preïmplantatie genetische diagnostiek
Ministerraad akkoord met brief over preïmplantatie genetische diagnostiek
Nieuwsbericht, 27 juni 2008
De ministerraad heeft vandaag ingestemd met de brief van
staatssecretaris Bussemaker van VWS over preïmplantatie genetische
diagnostiek (PGD).
In de brief staan de criteria aan de hand waarvan een verzoek om PGD
moet worden beoordeeld door deskundigen. Hierdoor wordt de toepassing
van de techniek ingekaderd en genormeerd.
Door een zorgvuldige toepassing van de criteria kan de behandeling
onder voorwaarden worden uitgevoerd bij paren die PGD als mogelijkheid
zien om een kind te krijgen zonder de (zeer) ernstige genetische
ziekte of aandoening die in hun familie voorkomt. Bij erfelijke
ziekten of aandoeningen zal een individuele beoordeling plaatsvinden
binnen het afwegingskader door betrokkenen en professionals in het
ziekenhuis. Voor erfelijke ziekten en aandoeningen waarvan niet vast
staat dat de drager de ziekte of aandoening ook werkelijk krijgt
(onvolledige penetrantie) moet op individueel niveau vastgesteld
worden dat er qua risico en ernst sprake is van vergelijkbaarheid met
de ziekten en aandoeningen met nagenoeg volledige penetrantie.
Door het stellen van de kaders wordt tevens voorkomen dat het
toepassingsgebied ongewild en ongewenst kan verschuiven naar patiënten
bij wie geen hoog individueel risico aan de orde is om de erfelijke
ziekte of aandoening ook daadwerkelijk te krijgen.
Voor PGD komt een aparte regeling. Momenteel wordt onderzocht onder
welk wettelijk kader PGD het beste kan worden ondergebracht.
Verder zal het Kabinet de ontwikkelingen van een richtlijn PGD door
een landelijke multidisciplinaire commissie ondersteunen. Aan deze
richtlijncommissie wordt ook gevraagd om, wanneer een instelling
overweegt PGD toe te passen bij een ziekte of aandoening waarvoor dat
niet eerder is gebeurd, dit voornemen aan de criteria te toetsen.
Het Kabinet is, gelet op de al gehouden consultatie van de groep van
deskundigen, van mening dat de eerste casus waarbij PGD zal worden
toegepast in verband met erfelijke borst- of eierstokkanker niet meer
door de richtlijnencommissie hoeft te worden beoordeeld.
Een instelling die PGD uitvoert krijgt de verplichting ieder jaar een
rapportage aan het ministerie van VWS te sturen. Dit verslag gaat
vervolgens naar de Tweede Kamer. Zo blijven Kabinet en de Tweede Kamer
goed op de hoogte van de uitvoeringspraktijk.
De brief wordt nu aangeboden aan de Tweede Kamer.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport