Beantwoording vragen van het lid Ferrier over de Twinningfaciliteit voor Suriname
30-06-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Ferrier over de Twinningfaciliteit voor Suriname. Deze vragen werden ingezonden op 9 juni 2008 met kenmerk 2070822310.
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders
Antwoorden van de heer Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van het lid Ferrier (CDA) over de de Twinningfaciliteit voor Suriname.
Vraag 1
Is het waar dat de Twinningfaciliteit 2008 - 2011 voor Suriname nog niet in werking is getreden? Zo neen, wanneer dan wel en hoe verhoudt zich dit tot uw toezegging in het algemeen overleg over Suriname op 30 januari 2008 zo snel mogelijk met deze faciliteit te willen starten? 1) Zo ja, sinds wanneer is de Twinningfaciliteit 2008 - 2011 voor Suriname in werking getreden?
Antwoord
Door middel van een publicatie in de Staatscourant van 9 november 2007 zijn belangstellenden uitgenodigd een subsidieaanvraag in te dienen voor de zogenaamde loketfunctie in het kader van de Twinningfaciliteit Suriname-Nederland. Dit loket zal vervolgens particuliere initiatieven in het kader van de Twinningfaciliteit Suriname-Nederland ondersteunen (zie ook het antwoord op de vragen 2 en 3).
Uit het oogpunt van doelmatigheid kon voor de loketfunctie slechts één aanvrager voor subsidie in aanmerking komen. De termijn waarbinnen aanvragen hiervoor konden worden ingediend sloot op 1 januari 2008. Een selectiecommissie heeft vervolgens de aanvragen beoordeeld (in januari en februari), waarop ik in maart 2008 een beslissing heb genomen en de subsidie aan de firma Berenschot heb verleend.
Thans beperkt mijn betrokkenheid bij de uitvoering van de Twinningfaciliteit zich tot het beheer van de subsidierelatie tussen het ministerie en Berenschot en wijkt de aard van deze betrokkenheid niet af van de gebruikelijke gang van zaken ten aanzien van andere subsidieontvangers die subsidiemiddelen aanwenden voor de ondersteuning van derden.
Berenschot heeft ten behoeve van de Twinningfaciliteit de Uitvoeringsorganisatie Twinningfaciliteit Suriname Nederland (UTSN) opgericht, die thans bezig is met de inrichting van de loketfunctie. De website van de UTSN is al enkele weken in de lucht en de contactpersonen zijn daarop kenbaar gemaakt (
De eerste aanvraagronde is voorzien vanaf 1 juli aanstaande. Vanaf de website kunnen belangstellenden dan een aanvraagformulier voor projectvoorstellen downloaden. De eerste ronde staat open in de maanden juli en augustus. In september en oktober zal door de UTSN besluitvorming plaatsvinden over de ingediende voorstellen. In principe zal twee keer per jaar een 'call for proposals' uitgaan.
Vraag 2
Door wie en op grond van welke criteria zullen de subsidieaanvragen beoordeeld worden? Op grond van welke criteria zal de selectie van projecten plaatsvinden?
Antwoord
Zie ook het antwoord op vraag 1. De projectvoorstellen worden telkens na sluiting van de indieningstermijn van een aanvraagronde beoordeeld door de UTSN.
De kaders voor de Twinningfaciliteit zijn gesteld in de in het antwoord op vraag 1 genoemde publicatie in de Staatscourant van 9 november 2007. Nederland streeft naar een brede relatie met Suriname, van samenleving tot samenleving en niet louter van overheid tot overheid. Voor financiële ondersteuning kunnen in aanmerking komen initiatieven van samenwerkende Nederlandse en Surinaamse particuliere organisaties, waarbij sprake dient te zijn van kennisuitwisseling, capaciteitsversterking, institutionele versterking en armoedebestrijding in Suriname.
Concrete projectvoorstellen zullen door de UTSN worden beoordeeld op hun bijdrage aan de doelstellingen van de Twinningfaciliteit, de duurzaamheid van het project, de mate van vraaggestuurdheid van het project, de kwaliteit van het projectplan, alsmede de kwaliteit van de projectorganisatie.
Vraag 3
Voor welke organisaties/instituties zal deze faciliteit opengesteld worden? Zullen daar ook het Midden- en Kleinbedrijf onder vallen en gemeentelijke contacten of stedenbanden? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
Zie ook het antwoord op vraag 2. Vanuit het streven om de relatie tussen beide samenlevingen te verbreden en verdiepen, kan uit de Twinningfaciliteit een financiële bijdrage worden verleend ten behoeve van activiteiten van Nederlandse particuliere organisaties en hun Surinaamse counterparts. Gezien dit streven zijn Nederlandse overheidsorganisaties (rijksoverheid, provinciale en gemeentelijke overheden) uitgesloten van de twinning. Dat geldt ook voor (vak)ministeries in Suriname. Daar komt bij dat deze overheden in de regel beschikken over eigen middelen voor ontwikkelingssamenwerking.
De Twinningfaciliteit is evenmin bedoeld als bedrijfsleveninstrumentarium, dat reeds in voldoende mate voor Suriname aanwezig is. Een voorbeeld is PSOM, dat in Suriname succesvol is. Economische bedrijvigheid is als thema derhalve uitgesloten.
Vraag 4
Deelt u de mening dat deze faciliteit laagdrempelig zou moeten zijn? Zo ja, hoe wordt dat gewaarborgd?
Antwoord
Ja, de Twinningfaciliteit dient laagdrempelig te zijn. Daartoe heeft de UTSN ook maatregelen getroffen. Zo wordt een deel van het budget voor de Twinningfaciliteit gereserveerd voor kleine projecten om te waarborgen dat niet alle middelen volledig worden opgesoupeerd door enkele grotere projecten. Juist nieuwe initiatieven voor samenwerking hebben veelal in het begin een kleinschalig karakter. Voorts zal de Twinningfaciliteit de mogelijkheid bieden van (beperkte) steun bij het identificeren van geschikte partners (voor Surinaamse organisaties die een Nederlandse partner zoeken) en bij het opstellen van volwaardige projectvoorstellen. Niet gehonoreerde projectvoorstellen zullen worden voorzien van een motivatie, opdat organisaties in een volgende ronde in staat zijn een eventueel verbeterd voorstel in te dienen.
Vraag 5
Op welke wijze wordt bekendheid aan deze faciliteit gegeven?
Antwoord
Een nieuwsbericht over de twinningfaciliteit is op 2 juni jongstleden geplaatst op de website van het ministerie,
1) Verslag van een algemeen overleg, Kamerstuk 20 361, nr. 129, vergaderjaar 2007-2008
Ministerie van Buitenlandse Zaken