Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus 20017
2500 EA DEN HAAG

Den Haag Ons kenmerk Uw brief van Uw kenmerk 30 juni 2008 PO/ZO/08/22237 22 april 2008 138091.28U

Onderwerp
Motie Linthorst

In uw brief van 22 april 2008 (kenmerk 138091.28U) geeft u aan dat in mijn brief aan de Tweede Kamer (TK 30 652, nr. 16) die ik u in afschrift heb verstuurd onduidelijk blijft in hoeverre het recht op onderwijs voor jongeren die op lichamelijke of psychische gronden zijn vrijgesteld, wordt geëffectueerd. In deze brief geef ik daarop een nadere toelichting.

Mijn uitgangspunt is dat ieder kind recht heeft op goed onderwijs en dat het de taak van de overheid is dit te waarborgen. Dit geldt dus ook voor jongeren met een ernstige psychische of lichamelijke beperking. Dit houdt mijns inziens in dat het niet zo kan zijn dat een jongere die ondanks een lichamelijke of psychische beperking in staat is onderwijs te volgen hiertoe niet de kans krijgt.

In lijn met dit uitgangspunt bestaat sinds de invoering van de Leerlinggebonden financiering in 2003 in het (voortgezet) speciaal onderwijs geen ondergrens meer voor de toelating van jongeren met een ernstige psychische of lichamelijke problematiek. Als voor deze groep jongeren naast extra onderwijsondersteuning ook extra zorg nodig is, dan kan een beroep worden gedaan op de AWBZ. Met de combinatie van (voortgezet) speciaal onderwijs en ondersteuning uit de AWBZ acht ik de toegankelijkheid en daarmee het recht op onderwijs ook voor jongeren met ernstige psychische- en/of lichamelijke beperkingen voldoende gewaarborgd.

Tegelijkertijd bestaat er een groep jongeren waarvoor het volgen van speciaal onderwijs niet tot de mogelijkheden behoort. Dit kan bijvoorbeeld inhouden dat er sprake is van dusdanig ernstige psychische of lichamelijke beperking dat het volgen van onderwijs (tijdelijk) niet mogelijk is. Ik acht het gerechtvaardigd dat ouders in deze gevallen een verzoek kunnen indienen om hun kind vrij te stellen van de plicht een school te bezoeken. De wet voorziet daarnaast in een waarborg door een verklaring van een arts te eisen.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl

blad 2/2

Binnen de Leerplichtwet bestaat volgens art. 5, onder a, de mogelijkheid dat jongeren met een ernstige lichamelijk of psychische beperking een vrijstelling wordt verleend van de leerplicht. Dit houdt in dat deze kinderen niet langer verplicht zijn een school te bezoeken.

In mijn brief van 6 juli 2007 (kenmerk PO/KO/07/28610) heb ik u geïnformeerd over het aantal jongeren dat een vrijstelling is verleend op deze grond. In het schooljaar 2005-2006 ging het in totaal om 1916 jongeren. Dit aantal is in de afgelopen 10 jaar vrijwel constant gebleven.

Een deel van de jongeren die zijn vrijgesteld van schoolbezoek bezoeken een Kinderdagcentrum (KDC). KDC's zijn formeel geen onderwijsinstellingen. De activiteiten die worden verzorgd zijn echter wel gericht op de ontwikkeling van het kind. Daarnaast werken KDC's vaak samen met onderwijsinstellingen om activiteiten te verzorgen.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd over de wijze waarop het recht op onderwijs voor kinderen met een ernstige lichamelijke of psychische beperking wordt geëffectueerd. Ik acht het met het oog op het voorgaande op dit ogenblik niet nodig aanvullende maatregelen te nemen of een onderzoek uit te zetten.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Sharon A.M. Dijksma