, indien nodig, te voorzien in faciliteiten in wet en regelgeving
die een bijdrage kunnen leveren aan het behalen van de gedeelde ambities.
6. Financiële paragraaf
A. Beschikbare enveloppemiddelen voor de meerjarenafspraken
a. Minder uitval en kwaliteitsimpuls 6.667 20.000 33.333 43.333 43.333
B. Beschikbare middelen die samenhangen met de ambities zoals neergelegd in `Het hoogste
goed'.
bedrage x
HBO n 1.000
1. Ambitieuze studiecultuur 2008 2009 2010 2011 2012
Enveloppemiddelen Coalitieakkoord (CA):
a Kwaliteitsverbetering docenten (verhoging
scholingsgraad) 3.000 5.000 10.000 10.000 10.000
b. Verhoging studierendement niet-westerse
allochtone studenten 4.000 8.000 12.000 17.000 17.000
c. Excellentie in onderwijs: binnen- en
buitenlandse talent (versterken opleidingen) 5.333 15.333 15.333
Subtotaal Enveloppemiddelen CA 13.667 33.000 60.666 85.666 85.666
Middelen uit eerdere begrotingen (Oud):
a. Kwaliteitsverbetering docenten
(promotievouchers hbo-docenten) 6.638 5.138 5.138 5.138 5.138
b. Middelen versterking kenniseconomie
(Voorjaarsnota 2006) ** 52.507 80.631 114.544 114.544 114.544
c. Middelen beroepskolom ** 11.467 9.859 9.859 9.859 9.859
d. Excellentie in onderwijs: binnen- en
buitenlandse talent (HSP) * 5.000 5.000 5.000 5.000 5.000
e. FES: Excellentie in onderwijs ** 10.000 10.000 15.000 15.000
Subtotaal Oud 70.612 95.628 129.541 129.541 129.541
Subtotaal Enveloppemiddelen CA + Oud 84.279 128.628 190.207 215.207 215.207
* Middelen hebben betrekking op het gehele hoger onderwijs
** Deze budgetreeks is (nog) niet gecorrigeerd voor loon- en prijsbijstellingen
Bladnummer 8
2. Verbinding onderwijs & arbeidsmarkt 2008 2009 2010 2011 2012
Enveloppemiddelen Coalitieakkoord (CA):
a. Nieuwe HBO-masters 5.000 10.000 10.000 20.000 20.000
b. Ondernemerschap (matching EZ) 7.500 7.500
Subtotaal Enveloppemiddelen CA 5.000 10.000 17.500 27.500 20.000
Middelen uit eerdere begrotingen (Oud):
c. Erkenning van verworven competenties 5.000 5.000 5.000 5.000 5.000
Subtotaal Oud 5.000 5.000 5.000 5.000 5.000
Subtotaal Enveloppemiddelen CA + Oud 10.000 15.000 22.500 32.500 25.000
3. Benutting van onderzoeksresultaten 2008 2009 2010 2011 2012
Enveloppemiddelen Coalitieakkoord (CA):
a. Praktijkgericht onderzoek hbo (Raak +
Lectoren en kenniskringen) 3.000 12.500 12.500 20.000
Subtotaal Enveloppemiddelen CA 3.000 12.500 12.500 20.000
Middelen uit eerdere begrotingen (Oud):
b. Raak 11.300 11.300 11.300 11.300 11.300
c. Lectoren en kenniskringen 50.585 50.585 50.585 50.585 50.585
Subtotaal Oud 61.885 61.885 61.885 61.885 61.885
Subtotaal Enveloppemiddelen CA + Oud 61.885 64.885 74.385 74.385 81.885
2008 2009 2010 2011 2012
Totaal Enveloppemiddelen CA 18.667 46.000 90.666 125.666 125.666
Totaal Oud 137.497 162.513 196.426 196.426 196.426
De minister zal verder in het kader van het Convenant LeerKracht van Nederland extra middelen
beschikbaar stellen ter ondersteuning van het streven naar meer docenten met respectievelijk een
mastergraad en de PhD-graad in het hbo.